Zeilreis richting Schotland. deel 3

Wat vooraf ging: deel 2

Zaterdag 26 augustus 2017

Omdat onze Engelse buurman om acht uur wil vertrekken, kiezen wij om kwart voor acht het ruime sop. De andere buurman is vanmorgen om zes uur al weg gegaan. Gisteravond hebben we de verschillende opties voor onze terugreis, in relatie tot de windverwachtingen tegenover elkaar afgewogen en zo een grof plan gemaakt voor onze laatste vakantieweek. We varen nu naar Blyte, een trip van 55 mijl. Als we gemiddeld vijf mijl varen doen we er dus elf uur over, bij een gemiddelde van vier knopen komen daar nog drie uur extra bij. We hebben afgesproken dat we dus minimaal vier knopen moeten lopen en als dat niet lukt, zijn we genoodzaakt de motor erbij te zetten. Als het allemaal helemaal niet wil lukken kunnen we uitwijken naar Amble, dat 42 mijl van Eyemouth verwijderd ligt.
Het eerste uur varen we flitsend, met een snelheid van soms zelfs boven de zes knopen. We varen halve wind dus we voeren behalve het grootzeil ook de halfwinder. Na anderhalf uur zakt de wind terug naar drie knopen en onze snelheid eveneens. Maar we hebben geluk, want op het moment dat we op een gemiddelde snelheid van 4,04 zitten, trekt de wind weer aan en hebben we weer een snelheid van boven de vijf knopen.
Ricco gooit de vislijn uit met zijn gister nieuw gekochte blinkertjes eraan. Die werken uitstekend want binnen een mum van tijd heeft hij een knoepert van een makreel aan de haak geslagen. We weten dus al wat er vanavond op het menu staat.

Even na enen, we varen het eiland Innerfarne voorbij, vraagt Ricco om de verrekijker. Hij ziet op de bank van het eiland, Knoxes Reef genaamd, een hele kolonie zeehonden liggen. We horen ze huilen met z’n allen. “Woehoehoehoe” horen we ze nog lang verdrietig roepen.

Tegen twee uur hebben we nog wel een voortgang van 2,1 knoop door het water, maar wetende dat we de komende twee uur nog stroom tegen hebben, doet Ricco besluiten de motor aan te zetten, zodat we nog enige voortgang houden.

Om half vier zijn we ter hoogte van Dustainburgh castle, dat we vanaf hier mooi aan de kust kunnen zien liggen, ten noorden van Great Carr. Onze VMG is nu nog 5 uur, wanneer we een gemiddelde voortgang houden van 5 knopen.

Een half uur later, net als de stroom weer mee gaat lopen, is er weer 6 knopen wind. Ik weet niet hoe snel ik de motor uit kan zetten. We kunnen weer zeilen, wel aan de wind, maar met de stroom erbij hebben we weer een goede voortgang. De lol duurt een uur en dan draait de wind plotseling alle kanten op. Ik weet even niet hoe ik moet sturen en dan valt er al helemaal niets meer te sturen, want dan is onze voortgang nul. Door de stroom beginnen we een rondje te draaien, dus ik zet snel de motor aan. Zo hebben we weer voortgang en wordt de boot weer bestuurbaar. We bevinden ons inmiddels 2 mijl van Amble af en we moeten een besluit nemen; koersen we op Amble af of toch op Blyte. Ik stel voor om op Amble af te koersen, maar mocht er toch weer wind komen, de koers naar Blyte weer op te pakken. Zo gezegd, zo gedaan; we koersen op Amble. En dan komt de wind inderdaad terug, maar Ricco besluit om toch in Amble te gaan liggen. Hij troost mij met de gedachte dat we dan morgen eerst Amble kunnen bekijken. Aan het eind van de dag, als het water weer voldoende is gestegen, kunnen we dan op Blyte aankoersen, dat nu nog maar 15 mijl verderop ligt. Blyte bekijken we dan de dag daarop. Ik vaar de Pinta de haven in en leg aan aan de aanlegsteiger. Daar vinden we de instructie op welke plek we moeten gaan liggen. Als we een uurtje binnen liggen komt de boot van Collin en zijn bemanning ook weer binnen varen. We zwaaien verrast naar elkaar.

