Waar de wind ons heen waait, deel 1

wat vooraf ging

Zaterdag 14 juli

Een rode paraplu worstelt zich over de loopbrug bij het Zaanplein in Zaandam. Een fragiel meisje in een rode jas schuilt er onder. Regen klettert uit de laaghangende grijze flarden bewolking op de auto waarin we naar Medemblik rijden. Op de radio wordt verslag gedaan van de uitvaart van Gerrit Komrij. Hoe hou je het vrolijke vakantiegevoel vast, terwijl je omgeving alleen maar triestheid uitstraalt. Genieten van de vrijheid. Van het niets moeten. Van de prachtige zinnen die Remco Campert spreekt om zijn overleden collega te herdenken. Het mag niet baten. Zo makkelijk gezegd ‘na regen komt zonneschijn’. Je moet toch minstens een klein stukje blauwe lucht zien om hoop te krijgen. Anders weigert je geest het te geloven.

In Medemblik parkeren we de auto voorbij de sluis, zodat we de spullen makkelijker over kunnen pakken. Maar we lopen niet naar de boot om naar de auto toe te varen. In plaats daarvan besluiten we om eerst lekker te gaan lunchen, in de hoop dat daarna de regen zal zijn gestopt. Lekker vers bakkie koffie met een heerlijk broodje erbij. Daar knapt een mens van op. Het vakantiegevoel komt langzaam terug. Vier weken voor de boeg! Het lijkt nu nog een eeuwigheid! Na de lunch stappen we naar buiten in een Medemblik met een hoopvolle lucht. De stukjes blauw verschijnen en langzaam maar zeker worden het er steeds meer. We varen de boot door de sluis en pakken de spullen aan boord. Het zeil is bij de zeilmaker geweest en moet nog aan de giek en mast worden vastgemaakt. Dan blijkt dat de reparatie maar half is uitgevoerd. Althans, het gebroken klemmetje voor de lijkenstrekker is niet vervangen. Ricco heeft het mobiele nummer van de zeilmaker en kan hem op deze zaterdag nog bereiken ook. Hij blijkt met z’n pootje omhoog te zitten, maar belooft een vervanger te sturen. Wij gaan ondertussen verder met de voorbereidende werkzaamheden als boodschappen opbergen en jerrycans met diesel halen. Ondertussen arriveert de assistent van de zeilmaker. Het lukt hem met aanwijzingen van Ricco uiteindelijk om de klus te klaren. Als het zeil aangeslagen is, starten we de motor weer en varen naar de buitenhaven. Inmiddels is het einde van de dag in zicht. Ik ga koken en we eten heerlijk buiten. De temperatuur is perfect en het zonnetje doet nog steeds zijn best. We hebben een prachtige dag gehad, zo is onze conclusie na deze eerste vakantiedag. Morgen gaan we vertrekken!

Zondag 15 juli 2012

Er heerst een zondagse stilte in de haven. Geen idee of dat inderdaad met de zondag te maken heeft, of dat de serene rust eerder iets zegt over het vroege tijdstip. Nog te slaperig, te moe of zo je wilt te lui om een klok op te zoeken om dat te controleren. Bovendien wil ik Ricco niet wakker maken, die nog in een diepe slaap verzonken lijkt.  Geen idee hoeveel tijd later, ontwaak ik opnieuw. Ook Ricco is nu wakker en constateert dat het bijna negen uur is. Hij zet water op voor de koffie. Tegen de tijd dat de koffie klaar is, rol ik de kooi uit. Stram en stijf. Even rekken en strekken om de spieren weer een beetje los en warm te krijgen. Tegen tien uur willen onze Zwitserse buren vertrekken. Toch opmerkelijk, een uur later dan ze gisteren aankondigden. Zo op tijd als men beweert zijn die Zwitsers dus niet.

We bekijken de buienradar met het onbeveiligde netwerk dat mijn computertje te pakken heeft gekregen. Er gaat een bui aankomen die rond enen over ons heen is getrokken. We besluiten daarop te wachten. Ik schiet snel mijn kleren aan, plop de lenzen in mijn ogen en snel naar buiten om Ricco te helpen onze buren er tussenuit te laten. Ik zie een beetje wazig. Pas als we weer bijna aan de kant liggen begint het besef door te dringen dat er alleen in mijn rechteroog een lens zit. Eenmaal weer aan de kant zoeken we minutieus de hele boot af, maar nergens is de lens terug te vinden. Balen. Morgen maar even bellen naar mijn opticien om mijn sterkte op te vragen en kijken of ik ergens bij een drogist tijdelijke daglenzen kan vinden.

De eerste regendruppels vallen, maar in de wetenschap dat de bui over een paar uurtjes is overgetrokken, is het makkelijk van de ontspanning te genieten. Terwijl ik lekker zit te niksen, trekt Ricco de kabel voor de marifoon van de onderkant van de mast, door de kajuit, voorbij de kaartentafel, naar de marifoon.

“Havendienst Medemblik, de Pinta”. “Hallo Pinta. Ik ontvang u luid en duidelijk”. “Dat is mooi, dan werkt mijn marifoon weer”. Opgelucht laat Ricco een diepe zucht. Nu zijn we écht klaar om de zee op te gaan! Nog even het overgebleven prakkie van gisteren opwarmen en consumeren en dan gaan we vertrekken in de richting van het Noordzeekanaal.

De motor in zijn vrij, rode knopje uittrekken en de sleutel omdraaien. Even gas erbij en het motortje begint te lopen. Ik vaar de Pinta de haven van Medemblik uit, het IJsselmeer op.  Als de boot in de wind ligt, hijst Ricco het grootzeil. Dan de fok erbij en we zeilen weer! In de richting van de sluis bij Enkhuizen. Een paar druppels krijgen we te verwerken, maar de regenwolken zijn al bijna overgedreven. We gaan niet hard en de temperatuur vraagt om een jas, maar we zijn onderweg!

Bij de sluis van Enkhuizen moeten we even aanleggen om te wachten tot de sluis open gaat. Er zwemt een fuutengezinnetje rond. ‘T fuutenkindje heeft zich prinsheerlijk op de rug van zijn mama genesteld.  Zo doet een Fuut dat, maar het is altijd weer bijzonder en oh zo vertederend om te zien.

