Zeilreis richting Schotland. deel 1

Wat vooraf ging: proloog

Maandag 14 augustus 2017

Om tien uur in de ochtend maken we los van de wal in Medemblik. En dan, binnen drie uur, liggen we onder zeil op de Waddenzee; ik geloof niet dat we eerder zo snel waren. Mede dankzij dat we bij Den Oever precies op tijd binnen komen varen om direct door de sluis en onder de brug van de Afsluitdijk door te kunnen. In het begin hebben we daarom de stroom op t wad nog even tegen, we hadden immers gepland pas anderhalf uur later door de sluis te zijn.

Het is een prachtige zonovergoten dag. Met een windje achter van 6 of 7 knopen, lopen we zo’n 4 á 5 mijl per uur voorwaarts. Heerlijk kabbelen over een kalm zeetje.

We koersen op Anstruther, iets ten noordoosten van Edinbourgh, Schotland. Dat is ongeveer 350 mijl, of te wel een dag of 3 á 4 varen.
Voor het wacht houden houden we het schema aan van ‘4 uur op, 4 uur af’. Mijn wachttijden zijn van 08.00 tot 12.00 uur, van 16.00 – 20.00 uur en van 00.00 – 04.00.

Gelukkig heb ik de afgelopen nacht een hele lange nacht gemaakt van bijna 11 uur, zodat ik uitgerust aan onze reis begin.

Om half vier varen we tussen Den Helder en Texel door. Nog heel even, dan zitten we alweer op de Noordzee!

We varen een stukje boven Texel langs, langs de gele boeienlijn. Aan het einde daarvan sturen we 300 graden in de richting van Schotland.

Dinsdag 15 augustus 2017
Mijn eerste nachtwacht start met verbazing over de vele lichtjes rondom ons heen aan de horizon. Zeker 20, 25 booreilanden zijn zichtbaar dankzij hun overdadige feestverlichting. t Is net kerstboomverlichting; rood, groen, geel. Allemaal verschillende, groot, klein, met veel verlichting of met een enkel lampje. Sommige ogen als helverlichte complete flatgebouwen. De dichtstbijzijnde ligt echt mijlen ver weg, maar haar gebrul is tot hier hoorbaar en verstoort de rust die normaal gesproken zo kenmerkend is voor het leven op zee, althans, op een zeilboot.
Het lastige is wel dat sommige van die drijvende monsters, vooral als ze iets verder weg liggen, in het donker soms niet van grote boten zijn te onderscheiden. Als ik twijfel duik ik naar beneden om op de kaartentafel op de computer te kijken. Die verduidelijkt dan gelukkig één en ander. Dankzij het vorig najaar aangeschafte AIS-systeem zijn nu ook de meeste boten zichtbaar in de kaart op het scherm.

In de ochtend, een flauw zonnetje aan de lucht, die hard probeert de aarde een beetje op te warmen, zien die booreilanden er heel anders uit; als een rommelige bouwval op fragiele pootjes. Alsof een aantal kinderen een boomhut op zee gebouwd hebben. Of als een in elkaar geknutseld dorp van afvalmaterialen zoals ik me herinner uit de film ‘Waterworld’.

Er is nog steeds weinig wind. We hebben een voortgang van grofweg 3 mijl per uur. Het gaat dus niet snel, maar t vaart wel heerlijk rustig. Zo kunnen we rustig inslingeren en wennen aan t leven aan boord. We proberen deze eerste drie á vier dagen zo ver mogelijk in één keer door te varen. Dan hebben we de rest van de vakantie om heel rustig terug te hoppen met dagtochten van havenplaatsje naar havenplaatsje. Daarbij hebben we dan ook de tijd om de omgeving te verkennen van de plaatsen die we aan doen. Tegen het einde van de vakantie zijn we dan weer dicht bij huis, zodat we ons niet zo veel zorgen hoeven te maken of we met de juiste windrichting wel weer thuis kunnen zijn voordat het werkzame leven weer van start gaat. Dat laatste lijkt nu echter nog ver weg.