En, oh ja! Da ’s waar ook; We zijn nu weer in Engeland en hebben vandaag Schotland al weer verlaten…

Zondag 27 augustus 2017

We lopen vanuit de haven rechtstreeks het dorpje Amble in op zoek naar enig vertier op deze zondagochtend. Aan de kade zijn een aantal leuke kiosken in kleine gebouwtjes van houten planken, vast bedoeld om de toeristen naar dit havenplaatsje te lokken.

Verderop op de kade drommen mensen samen voor de open dag van de reddingsbrigade. Er zijn een heleboel kraampjes met prullaria, waar achter een leger van vrijwilligers haar best doet om geld in te zamelen voor de reddingsbrigade.
De zeeverkenners, in vol ornaat, in matrozenpak met de platte pet op en met witte handschoenen aan, staan aan de kade te wachten op de aangekondigde demonstraties van de reddingsbrigade. Het leger is er ook, militairen proberen kleine jongetjes te verleiden voor het soldatenvak, door hen door het vizier van een echte mitrailleur te laten kijken. Hier word ik heel somber van. Dit is geen soldaatje spelen meer, hier maken ze kennis met het echte werk, zonder in welke mate dan ook te beseffen wat ze aan het doen zijn.

Dan start vlak voor de haveningang de demonstratie van de reddingsbrigade. Drie mannen, gekleed in een overlevingspak, laten zich uit een rubberbootje in het water tuimelen. De eerste wordt ‘gered’ door de mannen van de reddingsbrigade in een rubberen raft, de andere twee door de grotere reddingsboot. We lopen door en komen op de zondagse markt terecht.
In een van de kramen ligt een volledig gebraden varken op de toonbank, de kop er nog aan, de rest van het lichaam in plakken gesneden. Zo zie je wel wat je eet, maar mij nodigt het niet uit een stuk vlees te kopen.

Aan de overkant van de haven zien we het twee kilometer verderop gelegen Warkworth Castle liggen. De hoeveelheid kastelen en abdijen uit de middeleeuwen is enorm, hier overal langs de kust. We hebben er verder nog niet zo heel veel van gezien of gelezen, maar je kunt je voorstellen dat er hier veel ridderverhalen in de geschiedenis moeten zitten.

Over de geschiedenis van Amble wordt tijdens onze wandeling door het dorp duidelijk dat Amble een klein gehucht, een boerendo was, totdat in het midden van de negentiende eeuw een haven werd ontwikkeld voor het verschepen van kolen uit de kolenmijnen. Ook werd er een treinstation aangelegd, zodat de kolen overgeladen konden worden. Het verschepen van de steenkool nam toe van 79.500 ton in 1840 naar 415.291 ton in 1895; ruim vijf keer zo veel! In het jaar 1900 deden zo’n 7000 vaartuigen de haven aan. Er waren in die tijd tien pilots nodig om de schepen de haven binnen te loodsen. De steenkoolverscheping bereikte haar hoogtepunt in 1929/30. Honderddertig jaar na de ontwikkeling van de haven en het station, in 1969, ging het station dicht, omdat de kolenmijn ontmanteld was. In 1958 was ook de steenfabriek al gesloten. De klei, bijproduct van de steenkoolopgravingen, werd hier tot die tijd gebakken tot bouwstenen; ze gingen hiertoe vijf dagen de oven in, die temperaturen tot wel 1260 graden kon bereiken.
Dertig ton kolen werden gebruikt om 60.000 stenen per week te produceren, de meeste stenen werden gebruikt voor het bouwen van huizen in dit stadje.

Als je in het stadje rondloopt, voel en zie je aan alles dat het hier gaat om een arbeidersdorpje en dat er hier geen rijkelui wonen. Het doet wat triestig aan, hoewel de kleine huisjes met de tuintjes er over het algemeen keurig verzorgd uit zien.