Na de sluis varen we het Markermeer op. Hollandse wolkenluchten noemen we het als er, in een overigens stralend blauwe lucht, grote witte vriendelijke wolken overdrijven. Maar hoe Hollands is dat eigenlijk? Ze werpen hun schaduwen in het water. In de zon is het water lichtgevend geel, in de verte lijkt het water door de schaduw van de wolken pikzwart. Alsof het water daar in olie is omgetoverd. Als je er uiteindelijk doorheen vaart is de kleur van het water weer gewoon grijs.

In de verte zien we ‘het paard van Marken’; de vuurtoren met het vuurtorenwachtershuis er aan vast. Als je één oog toeknijpt kun je er met veel fantasie best een paard in zien die aan de horizon dreigt weg te galopperen. De visserslui of zeemanslieden die dat bedacht hebben, waren vast hartstikke dronken toen ze op dat idee kwamen.

Tegen negenen leg ik aan op de plek waar je kunt wachten tot de brug opengaat bij Schellingwoude. We zijn dan bijna in Amsterdam. Het verkeer op de brug wordt stilgelegd en de brug gaat open om ons er door te laten. Net na de brug en net voor de Oranjesluizen is het haventje van Schellingwoude. We besluiten hier de nacht door te brengen. Ik vaar de boot naar de kant en Ricco springt aan de kant om de touwtjes vast te maken. Het aanleggen is zowel bij de brug als in de haven goed gegaan. Langzaam groeit mijn zelfvertrouwen. Nog een paar weken voor de boeg, waarin ik nog meer kan oefenen!

We luisteren naar de weerberichten via de marifoon. “Een waarschuwing voor de scheepvaart!!!” roept de omroeper dreigend, met daarop volgend “Er zijn geen waarschuwingen van kracht.” Al zo vaak hebben we dit gehoord. Maar het is telkens weer grappig. Maar voor het overige zijn de weersverwachtingen helemaal niet lollig. Morgen is het weer op zee slecht. Zuidwestenwind met kracht 5 -6 en later zelfs met windkracht 7. Eerst buien, later regen. We besluiten morgen het Noordzeekanaal af te varen tot IJmuiden en daar beter weer af te wachten.

Ricco gaat op zoek naar zijn zeekaarten. Er is nog wel een hele stapel aan boord, maar hij beseft ineens dat hij er ook een heleboel thuis heeft laten liggen. Ricco belt zijn zoon Sem en die wil best morgen voor zijn vader even heen en weer rijden naar IJmuiden om ons de missende zeekaarten te brengen. Top! Scheelt Ricco een treinretourtje Lochem.

Maandag 16 juli 2012.

We komen maar langzaam op gang deze ochtend. Het vakantieritme begint vaste grond aan de voeten te krijgen. Het haastige gevoel van alle dag verdwijnt langzaam naar de achtergrond. Ook Ricco is in de ‘ik-kruip-het-liefst-weg-onder-mijn-dekbed-modus’. Na het ontbijt zoek ik de douche in de haven op. De voorzieningen zijn hier tot een minimum beperkt; een klein gebouwtje bevat het piepkleine kantoortje van de havenmeester, een herentoilet, een damestoilet en een douche. Netjes en schoon. De haven is eigendom van watersportvereniging ‘De Zuiderzee’. Op het havenkantoortje hangt een bord dat de havenmeester te vinden is op het schip in box 10. Een stukje verderop is een overkapte open loods die blijkbaar als clubhuis van de vereniging fungeert.

Na het douchen tref ik Ricco klussend op de Pinta. Er valt nog iets aan de windvaan-stuurautomaat te rommelen. Dan belt Sem. ‘Waar zitten jullie, ik ga nu onderweg vanuit Lochem’. Wij zijn niet in anderhalf uur in IJmuiden, dus we besluiten ons vertrek hier uit te stellen tot nadat Sem ons de kaarten heeft gebracht.

Ik besluit Schellingwoude te gaan verkennen. Te vaak ben ik in het verleden in onbekende havens de boot niet eens af geweest. Mijn voornemen is dat dat deze vakantie niet gaat gebeuren. Ik pak mijn fototoestel en loop richting het dorp, waarop ik onmiddellijk verliefd ben. Een nostalgisch dorpje, dat zich met name uitstrekt langs de dijk. Op het eerste oog lijken er kleine dijkhuisjes langs de dijk geplant, maar schijn bedriegt. De huizen zijn tegen de dijk opgebouwd en hebben een extra verdieping onder het huis, welke uitkomt in een diepe tuin aan het water. Dit moet een graag bewoond dorp zijn; veel ruimte in en om huis, rust en ruimte en toch op korte afstand van het centrum van Amsterdam. Opvallend en tevens een bevestiging daarvan is dat je hier geen enkel huis te koop ziet staan.

Achter de vitrages van één van de woningen moet een Mariabeeldverzamelaar wonen. Er staan er een stuk of twintig in de vensterbank, keurig op hoogte gesorteerd. Dat maakt nieuwsgierig naar wat er binnen nog meer te zien is, maar dat wordt keurig door de vitrages afgeschermd.

Aan de overkant van een ander huis staat een tractor, met daarop, ervoor en ernaast enorme pluche beesten. De betekenis daarvan ontgaat me of is mogelijk helemaal niet aanwezig. Ook grappig is het bankje voor het huis tussen twee grote stenen honden, waarin de tekst ‘Veel beloven en wijnig geven doet een gek in vreugde leven’ is gekerfd. Dit doet vermoeden dat de houtsnijder te diep in het glaasje wijn had gekeken, alvorens hij aan zijn noeste arbeid begon.

Ik volg de dijk tot het bord dat aangeeft dat daar de bebouwde kom van Amsterdam begint. Ik sla rechtsaf en volg het pad aan de andere kant van het riviertje. Ik hoop dat ik, weer terug in de buurt van Schellingwoude, het riviertje opnieuw over kan steken, zodat ik niet dezelfde weg terug hoef te lopen. Dan houdt het pad op, gemarkeerd door een groot hek met het bekende blauwe bord met ‘verboden toegang’ er op. Ik loop nog ietsje verder om te zien waar dit verboden pad naar toe leidt. Dan zie ik op het openstaande hek nog een bord, waarop staat dat dit hek toegang biedt tot het terrein van de volkstuinvereniging en dat wandelen op wegen en paden is toegestaan. Blij dat ik niet terug hoef, loop ik door. In deze volkstuinen geen verbouwde groenten, maar chalets met prachtige bloementuinen. Vast allemaal van Amsterdammers die hier de weekenden doorbrengen. Nu begrijp ik dat ze dit terrein ‘tuinpark’ noemen. Aan de andere kant van het park neem ik de uitgang en sla rechtsaf. Ik loop door het buitengebied rechtdoor tot de brug waarover ik het riviertje weer terug kan oversteken. Ik kom dan bij de kerk van Schellingwoude, recht tegenover de jachthaven.