Om tien uur hebben we de eerste 24 uur erop zitten en zijn we een magere 80 mijl vooruit gekomen. Echt opschieten doet het dus niet, ondanks onze flitsende start. Het zonnetje heeft zó haar best gedaan, helaas zonder resultaat. De lucht is helemaal dicht getrokken en de zon is achter de wolken verdwenen. Het is nog steeds tamelijk fris. Met een hemdje aan aan dek zitten, zoals gisteren, is er vandaag niet bij. Gelukkig is het wel droog. In de loop van vandaag of morgen verwachten we wat buien over ons heen te krijgen. Maar dat is wat je bijna zeker weet als je naar Schotland gaat. Voor mooi weer zijn er andere, betere bestemmingen.

Om half elf starten we al weer aan de derde loodrechte oversteek van de ‘grotebotensnelweg’, de shippinglane. Nou ja, loodrecht… Je bent verplicht deze shippinglanes van een aantal mijlen breed loodrecht over te steken, maar soms sjoemelen we een beetje als dat beter uitkomt en er geen ander verkeer te bekennen is. Eerst de eerste helft, waarop alle boten van bakboord komen, dan de middenberm, waarop normaal niets te doen is, maar waar in dit geval een boortoren is gestationeerd, en dan de tweede helft, waar alle boten van stuurboord komen. Echter in geen velden of wegen is ook maar één schip te bekennen, dus we kunnen heel rustig oversteken.
In de middenberm aangekomen blijkt de boortoren een mini-exemplaar, vergeleken met degenen die we eerder passeerden. De vraag is of het eigenlijk wel een boortoren is. Het is voor mij een bouwsel waarvan het onduidelijk is welk doel zij dient of misschien ooit heeft gediend.

Als het rond een uur of twee begint te regenen, besluit ik een middagdutje te doen. Als ik een uurtje later wakker word is de regen al weer gestopt en ik ontwaar door het raampje van mijn kooi zelfs een stukje blauwe lucht!

‘Als je nou wakker zou worden en ik was niet meer aan boord, wat zou je dan doen?’ vraagt Ricco. De schrik slaat me om het hart. Ricco bedoelt het als een soort van brandoefening, maar ik word er heel naar van. Hoe vaak is dit scenario niet door m’n hoofd gegaan. Hoe vaak kijk ik niet, zodra ik wakker word eerst of ik iets van Ricco gewaar kan worden en hoe opgelucht ben ik dan als ik ook maar een voet zie bungelen. Maar Ricco heeft wel gelijk. Goed om de stappen die je in zo’n geval moet zetten bij tijd en wijlen even door te nemen; huidige positie opschrijven, maydaymelding met man-over-board oproep via de marifoon, motor starten, zeilen naar beneden en terug varen. Brrrr. Nu maar snel weer vergeten, anders durf ik straks helemaal niet meer te slapen. Ik druk Ricco nog eens op het hart dat hij ALTIJD zijn liifeline gebruikt als hij alleen aan dek is en de kuip verlaat om aan dek een klus te klaren.

Woensdag 16 augustus 2017

Wat een fenominabele sterrenlucht deze nacht. Ontelbare puntjes, groot en klein, vullen het firmament. En daarachter enorme wolken, nevels, van nog vele malen meer sterren. Jammer dat t geen zwoele nacht is, maar een keikoude. Voor je plezier zit je om die reden liever niet in de kuip. We lopen rustig maar gestaag met drieënhalve knoop. Op t computerscherm is te zien dat we ons in deze omgeving alleen bevinden, dus af en toe een keer de kuip in om goed te kijken is nu voldoende. Toch besluit ik uiteindelijk om toch maar, goed ingepakt tegen de kou, buiten te gaan zitten. Dan kan ik mijn luisterboek aanzetten zonder dat Ricco daarvan wakker wordt.

Mmmm; heerlijk! Lekker in het warme zonnetje, beetje rondkijken naar de vogels in de voor het overige voor zover zichtbaar lege zee en een beetje klooien met de zeilen, om te zorgen dat we er de optimale snelheid uit halen. De wind is wat aan het ruimen, dus telkens moeten de zeilen en de windvaan weer wat worden bijgesteld. We hebben weer een redelijke voortgang over een rustig zeetje. In Ricco’s afgelopen wacht heb ik de volle vier uren geslapen en ik voel me weer redelijk fit!

We hebben er nu 48 uur opzitten. Volgens het log, dat meet met een wieltje onder het schip, hebben we 170 mijl gevaren, terwijl de gps 190 mijl geteld heeft. Ricco vermoedt dat het wieltje onder het schip net iets te langzaam draait. Gemiddeld hebben we toch nog 4 knopen gelopen. Dat valt me, gezien de magere windsnelheden, zeker niet tegen. Hoe dan ook; we zijn nu over de helft en als de windverwachting nog klopt, kunnen we deze tweede helft een stuk sneller varen. Mogelijk zijn we dan morgen aan t einde van de dag al in Schotland. En anders wordt het vrijdag; dat is ook prima.