Met het verdwijnen van de industrie is hier tegelijk ook veel werkgelegenheid verdwenen. De laatste jaren is er veel geïnvesteerd om Amble nieuw leven in te blazen. In 2013 is de visie ‘Amble the Seafood town’ ontwikkeld. Deze visie is gebouwd op de economische en strategische behoefte om rondom Amble’s natuurlijke bronnen een aantrekkelijke toeristische bestemming te ontwikkelen. Als gemeenschap willen ze bouwen op het aanwezige potentieel; de voedselindustrie, de lokale vissersvloot en het verbeteren van de promenade. De kiosken die we aan de kade hebben gezien zijn hiervan eveneens een voorbeeld. Er is, in samenwerking met de plaatselijke school, door een aantal tieners een online spel ontwikkeld om het stadje verder te ontdekken met behulp van je smartfoon. Een mooi initiatief, dat mede mogelijk wordt gemaakt door de gratis WiFi in de stad. Ook is er een Seafood Centre ontwikkeld, welke wij bezoeken. Het is een onderzoek- en onderwijscentrum, dat zich focust op de commerciële schelpdiersoorten. Er worden bijvoorbeeld krabben en kreeften gekweekt, en de bezoekers van het centrum kunnen zien hoe dat in zijn werk gaat. Alles over de kreeften wordt op panelen duidelijk uitgelegd; het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes, hoe ze gevangen worden, hoe ze vervellen en de stadia die een kreeft doormaakt van eitje via larve en vervolgens naar een soort van kinderkreeft en tenslotte naar een volwassenkreeft. Voor het kweken van de kreeften worden zwangere vrouwtjes gevangen, die soms wel 20.000 eieren bij zich dragen. De kreeftjes die net uit het ei zijn gekomen worden ieder in een apart bakje gezet, de beesten schijnen namelijk nogal kannibalistisch van aard te zijn, en er wordt constant zeewater door de bakjes gespoeld. Ik heb nog nooit van m’n leven zulke kleine kreeftjes gezien, ze zijn maar een paar centimeter lang. De larven blijven rond de 15 – 35 dagen in de tank en worden 3 keer per dag gevoederd. In de tijd dat ze in de tank verblijven, vervellen ze drie keer.

Nu verkennen we de rest van de stad en komen langs een enorm moestuincomplex, lopen door de arbeiderswijken en komen uit op het pleintje met de zonnewijzer en het herdenkingsmonument voor de slachtoffers die zijn gevallen in de eerste en tweede wereldoorlog. Een gepensioneerde militair staat er, in militair pak, al zijn onderscheidingen fier opgespeld, met een klein standje voor, om geld in te zamelen voor de restauratie van het monument. We maken een praatje met hem en hij vertelt hoe belangrijk het toerisme voor het stadje is, momenteel nog zo’n beetje de enige bron van inkomsten hier.

Om half vijf is er voldoende water om te kunnen vertrekken naar Blyth.
We varen tegen de wind in op de motor naar de rode ton, die een eindje de zee op staat. Daar hijsen we de zeilen en varen om de ondiepe plekken heen. Ik stuur en Ricco navigeert.
Als we de ondiepe plekken voorbij zijn, zet Ricco een koers uit naar de invaart van de haven van Blyth. We moeten daarvoor aan de wind varen. Er staat een heerlijk windje en we schieten mooi op. Het is prachtig zeilweer en ik geef ons derde bemanningslid, de stuurautomaat, een dagje vrijaf en neem zelf de helmstok ter hand. Soms valt de wind een beetje terug, maar al snel is hij weer op krachten. Soms ruimt de wind een beetje en even later krimpt hij weer. In die gevallen stelt Ricco telkens de zeilen bij. In 3 uur en 21 minuten varen we de 16,3 mijl met een gemiddelde snelheid van 4,85 knopen. Om even voor achten leg ik aan in de haven van Blyth, waar Ricco de twee gevangen makrelen schoonmaakt op de kade.

We liggen in de jachthaven van de Royal Northhumberland Yacht Club, die naast de commerciële haven gelegen is. Dat brengt wel de nodige herrie met zich mee. Het laden van de containers maakt helemaal een hels kabaal, maar ook nadat het containerschip is vertrokken, blijven in de haven op andere plekken de generators razen.