Vlak voor de haven tref ik één van de zes ‘schuilhuisje’ die bij het Oranjesluizencomplex horen. Vroeger stonden deze huisjes bij de sluizen om de sluiswachters beschutting te bieden. Ik leer hier dat het IJ voor 1825 een echte zee-inham was. Schepen konden Amsterdam binnenvaren zonder te hoeven wachten voor een sluis. De dan nog Zuiderzee is wel ondiep, waardoor schepen al snel voor Pampus raakten. Koning Willem I laat daarom in 1819 het Noord-Hollandsch kanaal aanleggen. Tienduizend arbeiders graven het met de hand, in vijf jaar tijd. Al snel blijkt het kanaal te ondiep en te bochtig voor de nieuwe grote stoomschepen. Het Noordzeekanaal wordt uitgedregd. Bij IJmuiden en bij Amsterdam komen de Noordzee- en de Zuiderzeesluizen, zodat het waterpeil in het kanaal constant blijft. Eb en vloed hebben zo geen invloed meer op het waterpeil in het Noordzeekanaal. Vanaf 1870 heten de Zuiderzeesluizen voortaan de Oranjesluizen.

Weer terug bij de Pinta is Ricco net gereed met zijn klusjes en het duurt daarna nog maar even voordat Sem en Thomas langs komen om de zeekaarten af te leveren.

Dan beginnen ook de eerste druppels te vallen. Als we de weersvoorspellingen mogen geloven is dit geen ‘bui’ maar ‘regen’. Dat wil zeggen dat het voorlopig wel nat zal blijven. We gaan lekker binnen zitten met krant en boek. We besluiten dat we alleen naar IJmuiden afzakken als de regen vóór half vier gestopt is. Is dat niet het geval, dan blijven we hier nog een extra nachtje.

Om acht uur regent het nog steeds. Ik heb inmiddels mijn in Amsterdam wonende broer gebeld, of ie een bakkie komt doen. Behalve dat dat heel gezellig is, is het bijkomende voordeel dat we via zijn mobiele telefoon even internetverbinding kunnen maken.

In de loop van de avond komt onze buurman, de schipper van de Sirius, even een borrel drinken. Hij blijkt ook bezig met het bouwen van zijn eigen boot en natuurlijk gaat het gesprek tussen Ricco en onze buurman nergens anders meer over dan over bootjes. Tegen twaalven begin ik onophoudelijk te gapen en besluit naar bed te gaan. Mijn broer is dan allang vertrokken en onze buurman maakt ook aanstalten om te gaan. Ik wil morgen graag op tijd, zo rond een uur of acht in de ochtend, vertrekken. Wie weet kunnen we dan tot Scheveningen komen. IJmuiden vind ik niks aan, en zeker als je weet dat je er mogelijk langer dan één nacht moet liggen, omdat de windvoorspelling de komende dagen Zuid-West aangeeft. Als we morgen op tijd weg zijn, kunnen we mogelijk nog even profiteren van de westenwind, die aan het begin van de dag is voorspeld.

 

Dinsdag 17 juli 2012.

Ik word wakker van de klop op onze Pinta van de buurman, die ons daarmee voor zijn vertrek nog even een goede reis wil wensen. Ricco zit al aan de koffie en het is negen uur. Daar gaat mijn voornemen om vroeg te vertrekken. Waarom heeft Ricco me niet eerder geroepen? Hij wist toch dat ik op tijd wilde vertrekken? Dan bedenk ik me dat ik de schuld wel op Ricco kan schuiven, maar dat ik zelf ook een wekker had kunnen zetten. Snel schiet ik mijn kleren aan en tegen half tien liggen we in de Oranjesluis en vervolgens varen we richting het centrum van Amsterdam. De dag begon vanochtend zonnig, nu hangen met neerslag dreigende wolken boven Amsterdam. Tegen de tijd dat we de Coentunnel passeren, lijkt de lucht op te lichten. Daar waar we heen varen, op zee, is het vast mooier weer dan hier! We varen een aantal uren op de motor door het Noordzeekanaal. Hoewel ik meestal liever zeilend vaar, is het sturen nu niet saai. Het is constant goed opletten. Oplopende en tegemoet komende beroepsvaart en het stikt hier van de havens waar verkeer uit kan komen. We zien geen varende joekels van boten, die lijken allemaal in de havens voor de kant te liggen. Ik moet wijken voor een overstekende pont, die vervolgens één keer toetert, ik neem aan als dank voor mijn ontwijkmanoeuvre.

Even verderop steken allemaal witte punten uit het water. Wat is dat? Staken? Vogels? Meeuwen misschien? Dichterbij gekomen blijken het meer dan 30 witte zwanen. Ik vind het opmerkelijk zo’n grote groep, meestal zie je zwanen met z’n tweetjes zwemmen. Ze hebben vast een familiereünie georganiseerd.

Bij de Velzentunnel probeert de zon door te breken, maar even verder is de lucht weer gesloten. Als we de sluis bij IJmuiden naderen, zien we al van verre dat ‘ie nog open is. Een zeiljacht is aan het manoeuvreren om zich uit zijn benarde dwarsliggende positie te kunnen bevrijden. Ricco roept de sluis op via de marifoon op kanaal 22 en vraagt of wij ook nog mee kunnen met deze schutting. Dat is geen probleem. Als we vlak bij de sluis zijn neem ik gas terug om vaart te minderen. Maar ik neem in één keer te veel gas terug en het al warme motortje slaat af. ‘Zakt door zijn knieën heen’ zoals Ricco dat verwoord. Opnieuw starten lukt niet. De stoom komt uit de motor z’n oren.