Een aantal jaren terug waren we ook al eens op weg naar Schotland, maar daar zijn we toen nooit aangekomen. Er begon toen een heftige storm op te steken en we moesten hoog aan de wind varen. Toen de deuren van de boot uit hun sponningen dreigden te springen, hebben we besloten op de kust af te varen en zijn we in Whitby terecht gekomen. Daar mochten we vervolgens de eerste dagen niet uitvaren vanwege de harde wind. We hebben daar overigens een prima tijd gehad.

Aan stuurboordzijde is een grote groep Jan van Genten aan het vissen. Ze zwemmen een eindje, vliegen op, cirkelen boven het water om vervolgens een duikvlucht te nemen die eindigt met een plons in het water, welke ongetwijfeld resulteert in een heerlijk vishapje.

Om twaalf uur, aan het einde van mijn wacht, hebben we er 200 van de 350 mijl opzitten en varen we ter hoogte van Whitby.

Na mijn middagdutje, ik was denk ik maar een half uurtje onder zeil, maar knapte daar flink van op, is de wind flink toegenomen. Er staat nu plots 15 -18 knopen wind, dat is ongeveer windkracht 4, en er staan ineens veel hogere golven. De Pinta deint aardig op en neer, hortend en stotend gaan we over de baren. Het je verplaatsen door de boot vraagt er nu om om over elke stap na te denken. Waar zet ik mijn voet neer, welke handgreep moet ik zo te pakken krijgen. Elke stap moet je bewust zetten.
In plaats van koffie te zetten, maak ik voor het gemak maar even ‘een bakkie snel’; een kopje Nescafé, dat is minder omslachtig.

Buiten in de kuip is het fantastisch! De Pinta snijdt zich met een vaart van zeven knopen door de golven. Het witte schuim spat rondom de boot. De zon schijnt een zilveren laag over de golven. Dit is genieten. Dit is echt heerlijk!
Net na zes uur passeren we de nulmeridiaan, de Greenwichlijn.

Aan het einde van mijn wacht om 20.00 uur hebben we nog 100 mijl te gaan, dus met een beetje geluk liggen we morgen om deze tijd in een haven in Schotland. Dat betekent dat we straks onze laatste nacht in gaan van deze heenreis.
Zouden we het kunnen maken om als aankomstborrel in Schotland onze Ierse whisky te gebruiken?

Donderdag 17 augustus 2017

Er is heel slecht weer op komst. De barometer dondert naar beneden. Om 18.00 uur stond hij nog op 1006 mb. Nu, het is drie uur in de nacht, staat de barometer op 994 mb. In zeven uur een daling van 12 punten, dat is echt veel. Het weerbericht over de marifoon bevestigt dat en komt met een waarschuwing van windkracht 6 en 7. Het wordt me niet helemaal duidelijk of het bericht over donderdag of vrijdag gaat. Ik hoop op de vrijdag, zodat wij dan nog net op tijd binnen zijn.

Ricco maakt me om acht uur s morgens wakker met de mededeling dat we land in zicht hebben. We varen nog net in Engeland, maar Schotland is nabij, we zullen binnen een uur de Schotse wateren binnen varen. De barometer in intussen nog verder teruggelopen naar 990 mb. Maar ondertussen is het wel prachtig weer. Het is nog koud en de lucht is niet geheel wolkenloos, maar de zon schijnt volop.
Met een beetje geluk halen we Anstruther voor de storm.
De wind is iets gedraaid, waardoor we nu aan de wind moeten varen. Rond half 10 draait de wind weer. Ik verstel de windvaan en zet de zeilen wijd uit voor ruime wind. Ik krijg er geen snelheid in en vraag Ricco om even met me mee te kijken. Er is amper wind. Ricco stelt voor om de motor, die toch al aan staat om stroom te draaien, in z’n werk te zetten, tot de accu’s voldoende vol zitten. Zo hebben we weer een voortgang van ruim 5 knopen. ‘Staat de motor niet te hard?’ vraag ik Ricco. ‘Nee’ antwoord hij kort. Hij voelt aan het koelwaterdruppelaartje. ‘Het koelwater is koud’.