Morgen, dinsdag, gaan we Blyth verkennen en woensdag gaan we waarschijnlijk verder naar Scarborough. Tenzij blijkt dat er in Blyth niet zo veel te doen is. In dat geval zeilen we morgenmiddag naar New Castle, dat een mijl of tien zuidwaarts ligt.

Maandag 28 augustus 2017

Al voor tienen staan we op de steiger, aan het einde waarvan een aantal aalscholvers op de uitkijk staan. Tussen de zeilboten ligt er ook een zeekano met een kleine slaapaccommodatie in de punt. Volgens Ricco is het mogelijk met dit apparaat de oceaan over te steken. Mij niet gezien! ‘Kijk! Hiermee kun je de zee leeg zuigen’ zegt Ricco even verderop, terwijl hij naar de lenspomp wijst die aan de steiger staat.

Eerst gaan we op zoek naar het havenkantoor, dat, inclusief de toilet- en doucheaccommodatie, gevestigd blijkt in een oud lichtschip dat ook in de haven ligt. Het is het oudste nog drijvende lichtschip in Engeland. De deur is gesloten, maar Ricco, nooit voor één gat te vangen, ontdekt dat de deur aan de andere kant van het schip ons er wel toegang toe verschaft.

Het centrum van Blyth is een klein uur lopen. We lopen langs de commerciële haven waar we enorme katrollen zien liggen van wel 10 meter hoog, waar omheen enorm dikke kabels gewikkeld zijn, sommigen met een doorsnee van, naar onze schatting, wel 30 centimeter in doorsnee. Dit is het soort kabels dat net onder het bodemoppervlak van zeeën en oceanen gelegd wordt om continenten met elkaar te verbinden.
We lopen via het Ridley Park, een bijzonder mooi park, dat naar mijn bescheiden mening in een omgeving als deze hard nodig is. De huizen zijn klein, slecht onderhouden en dicht op elkaar gepakt. Als ik hier zou wonen, zou ik als t maar even kon de tijd in dit park doorbrengen. Er is ook een boel speelgelegenheid voor kinderen. Er is zelfs een speelplaats met de wat stoerdere speeltoestellen, speciaal bestemd voor kinderen van 11 jaar en ouder. Ik vind dat een geweldig idee, want meestal worden kinderen van boven de 12 jaar geweerd uit speeltuinen en dan vinden we het gek wanneer ze verveeld gedrag gaan vertonen.

Er wordt op de borden verwezen naar een aantal kunstwerken. Van één ervan is alleen de sokkel overgebleven, de buste die de naamgever aan het park voorstelde, is al in 2008 gestolen. De man, plaatselijk politicus aan het einde van de 19de eeuw, was eerder ook de eigenaar van de grond, welke hij aan het begin van de 20ste eeuw schonk aan de gemeenschap. Ricco is gelukkig genegen om zijn hoofd uit te lenen, zodat ik het kunstwerk toch nog kan fotograferen.
In het park staat ook het clubgebouw van de ‘Friends of Ridley park’, de club vrijwilligers die zorgt voor de instandhouding van het park.

Via de kade lopen we in de richting van het centrum. Het centrum is uitgestorven. Overal zijn de rolluiken naar beneden. We lopen door een winkelpassage, hier zijn de winkels wel geopend. Terwijl ik even een paar hemdjes uitzoek neemt Ricco plaats op de stoel met daarop de tekst ‘Menseat. Please make yourself comfortabele. This could take some time’.
Als we het winkelcentrum via de achterzijde weer verlaten, komen we in een kakofonie van minstens 20 verschillende soorten keiharde muziek terecht. Het is kermis hier. ‘We vallen alweer met de neus in de boter’ zegt Ricco met een lichte ironie in zijn stem. Alles in mij zegt dat ik zo snel mogelijk uit deze herrie moet zien te geraken. Als we een paar blokken verder zijn is de muziek weggestorven en bevinden we ons opnieuw in uitgestorven straten. We worden hier niet blij van. Het kan er aan liggen dat op maandag heel veel winkels zijn gesloten, maar voor ons druipt de triestheid van de huizen en stroomt vervolgens verder door de straten. We gebruiken ergens de lunch en besluiten dan terug naar de boot te lopen om een plan te maken voor het vervolg van onze reis. Het is heerlijk zonnig weer en het is goed toeven in de kuip. We besluiten daarom om pas morgen, maar dan heel vroeg, te vertrekken. Er staat morgen een zuidwestenwind, dus als die ook nog enige kracht heeft, moeten we een eind kunnen komen. Naar Scarborough misschien? Of toch naar Hartlepool? We zien morgen wel hoe ver de wind ons brengt.