Zonder de motor de sluis in, is geen goed plan. ‘We leggen vóór de sluis aan’ zegt Ricco en hij pakt de marifoon om aan de sluis te melden dat we toch niet met deze schutting meegaan, vanwege een motorprobleem. Ondertussen zijn we al bijna in de sluis. Ik gooi het roer helemaal om en we drijven langzaam naar de kant. Ricco springt aan de wal , gooit het lijntje achter om de bolder, geeft het lijntje terug aan mij en loopt naar voren om het lijntje daar ook vast te leggen. Daar liggen we dan. Ricco wil het liefst direct met het motortje aan de gang, maar de marechaussee die op ons af komt lopen, zorgt er voor dat daar niets van in komt. Hij komt controleren of we geen smokkelwaar aan boord hebben. Allerlei gegevens wil hij van ons weten, waar komen we vandaan en in welke haven lagen we daarvoor? Waar gaan we naar toe, wat is onze thuishaven, naam en registratienummer van de boot. En ook moeten we beiden ons paspoort laten zien. Alles wordt minutieus genoteerd door de jongeman. Maar de boot wordt niet doorzocht, wel vraagt hij of we wel eens benaderd zijn om verdovende middelen mee te smokkelen. Men vermoed dat, nu de controles op Schiphol verscherpt zijn, naar andere methoden gezocht wordt. Maar nee, dat is ons nog nooit overkomen.

Als de marechaussee weer is vertrokken, kan Ricco met de motor gaan stoeien. Het duurt maar even, nadat Ricco in de weer is gegaan met zijn gereedschappen, of de motor lijkt weer te lopen als een tierelier. Terwijl het motortje loopt, zit Ricco gehurkt naast het apparaat. Ik zie hem kijken, denken, luisteren. Af en toe stelt hij zichzelf hardop een vraag, zet als een arts zijn stethoscoop gebruikt de schroevendraaier op verschillende onderdelen en luistert met zijn oor tegen het handvat gedrukt. Hij loopt heen en weer van binnen naar buiten en weer naar binnen. Geeft wat extra gas, kijkt op de wijzertjes. Deze rituele dans zet zich nog even voort en dan zal hij zo vast het ‘sein brandmeester’ geven.

“Hij doet het weer, we kunnen weer een eindje varen” volgt een minuut later. Ricco zet de motor uit, in afwachting van het groene licht bij de sluis. “Kijken of hij zo weer wil starten” licht hij toe. Dit is de ultieme proef om na te gaan of alles inderdaad weer in orde is.

Door de sluis zijn we direct in het zoute water aangekomen. Je ruikt de zee al! Het schip baant zich een weg door de woeste golven. We hijsen de zeilen en de motor kan uit. Heerlijk! Er is niets mooiers dan zeilen door die fantastische golven. De wind, die vanmorgen nog west was, is inmiddels naar het zuidwesten gedraaid. Dat is ongunstig, want we willen naar Scheveningen. Dat gaat zo niet in één keer lukken. Af en toe waagt de zon zich door het wolkendek te laten zien. De golven lijken verzilverd met het zonlicht dat er op schijnt. We varen langs Zandvoort, maar het strand is leeg. In deze tijd van het jaar zou je een propvol strand verwachten, waar iedereen mannetje aan mannetje, vrouwtje aan vrouwtje, handdoekje aan handdoekje ligt. Maar daar is het nu veel te koud voor.

Dan volgt een extra weersbericht van de Nederlandse Kustwacht. Een stormwaarschuwing met windkracht 7 in de gebieden Vlissingen en Rijnmond. Maar daar komen wij gelukkig net niet. Nog geen tien minuten later volgt nog zo’n stormwaarschuwing, nu wordt het gebied nog uitgebreid met IJmuiden. Ik kijk om me heen en concludeer dat er zeker nog geen windkracht 6 staat. Misschien wordt de storm vannacht verwacht?

Ik zet de positie in de kaart en Ricco vraagt of we nog een beetje de goede kant op koersen. Dat is niet het geval. Als we zo doorgaan, stranden we op het strand van Noordwijk aan Zee. We zullen dus moeten kruisen, om in Scheveningen te kunnen komen. De wind blijft de komende dagen zuidoost, dus we zullen ons daar een paar dagen moeten vermaken, maar dat zal vast gaan lukken. Ik verheug me al op Scheveningen. Als de diepte onder ons zich nog maar beperkt tot zo’n 10 meter gaan we voor Noordwijk overstag en koersen weer richting zee. Ik zet de positie in de kaart en reken uit wanneer we opnieuw overstag moeten, om in Scheveningen uit te komen. We moeten nog een uurtje of twee deze koers houden, dan overstag, dan varen we recht op Scheveningen af.

Na een uurtje met deze koers te hebben gevaren, ziet Ricco plotseling dat de windvaan dreigt af te breken. Onmiddellijk besluit Ricco dat we rechtsomkeert gaan maken en gaan koersen op IJmuiden. Later legt hij uit dat het aan de wind varen te veel kracht op de windvaan zet en dat hij met een windje achter voor het grootste deel gespaard wordt.

“Dat is dan het einde van de vakantie” zegt Ricco. Wat??? Einde van de vakantie??? In gedachte ren ik naar het dichtstbijzijnde reisbureau om zo snel als mogelijk een last minute naar de zon te boeken. ´Hoezo´ vraag ik. Ricco zegt dat hij de rest van de vakantie moet spenderen om de boot op te knappen. ´Ja zeg, daar ga ik mijn vakantie niet aan spenderen!´ denk ik, maar ik zeg `Kunnen we niet zónder windvaan verder`. Ricco beaamt dat en ik kom tot de conclusie dat hij er meer drama van maakt dan volgens mij nodig is. Ondertussen balen we allebei verschrikkelijk, Ricco omdat zijn windvaan alweer kapot is en ik omdat we nu naar dat stomme gat IJmuiden toe moeten. We zeggen niet meer dan noodzakelijk is. De spanning is om te snijden. Een paar uurtjes later naderen we IJmuiden. Dat betekent weer actie, de zeilen moeten gestreken, de motor moet aan en de boot moet ´in de wind´ worden gestuurd. Dat helpt mij al een beetje om mijn chagrijn kwijt te raken. Ik stuur tot in de haven, maar als ik de boot in de krappe box moet manoeuvreren, laat ik dat toch liever aan Ricco over. Samen weer aan de slag om de klus te klaren, is erg helpend en langzaam komen onze gesprekken weer op gang. Maar dan ziet Ricco dat de windvaan, net als drie jaar geleden, het roer verloren heeft op onze terugweg naar IJmuiden. Ricco´s stemming daalt opnieuw. We voelen de nieuw ontstane situatie ieder vanuit ons eigen perspectief. Helemaal voor niks terug gegaan naar IJmuiden, hadden we dus toch net zo goed naar Scheveningen kunnen gaan, is de gedachte die mij invalt. Ricco prijst zichzelf gelukkig dat hij de keuze heeft gemaakt om naar IJmuiden terug te keren. Het simpele feit dat het roer zelfs bij deze gunstige wind van de windvaan is afgebroken en in zee is geplonsd, bewijst  dat de schade veel groter zou zijn geweest als we door waren gegaan naar Scheveningen.