‘Ik ga een pot verse koffie zetten’ zegt Ricco. Dat lijkt me een fantastisch plan.
‘Het staat hier vol rook!’ hoor ik vanuit de kajuit. Het motorluik gaat open en de kajuit vult zich nu helemaal met mist. Ik laat de motor stationair draaien, maar dan slaat hij vanzelf af.
Snel stel ik de windvaan in en stel de zeilen. We komen nu twee á drie mijl per uur vooruit.
De grote vraag is nu wat er met de motor aan de hand is. Waarom doet het koelwater zijn werk niet? Eerst maar goed af laten koelen. Daarna gaat Ricco het probleem nader bestuderen. Als altijd zal hij vast en zeker met een oplossing komen.

Tegen elf uur is er opnieuw geen wind meer en liggen we compleet stil. We trekken de zeilen wat strakker en wachten, terwijl de stroom ons achteruit zet. Hoe frustrerend is dat! Gelukkig is het prachtig weer, dat compenseert een hele boel. Het wachten wordt echter al snel beloond. Als onze vooruitgang 0,1 is sta ik, een beetje overdreven, te juichen in de kuip. Even later 0,2 – 0,3 en zo loopt de snelheid langzaam op. Na een kwartier lopen we al weer 5 knopen.
Ricco onderwerpt de motor aan een inspectie en concludeert dat we, als we het rustig aan doen, straks wel op de motor naar binnen kunnen lopen.

18 augustus 2017

Ricco vindt dat het niet opschiet en besluit, terwijl ik een lunch klaar maak, de halfwinder te hijsen. Dat resulteert al gauw in meer snelheid. Ricco wil voor donker Anstruther binnen lopen. Maar we moeten ook niet te vroeg zijn, want dan is het laag water. Onze boot steekt 180 cm diep, dus er moet minimaal twee meter water staan als we binnen lopen. Als we eenmaal vast liggen kunnen we in de modder zakken en hebben we aan anderhalve meter diepte bij laag water meer dan voldoende.
Vandaag is het om 18.00 uur Nederlandse tijd laag water. Tussen pakweg half vijf en half acht kunnen we dus de haven niet binnenvaren. Ricco heeft voorkeur voor na half acht, want mochten we dan vastlopen dat is het water stijgende en zijn we zo weer los. Ná half acht dus, maar vóór donker. Ideale plaatje is dus tussen half acht en half 10 binnen lopen. Ben benieuwd wat er van deze planning terecht gaat komen!

Ook hier weer veel Jan-van-genten te zien. Ze vliegen in formatie met vijf tot negen vogels. Ze scheren over het water, op zoek naar hun prooi. Wat een mooie en intrigerende vogels zijn dat toch. Ze brengen hun hele leven, behalve de broedtijd op de kliffen, door op volle zee. Ze maken enorme duikvluchten bij het vissen, ik las dat ze daarbij snelheden bereiken van wel 100 km per uur.

De halfwinder moet er weer af, want de wind komt steeds meer van voren. Ricco zet het grootzeil in het midden en laat daarachter de halfwinder zakken. Zodra Ricco de halfwinder in zijn foedraal heeft gepropt, rol ik de Genua uit. We varen nu voor de wind en hebben weer snelheid. Rond drie uur is de wind weer helemaal weg. We wachten even af, maar als we met de neus richting terugweg liggen, start Ricco de motor en laat m rustig draaien; we hebben een voortgang van 3,5 knoop.

We maken voor de zekerheid een plan B. We koersen met de motor op Dunbar. In het geval we van de motor afhankelijk blijven, kunnen we daar naar binnen lopen. Dunbar is vanaf hier nog zo’n 10 mijl varen. Mochten we toch weer wind krijgen, dan sturen we alsnog op Anstruther aan.
De zee is heel vlak, hoewel je niet van een biljartlaken kunt spreken, is eerder sprake van rimpelingen dan van golven.

Ik voel de wind weer langs mijn gezicht strijken! Het is niet veel, maar genoeg om de moed erin te houden, want van de beschrijving van de haven van Dunbar wordt Ricco niet blij; die haven valt ook droog, maar daar lig je niet in de modder, maar gaat je schip schuin liggen. Een paar minuten later zeilen we weer volop met 8 knopen wind en een voortgang van 5,5 mijl per uur. Zo raar kan t gaan!