Eerst maar eens eten en vanavond vroeg de koffer in, zodat we morgen op tijd kunnen vertrekken. Ik maak een salade en Ricco bakt er de gister zelf gevangen makrelen bij.
Dinsdag 29 augustus 2017

Om vijf uur gaat de wekker. Niet dat ik daar wakker van word, dat dan weer niet. Ik heb om wakker te worden Ricco nodig, die mij komt vertellen dat mijn wekker gaat.
Ik kleed me warm aan, want de zon, die bijna opkomt, heeft nog niet de gelegenheid gehad de aarde op te warmen.

Eenmaal weer buiten op zee kiezen we een koers van 144 graden. Daarmee kunnen we ruim om het uitstekende puntje bij New Castle heen varen. Waarna we 150 graden kunnen gaan varen.
We hebben halve wind die vanaf het land de zee op komt waaien. We hadden een wat meer noordelijke wind verwacht en ook één met wat meer kracht. Het gaat langzaam. We voeren de halfwinder aan bakboord en de uitgeboomde Genua aan stuurboord, de zeilvoering voor de wind die we verwacht hadden, met wind die meer van achteren komt. Dat werkt dus echt niet voor onze huidige wind. Ricco haalt de boom er al snel weer uit en we rollen de Genua in. Dan gaat het grootzeil omhoog. Met beide zeilen aan bakboord loopt de voortgang op.
Er liggen hier een heel aantal grote schepen voor anker, en bovendien varen er een heel aantal vissersboten van alle soorten formaten. Grote imponerende, die je heel goed in de gaten moet houden, omdat ze dan weer hierheen en dan weer die kant op varen, of de hele kleintjes die je bijna over het hoofd ziet als je niet uitkijkt.
Aan de wal volgt een hele reeks van dorpjes elkaar op, als kralen aan een ketting aaneen geregen; vooral kleine witte en rode kraaltjes, met af en toe een grotere grijs-bruine kraal ertussen, herkenbaar aan de hoogbouw blokkendozen en de rokende pijpen van industriële activiteit.

Je moet hier op zee zo vlak voor de kust goed uitkijken voor de vlaggetjes en bolletjes in het water die vangkooien voor krabben, kreeften of vissen markeren. Het lijkt wel alsof ze allemaal precies op onze koers zijn uitgezet.
We gooien zelf ook de vishaakjes maar weer in het water. Al snel heeft Ricco één makreel gevangen. Het is niet zo’n enorm grote, dus we gooien de draad met het plankje nog maar eens uit.

Daar heb je weer zo’n oranje bolletje liggen, precies in ons vaarwater. Ik besluit maar wat extra afstand te nemen van het bolletje, omdat die vislijn achter ons aansleept, ik moet zien te voorkomen dat die straks ergens achter blijft haken! Nog iets meer naar bakboord vaart een vissersbootje, niet zo’n hele grote, maar ook niet zo’n kleintje; een beetje er tussenin. Ik besluit tussen het bootje, dat van ons afvaart, en het oranje bolletje te sturen. Als ik bijna tussen het oranje bolletje en de vissersboot in ben, hoor ik ineens een harde schreeuw. ‘Hé’ roept de visserman in zijn bootje en hij gebaart verontrust in de richting van het oranje bolletje. Wat bedoelt die man nou, vraag ik me af.
En dan opeens zie ik het; er loopt een lijn, met kleine witte eivormige drijvers eraan, tussen de boot en het oranje bolletje. Het is een net! En het oranje bolletje markeert de achterkant daarvan! Ik vaar bijna over het net heen! Ik zwenk de helmstok naar links en wijk naar stuurboord uit. Tegelijk roep ik Ricco, want ik wil graag dat er iemand meekijkt of dit wel goed gaat. Ricco geeft mij de nodige aanwijzingen, totdat we de boot, inclusief het net dat achter zijn boot hangt, veilig gepasseerd zijn. Dan ga ik terug naar mijn koers. Weer wat geleerd! Ook middelgrote vissersbootjes kunnen een net achter zich aan trekken.