Ik dwing mezelf om te relativeren, neem de bijstandsmoeder die helemaal niet op vakantie kan in mijn gedachten, denk aan al die mensen die wensen dat ze een boot tot hun beschikking zouden hebben en uiteindelijk concludeer ik dat we slechts een luxe probleem hebben. Oké, we moeten morgen en misschien overmorgen ook nog wel, wachten tot de wind gunstig is om te vertrekken. Met een zuidoostenwind kom je eigenlijk nergens, behalve in Noorwegen, Zweden, Denemarken, maar daar is het weer al net zo slecht als hier en daar wil je dus ook niet naar toe. Maar waar wij aan lijden is simpelweg een luxeprobleem. We kunnen hier in de haven zó de bus pakken en er morgen een gezellig dagje Haarlem van maken. Daar is vast van alles te zien en te beleven. En dan die windvaan. Ja heel erg rot voor Ricco, die er al zoveel geld en tijd aan heeft gespendeerd. Aan de andere kant hebben we drie verschillende stuurautomaten aan boord, waarvan de windvaan er één is. Na een snelle hap is het inmiddels elf uur in de avond geworden. Ricco is op de bank in slaap gevallen en ik kan ook amper mijn ogen open houden. Voor middernacht liggen we allebei ronkend in onze kooi.

Woensdag 18 juli 2012

Pas om half tien word ik wakker en tegen de tijd dat de koffie is gezet, gaan bij Ricco ook de luikjes los. Ricco spendeert de rest van de ochtend aan de normale ochtendrituelen en hij demonteert de gehavende windvaan. Daarna nemen we de bus naar Haarlem.

Rond een uur of twee in de middag lopen we in de regen naar de bushalte. En niet zo’n klein beetje regen. Het komt met bakken uit de hemel. Tegen de wind en regen in ploeteren we ons voorwaarts. Druipend bereiken we uiteindelijk de bus. We zien er uit als doorweekte theedoeken en het half uur dat de busreis duurt is te kort om ons weer op te drogen. In Haarlem lopen we het centrum in. Haarlem is net een soort miniatuurweergave van Amsterdam. De grachten, de grachtenpanden, alles net een maatje kleiner, maar de sfeer is vergelijkbaar, geeft hetzelfde authentiek Hollandse gevoel van gezelligheid. Als we de bordjes zien die naar het Teylersmuseum leiden, volgen we deze aanwijzingen. Wat het museum te bieden heeft, we hebben geen idee, maar de naamsbekendheid maakt ons nieuwsgierig. En het is binnen warm en droog. We vinden er een enorme verzameling van mineralen en fossielen, maar ook natuurkundige instrumenten uit vroeger tijden. Enorme apparaten waarmee uitvindingen zijn gedaan die er nog steeds toe doen, maar ook die al weer achterhaald zijn. Tegen vijf uur gaat het museum sluiten en worden we er voorzichtig uitgebonjourd. We lopen de stad in, zodat ik bij het Kruidvat maandlenzen kan kopen, als alternatief voor het verloren exemplaar. We lopen naar de bioscoop, kijken wat er draait en kopen alvast kaartjes voor de film van onze keuze; Intouchabele, een franse film, vrij vertaald ‘Onaanraakbaren’. We hebben nog even tijd om een hapje te eten en onze keuze valt op een Indiaas restaurant, waar we van een heerlijke maaltijd genieten. Daarna naar de bioscoop. De film blijkt een goede keuze. We vermaken ons kostelijk, lachen ons een breuk en de film geeft ook nog stof tot nadenken. Na de film lopen we naar het busstation in de regen, die nog steeds niet is opgehouden. We nemen de bus, die echter niet verder gaat dan tot de laatste woonwijk in IJmuiden. Daar kunnen we kiezen om een uur te wachten op een overstap naar de jachthaven in IJmuiden aan Zee of om de laatste kilometers te lopen. Gelukkig is het nu droog, dus we kiezen voor het laatste. We wandelen over het verlaten industrieterrein. De enigen die hier van zich doen spreken zijn de meeuwen, die krijsend en kermend heen in weer vliegen alsof ze een nachtelijke oorlog voeren. Soms lijkt het alsof er uit de zijstraten een auto nadert, maar dat is de schijn van de vuurtoren, die bedriegt. Na drie kwartier flink doorstappen is de haven in zicht. Ook hier is alles verlaten, maar zeker niet stil. De vlaggen klapperen en klepperen zich een breuk, de vlaggenmasten ratelen en rinkelen alsof hun leven er van afhangt, de wind kleppert, fluit en piept langs de masten van de boten in de haven. Al met al is het één kakofonie van kabaal.

Dan zien we tot onze verbazing een vos over de boulevard lopen. Is het echt een vos? Ja, dit is onmiskenbaar een vos. Ik weet niet beter dan dat vossen schuw zijn, maar deze vos is dat geenszins. We blijven als aan de grond genageld staan. De vos gaat op nog geen meter afstand rustig zitten en wast zich. Mensen lijkt hij als uiterst onschuldige wezens te beschouwen, waar hij zeker niet voor op de vlucht hoeft te slaan. Het maakt hem niet uit als we nog iets dichterbij hem komen. Dit is een mooie, wonderlijke ervaring, die nog lang die avond in onze gedachten blijft.

Pas na tweeën zoeken we onze kooi op. De weersverwachting voor morgenochtend is nog steeds slecht. Zuidwestenwind met kracht 6 a 7. Mogelijk wordt hij in het meest gunstige geval laat in de middag West 4. Als dat laatste echt gaat gebeuren, kunnen we misschien toch morgen nog vertrekken.

Donderdag 19 juli 2012.

Als Ricco om vijf over acht de weersberichten luistert is zijn conclusie: ‘slaap maar lekker uit’. De regen klettert al weer op het dek en ik draai me nog eens om, om drie uren later pas weer te ontwaken. Ricco is dan verdwenen. Zijn toilettas ook. Ik ruim de kajuit een beetje op en zet een bak koffie, me voorbereidend op een lekker dagje verstoppertje spelen in de kajuit.