Maar t kan nog gekker; de windvaan houdt de boot niet op koers, dus ik pak de helmstok om zelf te gaan sturen. Geen wonder dat de het de windvaan niet lukte, de boot is zo loefgierig als de pest. Er moet een rif in t zeil, terwijl we een kwartier geleden op de motor moesten varen vanwege gebrek aan wind!

We steken de ‘Firth of forth’ over, de zeebaai, waar ook Edinbourgh aan ligt.
Wij gaan eerst naar de overkant. Heel opvallend vind ik het dat je geen enkele boot ziet. Geen zeilboten, maar ook helemaal niets aan vrachtverkeer, zelfs geen vissersboten. Het lijkt wel of wij de enige op het water zijn.

Tijdens het eten passeren we het Isle of May. Als we daar voorbij zijn is t nog een uur varen. Pffff. Ik ben blij dat ons doel in zicht is, want ik ben al met al toch best moe geworden. Nog even volhouden!

Als we de haven naderen berekenen we aan de hand van de tabellen met waterstanden nog een keer hoe laat we de haven precies binnen kunnen varen. Het is best ingewikkeld, vooral met al die verschillende tijden. Onze klokken staan nog op Nederlandse tijd, en rekenen we met UTC of met de lokale tijd hier?
Uiteindelijk komen we er op uit dat we om 20.45 uur lokale tijd, dat is 21.45 uur Nederlandse tijd, binnen kunnen varen. Dat is over ruim anderhalf uur. Tot die tijd varen we een paar rondjes, zo langzaam mogelijk, dat wel. Ricco heeft alleen het gereefde grootzeil op staan. Ricco heeft nog wel geprobeerd de havenmeester te pakken te krijgen, wie weet heeft hij of zij lokale info waaruit blijkt dat we toch eerder naar binnen kunnen. Maar helaas wordt de telefoon niet opgenomen en onze oproep op het VHF-kanaal wordt niet beantwoord.

Om kwart voor negen start Ricco de motor, ik laat het grootzeil zakken, hang de stootwillen op en leg de lijnen klaar. Ricco stuurt de Pinta de haven in. Ik pak de voorste lijn en ga aan de buitenkant van de reling staan, zodat ik gemakkelijk de steiger op kan stappen. Zo zet ik mijn eerste stap op Schotse bodem en zijn we na vier dagen en drie nachten varen gearriveerd in Anstruther.

Als ik wakker word is het half acht Engelse tijd. Nog best wel vroeg om op te staan. Maar wat voegt nog extra slapen toe? Aan de andere kant is t wel vakantie. In elk geval eerst maar even naar de wc. Terwijl ik uit m’n kooi klauter bedenk ik me dat t in Nederland al half negen is, wat er weer voor pleit om dan toch maar op te staan.

‘Heb je vannacht niets gehoord?’ vraagt Ricco. Nee, ik heb in één ruk doorgeslapen. En diep ook, als ik Ricco moet geloven. We zijn vannacht niet helemaal rechtstandig de modder in gezakt, de boot is tegen de steiger aan gaan leunen en heeft daarbij de stootwillen bijna plat gedrukt. Ricco vertelt dat dat met een boel lawaai van gebonk en geschuur gepaard is gegaan. Inmiddels is het water alweer gestegen en drijven we weer. Ricco heeft inmiddels een inspectie uitgevoerd en geconstateerd dat de boot er geen schade aan heeft opgelopen.

We besluiten om een pot koffie te zetten en niet meer het bed in te gaan. Buiten regent het en er staat een harde wind. Heerlijk weer voor met een boek op de bank!
Als er een boot binnen komt, gaat Ricco hem even helpen met aanleggen. Zo hoort hij dat het buiten op zee nu echt niet fijn is. De schipper vertelt dat hij vanwege de hoge golven de boot maar moeilijk op koers kon houden. We zijn hier echt net op tijd binnen gelopen gisteren.

Ricco hangt, met een grote smile op zijn gezicht, behalve de vlag van Groot Brittanie, ook het Europese vlaggetje op. Gewoon, omdat het kan. Of beter: zolang het nog kan!

Na de lunch komen we in actie. Omdat het regent zoeken we een binnenactiviteit en we vinden op het internet dat het vissersmuseum hier, goed staat aangeschreven. Eerst gaan we even langs het havenkantoor. Ze hebben hier een systeem, waarbij de ligplaats per nacht goedkoper wordt naarmate je langer blijft. Voor de eerste nacht betaal je namelijk 31 pond, voor elke volgende nacht betaal je nog maar 17 pond. Heel slim bedacht!