Na vierenhalf uur varen neemt Ricco het roer van mij over. We hebben nu tweederde afgelegd van de afstand die we vandaag hebben te gaan, met een gemiddelde van om en nabij vier knopen per uur.

Het is nu half elf en het is nog steeds koud. De zon zit nog steeds verscholen achter een dik pak wolken, dat de hemel gesloten houdt.

Om half twaalf is de wind op en besluiten we het laatste uur op de motor te varen, zodat we vanmiddag nog wat van Hartlepool kunnen zien. We varen de baai verder in, passeren de toegang tot de commerciële haven en sturen op de sluis aan die voor de jachthaven ligt. Blijkbaar zien ze ons al aankomen, want de deuren gaan al een eindje open. Het laatste water van het hoogteverschil gutst tussen de sluisdeuren door naar buiten. Er wordt gefloten en iets geroepen; ik denk dat we worden gewaarschuwd voor de stroming die zo vlak voor de sluis is ontstaan. Ricco stuurt de boot de sluis in. Ik hang de willetjes, zoals wij gewoon zijn, aan de stuurboordskant en ga aan de stuurboordskant op de voorplecht klaar staan met de lijn om aan te leggen in de sluis. Dan zie ik ineens dat je in deze sluis aan bakboordzijde moet aanleggen. Ik schreeuw de boodschap naar Ricco, maak de lijn los van de kikker aan stuurboordskant om hem aan de andere zijde weer vast te leggen. Snel breng ik ook twee willetjes naar de andere kant. Ricco doet met de lijn aan de de achterkant hetzelfde. Het lukt om zonder problemen aan te leggen aan de drijvende steiger in de sluis.
Als we bijna geschut zijn, klimt de havenmeester klimt de trap van de kade naar de steiger. Ze vertelt Ricco waar we zo in de haven aan moeten leggen. Al met al is het inmiddels toch al weer kwart voor twee geworden. Voor we de stad in gaan marineert Ricco de zojuist gevangen vissen, nadat hij deze heeft schoongemaakt. De sluiswachter komt nog even langs en zegt dat hij ons niet via de marifoon kon bereiken toen hij ons wilde waarschuwen dat we aan bakboordzijde moesten aanleggen in de sluis. Ah! Dat was het dus wat hij ons wilde vertellen! Wel raar, want we hadden de marifoon op het goede kanaal staan, want we hebben de sluiswachter later wel tegen een ander schip horen praten.