Om twaalf uur verschijnen plotseling blauwe stukjes lucht en tien minuten later schijnt de zon. Ineens ziet de wereld er even anders uit. Even, want later trekt de boel weer dicht. De hele middag vermaak ik me met de krant. Alleen tussendoor even douchen. Het enige dat deugt in deze haven zijn de douche- en toiletruimten, die zijn ruim en schoon en zitten bij de prijs van het havengeld inbegrepen. Het is wel een eind lopen, 500 stappen tel ik. De haven is berekend op 250 boten, maar lang niet alle ligplaatsen zijn bezet, het is een stuk rustiger dan een aantal jaren geleden. In de entree naar de doucheruimtes staat een maquette van de haven. Ik overzie de haven zoals die nu in werkelijkheid is, de hoogovens met hun dikke wolken uitstoot op de achtergrond.

Na het eten gaat Ricco een uurtje plat en ruim ik de boel een beetje aan de kant. Om zeven uur moet ik Ricco weer roepen, want we willen de weerberichten voor morgen beluisteren. En die zijn gunstig! Eindelijk! Morgenochtend bij IJmuiden een Noordwestenwind, kracht 3-4. Later ruimt de wind bij Hoek van Holland naar Noord. Ons enthousiasme komt terug. We halen de stroomkaarten erbij en besluiten om morgen rond half acht te vertrekken. We leggen de kaarten voor Zuid Nederland en België klaar. Als het allemaal een beetje meezit, willen we proberen morgen zo ver mogelijk zuid te komen, en als we er morgenavond nog zo overdenken gaan we misschien zelfs wel een nachtje door. Nu is de kans daar om zo zuidelijk mogelijk te komen. Na zondag wordt dat weer moeilijker. Maar dan is het volgens de verwachting prachtig weer, dus hopen we dan ergens in een leuke haven te liggen, zodat we daar van de zon kunnen genieten.

Vrijdag 20 juli 2012.

Om 07.00 uur gaat de wekker en een half uur later zijn we klaar voor vertrek. De zee is rustig en kalm. We zijn niet de enigen die op het idee zijn gekomen om te vertrekken, het stikt van de zeilboten, allemaal varend in zuidelijke richting.

Anderhalf uur later varen we met halve wind voor Zandvoort. We krijgen nu het idee dat we echt ‘onderweg zijn’. Eindelijk. We varen een koers van 214 graden naar de oversteek bij Hoek van Holland. Tegen elven voor Noordwijk aan Zee komt er zo af en toe een flauw zonnetje door de blauwe plekjes in de lucht, je voelt de temperatuur oplopen.

Om half twaalf, voor Katwijk, verwisselen we de fok voor de Genua. Er vallen een handvol dikke regendruppels.

Voor Scheveningen, zo rond het middaguur, kan de jas uit, maar is de wind bijna weg. Dankzij de stroom die we nog mee hebben, houden we toch nog voortgang. Om 14.00 uur kentert het tij, dan blijft er van de voortgang niet veel meer over dan 2,5 mijl per uur.

Voor Hoek van Holland, het is dan inmiddels half drie, zetten we de motor bij, om voor de oversteek van de Maasmond voldoende snelheid te maken. De fok rollen we in.

Het is juvaweer. De jas kan uit, maar een vest is geen overbodige luxe. Ricco roept de Maasmond op om onze oversteek te melden. We krijgen permissie om de oversteek te maken en de verkeersleider vraagt ons om met onze marifoon standby te blijven. Dat doen we. Vracht- en containerschepen varen af en aan. De stenaline begint zijn oversteek naar Engeland. Tegen de tijd dat we bij de vaargeul zijn is het rustig voor wat betreft de scheepvaart. Een zeiler besluit in de vaargeul zijn zeil te gaan hijsen. Misschien is zijn motor uitgevallen. Anders lijkt me dat niet echt slim.

Om 16.00 uur is er weer voldoende wind. De motor gaat uit. Fokje erbij. Het is heerlijk met een ruime wind. Zó wil je varen! Ik zit in mijn vlak voor deze reis aangeschafte ‘comfort seat’. Vindt mijn geblesseerde ruggetje fijn. Ik laat me heerlijk wiegen op de golven en geniet van de uitkijk over het water. Er zijn mensen die zeggen of denken dat dit saai is, maar dat ervaar ik geenszins. Hoewel ik in mijn werkzame leven altijd weer op zoek ben naar weer een nieuwe uitdaging, kan ik hier in alle rust van genieten.

Als het tegen vijven wat frisser wordt, ga ik in de kombuis een lekkere spaghetti maken. Warm ik meteen weer lekker op. Onder het eten valt Oostende Radio al te horen.

Al dat water dat langs de boot spoelt heeft zoveel verschillende geluidjes. Spetter, klok klok, kloek kloek, leeglopende gootsteen, plons, suis en ruis en nog legio andere geluidjes waar ik geen naam aan kan geven.

Om 19.00 uur hebben we de vuurtoren, het Vesthoofd, van Goeree dwars. Ricco bekijkt de weersberichten op de Navtex. Voor de komende dag blijft de wind Noord 3 tot 4 beaufort. ‘Als het waar is, vliegen we zo het Kanaal door’ zegt Ricco. Wie weet kunnen we België overslaan en varen we in één keer door naar Frankrijk. Aan de zeezijde liggen aan de horizon meer dan 20 schepen voor anker.

Om half acht gaat Ricco slapen, zodat hij straks de hondenwacht van 00.00 – 04.00 uur op zich kan nemen. Ik zit als de koningin op haar troon op mijn zetel in het kajuitje op de uitkijk. Elk uur teken ik onze positie in de kaart. Om acht uur varen we voor Renesse. Vanaf nu hebben we de stroom weer mee, dus de komende zes uren kunnen we weer extra mijlen maken. Tegen negenen piept de zon onder de bewolking uit, zodat zij kan blijven schijnen op onze Pinta voor ze onder gaat.