Het Scottish Fisheries Museum in Anstruther is echt een mooi museum. Over de visserij natuurlijk, maar ook, heel fijn voor Ricco, heel veel over de bouw van houten boten. Alle thema’s worden, behalve door antieke voorwerpen, omlijst door veel verschillende kunstwerken en oude foto’s.
Bij de ingang begint de rondtoer met een boot die is gemaakt van een uitgeholde boomstam, die in het zand ligt. Er staat een bordje bij: ‘Please keep of the sand’, en daaronder: ‘don’t leave 21ste century footprints on our Iron Age beach!’ Ze hebben wel humor, die Schotten! Ricco concentreert zich op alles wat met boten te maken heeft, ik zoek of er in deze mannenwereld ook iets over de dames te vinden is. En ja, dat valt alles mee! Zoals bijvoorbeeld de Barby’s die in een modelroeibootje aan de roeiriemen gezet zijn. Maar vooral serieuzere zaken: duidelijk wordt dat het vissermanschap een familiebussiness was, waarin ieder gezinslid zijn of haar rol speelde. De vrouwen van de vissers leidden een moeizaam werkzaam leven. Zo hielpen zij om de boten het strand op de slepen en sjouwden ze de gevangen vissen van boord. En soms, als het vroor, droegen zij zelfs hun mannen aan boord van de vissersschepen, zodat deze zonder nat pak aan hun reis naar zee konden beginnen. Verder maakten de vrouwen de vissen schoon en verkochten ze deze op de markt, soms ver van huis, over slechte wegen en in slecht weer.
En daarnaast waren ze ook nog vaak verantwoordelijk voor het maken van het vistuig, het vlechten van de manden enzovoort; kleine meisjes kregen de technieken met de paplepel ingegoten. En dan wordt het runnen van het huishouden en zorgen voor de kids terwijl de mannen op zee waren nog niet eens genoemd!
De dames die de haringen schoonmaakten, hadden hun vingers, om ze te beschermen, ingepakt met zwachtels en touwtjes. De zwachtels werden gemaakt van oud katoen van meelzakken of van kleding die was gedoneerd door rijke dames.
Duidelijk wordt ook waar de term ‘viswijven’ vandaan komt; de visvrouwen waren niet echt ladylike, maar hadden in tegenstelling daarvan de reputatie dat ze luidruchtig waren, ruw taalgebruik bezigden en echte roddelaarsters waren.

Grappig vond ik het mysterie-voorwerp dat stond geëxposeerd in het museum; het voorwerp, dat in eerste instantie doet denken aan een duikhelm uit vervlogen tijden, was ooit met vissen uit de Noordzee opgediept, maar tot nu toe weet niemand wat het is en waarvoor het ooit heeft gediend. Getuige het bordje dat erbij staat, staat het museum open voor suggesties.

In de ruimte over de walvisvaart word ik vooral getroffen door het geluid van de walvissen dat ten gehore wordt gebracht. Dat geluid in combinatie met de afbeeldingen van de walvisjacht en het wapentuig dat daarvoor gebruikt werd, kan ik niet verdragen en ik maak dat ik weg kom.
Wat wel mooi was aan de walvisvaart uit die tijd, is dat echt alles van de vis ook daadwerkelijk gebruikt werd, tot bijvoorbeeld de botten aan toe.

Als we weer buiten komen, regent het nog steeds. We bezoeken de plaatselijke VVV voor meer informatie over deze omgeving. Als de mevrouw achter de toonbank hoort dat we uit Nederland komen, vraagt ze ons allerlei dingen over Amsterdam, de stad die ze binnenkort samen met haar dochter wil bezoeken. Wij geven haar een aantal tips. Als we de winkel verlaten zegt ze “thanks for the information”. Wij kunnen ons lachen bijna niet houden over deze omgekeerde wereld.
We gaan terug naar de boot en besluiten om morgen de bus te pakken naar St. Andrews. Na het eten lopen we nog even over het kermisterrein. Dat is een beetje een trieste vertoning. De kermis staat hier notabene een maand, maar er is, op deze vrijdagavond amper iemand de bekennen. We gaan lekker weer naar de boot!

Het vervolg: deel 2