We melden ons bij het havenkantoor en lopen direct door naar het museum of Hartlepool. Het is het het National Museum of Royal Navy Hartlepool. Ik ben niet zo’n fan van het leger, en kick niet echt op kanonnen en granaten, maar Ricco heeft van de buurman hier in de haven gehoord dat het museum een echte aanrader is. Bovendien ligt er een heel groot houten schip uit vroeger eeuwen dat te bezichtigen is en dat trekt Ricco wel. Achteraf moet ik toegeven dat het echt een fantastisch mooi opgezet museum is. Er is een enorme kade nagemaakt, met daarin huizen en winkels uit vroeger tijden, we schatten de eerste helft van de 19de eeuw, die je allemaal kunt bezoeken. In elke huis, winkel of werkplaats wordt een levensechte scène uitgebeeld met levensgrote poppen, geluiden en een verhalenverteller die door de speaker de scène toelicht. Elke ruimte is prachtig en compleet ingericht. Het maakt het museum erg levendig. Zo zien we bijvoorbeeld een depressieve huilende vrouw in bed liggen, omdat haar man besloten heeft dat hun zoon scheeps gaat met de marine. We nemen een kijkje bij de scheepsarchitect, neuzen rond bij de scheepshandelaar, kijken mee bij het werk van de kleermaker en lopen binnen bij de kapper en de timmerman. Wat ik me nooit heb gerealiseerd is dat een timmerman, inclusief een eigen crew van een maat en een aantal assistenten, tot de vaste bemanning behoorde van een houten oorlogsschip. Belangrijkste taak van deze ploeg was om tijdens een gevecht steeds te checken of er schade was ontstaan door vijandelijk vuur, speciaal op en onder de waterlijn. Elke schade moest uiteraard direct gerepareerd worden. Ter hoogte van de waterlijn, tegen de binnenkant van de huid van het schip, was daartoe de zogenaamde “carpenters’ walk” in de schepen gemaakt, waarover de timmerman en zijn crew, gebukt lopend, overal bij konden als dat nodig was. Even verder is de smederij waar de zwaarden gemaakt worden.

Voor deze museumkade ligt het 200 jaar oude houten marinefregat HMS Trincomalee in het water. Voor we het schip gaan bekijken bezoeken we eerst de tentoonstelling over het gerestaureerde schip. De restauratie heeft 11 jaar in beslag genomen, waarin ongeveer 750.000 werkuren werden gemaakt. Even ter vergelijking; Ricco besteedt jaarlijks ongeveer 1000 uur aan de bouw van zijn schip en is daar nu tien jaar mee bezig. De kosten van de restauratie van het schip dat bij dit museum ligt besloegen 10,5 miljoen pond. Meer dan 60% van het originele schip werd bij de restauratie hergebruikt.
Tweehonderd jaar daarvoor ging het bouwen van het schip een stuk sneller en bovendien goedkoper dan het restaureren van hetzelfde schip. Het schip werd in Bombay in 17 maanden gebouwd tegen een prijs van 23.788 pond, wat een equivalent van 964.160 pond in 2008 zou zijn. In feite was de restauratie dus meer dan tien keer zo duur dan de bouw ervan!

In de volgende hal is de ‘ zeevaartschool voor scheepsmaten’, waar kinderen allerlei leuke en leerzame dingen kunnen doen. Wat is dit fantastisch! Ik ben er zeker van dat kinderen dit erg leuk vinden en het is nog leerzaam ook. Er liggen grote dikke matten en een grote balk, waarop ze met elkaar een robbertje kunnen vechten, ze kunnen uitproberen hoe je slaapt in een hangmat, uitvinden hoe je een scheepslading goed kunt laden in een bewegend schip en uitvinden hoe het ‘knopen tellen’ werkt. Dat wil ik ook wel weten! Als je vaart dan wordt zowel de snelheid van de wind als de snelheid van het schip in knopen aangegeven. Hier wordt uitgelegd hoe men dat vroeger mat, voordat de apparatuur bestond waar wij mee rondvaren, zodat we alleen maar hoeven af te lezen hoeveel knopen we varen.
Men gebruikte een houten haspel met een lange lijn, waarin om de 15 meter een knoop was gemaakt. Het begin van de lijn was vastgemaakt aan een plank. Deze plank met de lijn er aan gooide men over de achterkant van de boot in het water en men liet deze lijn uitlopen. Om de snelheid te bepalen, werd tijdens het uitlopen van de lijn het aantal knopen geteld gedurende 28 seconden. Om de 28 seconden exact te bepalen gebruikte men een zandloper. Het aantal knopen dat zo in 28 seconden werd geteld, was gelijk aan het aantal zeemijlen dat dat schip op dat moment per uur voer.