Dat dacht ik dus, maar dat wordt niet bewaarheid. Ook aan de horizon zijn inmiddels wolken verschenen, waarachter de zon vervolgens weer verdwijnt. Om 21.00 uur hebben we de vuurtoren van Westerschouwen dwars. Bijna geen boot meer te bekennen. Er komt wel een schip van bakboord, maar die gaat ruim voor mij langs. Als hij net aan stuurboord is, lijkt hij te draaien en voor mij uit te varen. Wat doet hij nu? Hij gedraagt zich als een vissersboot. Dan weer daar heen dan weer hier heen. Maar het is in elk geval geen vissersboot. Probeert hij daar te ankeren? Opletten nu. Hij komt recht op mij af. Ik stuur een paar graden bakboord uit. Ligt hij nu stil? Hij vaart achteruit! Hij komt steeds dichterbij. Pas als ik er vlak langs vaar, zie ik dat het een zandzuiger is die daar aan het werk is. Ik ben opgelucht als ik hem achter me heb gelaten.

Om 22.00 uur varen we bij de groene boei voor Vrouwenpolder. Ik doe het driekleurenlicht aan, want het wordt donker. Ik controleer hoeveel elektriciteit we nog hebben. Nu de windvaan niet meer werkt, gebruiken we regelmatig de elektrische stuurautomaat, dat vraagt veel stroom. Als het voltage onder de 11.3 zakt, moet de motor aan om de boel weer op te plussen. Er is nog 11.7 volt aan stroom, dus we kunnen nog even vooruit.

Om 23.00 uur wordt Ricco wakker en ga ik naar bed. Ik word heel even wakker als Ricco de motor aan zet om elektriciteit te laden. Als ik later nog een keer wakker wordt is alles doodstil. Het voelt zo rustig dat het lijkt alsof we stil liggen. Tegen 04.00 uur komt Ricco me roepen voor mijn volgende wacht.

Zaterdag 21 juli 2012.

Bij het wisselen van de wacht heb ik van Ricco instructies gekregen over de te bevaren route. Er zitten twee oversteken over vaarroutes in mijn wacht. Ricco laat het me zien op de kaart en instrueert mij ook over het gebruik van de kaart op de computer. Bij de eerste oversteek komt er alleen een kermisboot, vol feestverlichting, die van bakboord naar stuurboord voor ons langs passeert. Om zes uur moet ik, zoals op elk heel uur, onze positie in de kaart tekenen. Omdat er juist op dat moment 3 grote schepen achter elkaar van stuurboord komen, stel ik dat even uit. Ze kruipen langzaam voorlangs, maar ik hou ze liever in de gaten voor het geval ze het in hun bolle hoofd halen om van richting te veranderen. De positie wordt dan maar even later in de kaart gezet.

Oh shit, daar komt er verderop nog één. Oh, deze drie schuiven wel voorlangs, dat is duidelijk. Snel de positie in de kaart en dan weer gauw aan dek. Als ik weer in de kuip ben, zijn de eerste drie boten net gepasseerd. De  vierde boot, een leeg containerschip, is inmiddels op korte, maar ongevaarlijke afstand. Omdat ze een beetje in dezelfde richting varen en niet dwars voorlangs, duurt het best lang voor ze echt voorbij zijn. Oh, daar komen ook nog twee joekels van stuurboord; een autocarry en een containerschip. Niet te geloven, het is hier een stuk drukker dan in de eerste vaargeul die ik over moest steken.

Als ik de kardinaal gepasseerd ben en daarmee de vaarroute daadwerkelijk ga oversteken, zijn alle schepen gepasseerd. Het is 07.00 uur als ik deze vaargeul voor Oostende overgestoken ben. Achter me is het weer megadruk met zeestomers die nu veilig achter me langs varen richting Oostende. We hebben de stroom vanaf nu weer zes uur mee.

Ik voel me trots. Het was een druk wachtje, waarin ik me geen moment hoefde te vervelen. Ik heb goed opgelet, ben rustig gebleven, heb alle situaties goed ingeschat en ben geen moment in paniek geraakt. Daar zit ik nu stil van te genieten.

Er hangt een dik wolkenpak boven de zee, maar wel een prachtig kleurend wolkendek, met veel blauw. Alsof het water van de zee haar kleur afgeeft aan de wolken. Net voor het einde van mijn wacht komt er een superkort regenbuitje over. Dikke vette druppels op dek en op de kussens die nog buiten liggen. Ik doe ze snel naar binnen, maar tegen de tijd dat dat voor elkaar is, is de regen al weer gestopt. Het was alsof daarboven iemand met een regengieter liep, armen slingerend heen en weer, zodat alle plantjes een paar druppels mee krijgen.

Na vier uur te hebben geslapen, word ik door Ricco gewekt. We zijn dan al in Frankrijk en varen voor Duinkerken. We hebben volop zon. Er is alleen geen wind, dus we varen op de motor. We hebben nog wel twee knopen stroom mee, dus we hoeven maar 3 knopen te varen om er vijf vooruit te komen. Het zeilpak blijft in de kajuit en zelfs het vest gaat uit. Zo hoort zomer te zijn! Boven Duinkerken hangt nog wel een dik wolkenpak, maar daar hebben wij hier op zee geen last vast.

Na het eten, zo rond 18.00 uur, passeren we Calais. Er is nog steeds erg weinig wind, dus het motortje helpt ons een beetje de tegenstroom te compenseren. Nog even dan zijn we Gris Nez voorbij, de uitstekende rotspunt die zou moeten doen denken aan een grijskleurige neus. Deze kaap biedt toegang tot het Nauw van Calais. Op de radio horen we de waarschuwing dat twee zwemmers het Nauw van Calais aan het oversteken zijn. Gaatje in je hoofd, zou je denken. De watertemperatuur is 16 graden!

Na de industriële omgeving van Duinkerken en Calais ontvouwt zich nu het Franse platteland. Kleine kustdorpjes met op elkaar gepropte witte huisjes. Alsof iemand ze met stoffer en blik bijeen heeft geveegd en ze op één hoopje heeft neer gestort. Ricco zegt even later dat het landschap hem doet denken aan het landschap van een modelbouwtreintje. Hoe rolbevestigend kun je samen zijn. Zij denkt aan het stoffer en blik, hij aan modelbouwtreintjes…

Om de dorpjes heen op de heuvels weide- en landbouwvelden, afgewisseld met stukjes bos. De Gris Nez lijkt met de beste wil van de wereld in de verste verte niet op een neus en grijs is hij ook niet. Afgesleten? Overwoekerd? Of waren het weer dronken zeelui die deze naam bedachten?

Als we om de kaap heen zijn is de motor niet meer nodig, maar we zijn dan al bijna in Boulogne sur mèr. We arriveren als de zon in de zee zakt, rond 22.00 uur.