Nu gaan we aan boord van de Trincomalee. Het is een enorme driemaster en alle lagen van het schip zijn bezoekbaar gemaakt en zo veel mogelijk ingericht, zodat je een idee krijgt hoe het leven aan boord van het schip geweest moet zijn, hoewel het er volgens mij nu een stuk gezelliger, mooier en schoner uitziet, dan het toen geweest moet zijn. Eerst kijken we aan dek, dat vol staat met kanonnen, dat geldt ook voor het daar onderliggende dek, waar we ook de keuken met de kok daarin zien staan. Achteraan is de kapiteitskamer. De verdieping daaronder slapen de officieren in hutjes. Voor in het schip ligt het gewone scheepsvolk in hangmatjes, helemaal voorin is de ziekenboeg. De poppen die hierin liggen zien er alles behalve gezond uit. De etage daaronder is nog minder hoog, hier kan ik ook niet meer rechtop lopen en in sommige hokjes is het echt sluip door kruip door om er te komen. Je moet hier niet al te claustrofobisch van aard zijn.

Als we alles in het schip hebben bekeken lopen we ook nog door het ‘museum of Hartlepool’, dat in hetzelfde gebouw gevestigd is.
Meest bijzondere hier vind ik de enorm vuurtorenlamp uit rond 1847. Dit licht komt uit de eerste vuurtoren van Hartlepool, is ongeveer2,5 meter hoog en heeft een doorsnee van 4 meter. De vuurtoren waar deze lamp uitkomt was de eerste vuurtoren in Engeland die brandde op steenkoolgas en mogelijk ook de eerste in de wereld. De kosten van de vuurtoren bedroegen toentertijd 5.750 pond, wat is te vergelijken is met een bedrag van veertienmiljoen pond heden ten dage.

We lopen terug naar de haven. Ook hier oude huizen, waarvan er sommigen er heel verwaarloosd uitzien, maar toch doet het hier een stuk vriendelijker aan dan Blyth.

Na het eten pakken we de windverwachting van de komende dagen erbij. Als Ricco al het een en ander heeft uitgezocht, geeft hij aan dat we het beste donderdagmorgen vanaf hier kunnen vertrekken. Ik ben teleurgesteld. Ik wilde immers ook nog wat van Scarborough zien, maar vooral: ik had gehoopt dat we pas over zouden oversteken wanneer we in één dag en één nacht terug zouden kunnen varen. Maar de wind is zo zuinig geweest de afgelopen vakantie dat we niet ver genoeg zuidwaarts zijn gekomen en de komende dagen is het met de wind niet veel beter gesteld. “En als we nou morgenmiddag naar Scarborourgh vertrekken en van daaruit donderdag aan het einde van de dag terugvaren? Dan kunnen we nog iets van Scarborourgh zien en kunnen we in iets meer dat 2 x 24 uur terugvaren” suggereer ik. Scarborourgh is vanaf hier nog acht uur varen. We pakken de weerkaarten er opnieuw bij en vergelijken beide opties. Eigenlijk allebei net zo slecht; op de donderdag is er overdag in deze omgeving totaal geen wind, omdat er dan een hogedruk gebied passeert. “Als ik het zo bekijk gebied de eerlijkheid te zeggen dat we misschien nog beter al op woensdagavond vanaf hier kunnen vertrekken” stel ik voor, geheel in tegenstelling tot wat ik eigenlijk het liefst zou willen. We rekenen en rekenen, wegen van alles tegen elkaar af en komen samen tot de conclusie dat de beste optie is om morgen overdag nog van Hartlepool te genieten en dat we morgenavond de terugweg aanvangen, zodat we zaterdagmorgen in de buurt van Den Helder zijn en zaterdag in de loop van de dag de boot in Medemblik kunnen afmeren. We krijgen dan nog wel het staartje van het hogedrukgebied over ons heen in de hele vroege ochtend van de vrijdag, maar dat is maar een klein dipje als je het vergelijkt met de lange windstilte hier langs de Engelse kust op donderdag overdag. Ik neem mij voor om ook van de terugweg zo veel mogelijk te genieten. Dat is nog steeds een stukje vakantie en hopelijk gaan we heerlijk zeilen. Maar nu eerst het bed in na deze lange lange dag, om morgen nog enigszins uitgerust aan onze terugreis te kunnen beginnen.

Het vervolg: deel 4