Zondag 22 juli 2012

Klop klop klop! Op deze vroege zondagochtend, het is net 07.00 uur geweest, worden we wakker gemaakt, omdat één van de boten waaraan wij vastliggen wil vertrekken. We schieten snel een paar kleren aan. Ricco start de motor en we maken los van het schip van onze buurman Frank du Mosch. Ik dacht m gisteren al te herkennen als voormalige nieuwslezer van het jeugdjournaal en presentator van Casa Luna op radio 1. Waar ik nog twijfelde over zijn gezicht, was de herkenning van zijn stem heel duidelijk. Toch twijfel je dan en t navragen lijkt zo stom. Ik kan me trouwens ook zo voorstellen dat hij gek wordt om tijdens zijn vakantie steeds herkent te worden door al die Nederlanders hier.

Inmiddels zijn er op andere plekken ligboxen vrij gekomen en we besluiten onze Pinta daar neer te leggen. Nu we toch op zijn, ontbijten we maar meteen en Ricco gaat zich melden bij het havenkantoor. Rond koffietijd lopen we Boulogne sur mer in. Het waterpeil is hier nu heel erg laag. We moeten een enorm eind omhoog klimmen vanaf het niveau van de steigers. Het weer is heerlijk, volop zon en de temperatuur is goed.

We lopen naar de oude bovenstad. We wandelen daar eerst over ‘het vierkantje stadsmuur’ rondom dit oude stadsdeel dat al 2000 jaar bestaat. Het huidige stratenplan is nog hetzelfde als in die tijd. De stadsmuur is 300 jaar jonger. We kijken even rond op de binnenplaats van het kasteel. Daarin is een museum gevestigd, maar met dit weer blijven we liever buiten. We lopen naar de Dome, een enorme kerk, met daaraan vast een hoge ronde toren. Omdat er net een kerkdienst gaande is, gaan we niet naar binnen, maar drinken eerst koffie in een pittoresk Frans binnentuintje van een restaurant. Muziekje erbij met franse chansons, laat je onmiskenbaar voelen dat je in Frankrijk bent. Na de koffie gaan we opnieuw naar de Dome. Alle gewelven in de kerk zijn ook rond. Prachtig om te zien. Het gebouw, 101 meter hoog, is gebouwd tussen 1823 en 1853. Zoals in elke zichzelf respecterende katholieke kerk is Maria op allerlei verschillende plekken uitgebeeld in de bekende pose, met haar kind op de arm. De lichtinval in de kerk is indrukwekkend. Mijn fototoestel houdt niet op met klikken. Thuis maar selecteren. Vervolgens lopen we door de rustige straatjes. Op het pleintje in het midden van dit stadsdeel is de reizende tentoonstelling van ‘Centre de pompidou’ opgesteld, met verschillende moderne kunstwerken. Leuk, zoals oud en nieuw bij elkaar komt.

Na in het nieuwe stadscentrum nog even over de vlooienmarkt te hebben gelopen komen we terug bij de haven. Daar is het water inmiddels bijna 7,5 meter gestegen door het getij. Wat een ander gezicht! Niet voor te stellen hoeveel water dat moet zijn dat elke zes uur eerst in en daarna weer uit de stad loopt.

De rest van de middag genieten we van wat lezen in de zon in de kuip van onze boot. We besluiten om morgen weer verder op reis te gaan. Als het kan willen we proberen zover mogelijk west of zuid-west te komen, afhankelijk van de wind. We zullen mogelijk drie dagen en drie nachten onderweg zijn. Dan kunnen we daarna weer rustig terughoppen richting Holland. Maar zover is het nog lang niet! Vanavond maar niet te laat de kooi in, want morgen moeten we (bij hoog water) om zes uur in de ochtend vertrekken.

Maandag 23 juli 2012.

Pas nadat Ricco me drie keer geroepen heeft, begint het tot me door te dringen dat het de bedoeling is dat ik uit mijn bedje kom en op ga staan. Als een zombie schiet ik mijn kleren aan, haal een washand met koud water door mijn gezicht en doe mijn lenzen in. Dan ben ik klaar om Ricco bij te staan bij het vertrek.

Tegen zevenen zeggen we Boulogne sur mer vaarwel en varen we weer op zee. We bereiden ons voor op een dag met weinig wind en dus ook met weinig voortgang. Dat is echter op zo’n prachtige dag zonder ook maar een enkel wolkje aan de lucht en met een aangename temperatuur tóch wel genieten. We varen aan de wind in westelijke richting. We blijken als een speer te gaan, met 6 knopen door het water, dus zonder de stroom, die we nu ook nog mee hebben, mee te rekenen. Het is één en al genieten. We scheren over het water. Er zijn bijna geen golven, wat de snelheid nog eens ten goede komt.

Tot half twaalf blijven we een snelheid van 5, 6 knopen houden, de ‘cours over ground’ is zelfs ruim 7. Dan valt langzaam de wind terug en een half uur later liggen we stil te dobberen. Net nu de stroom weer tegen gaat staan. Motor dan toch maar weer aan. Wel kunnen de zomerkleren aan, het is loeiheet. De zee is bijna zo glad als een spiegel. Ondanks het gebrek aan wind staat het water van de zee nooit stil, is altijd in beweging. Het wateroppervlak ziet er uit als een laken dat met een korte handbeweging iets wordt opgewipt. Wat kleine opbollende golfjes, helemaal mooi rond afgeslepen. Geen enkele golf heeft, zoals normaal gebruikelijk, een scherpe rand aan de bovenkant.

Uren houdt de windstilte aan. Soms verschijnt er een rimpeling over het gladgestreken laken. Dan krijg je weer hoop. Ten onrechte, want onze fiere driekleur blijft slapjes, treurig naar beneden hangen, alsof hij zich er voor schaamt, denkt de naam vlag niet waardig te zijn. Ondertussen genieten we van de zon, een boek en soms een kort dutje. Op de shippinglane in de verte na, is de zee zover je kijken kunt leeg als een kale pannenkoek. Als je wilt gaan waar de wind je brengt, zijn we nu ontzettend aan het vals spelen met ons motortje aan. De wind laat het afweten en brengt ons niet verder dan naar waar we zijn, midden op het kanaal, en geen meter verder. We houden de hoop dat daar verderop weer wind is, die ons naar elders wil brengen.

Als tegen vijven het tij kentert en we weer stroom mee krijgen, doet Ricco een poging om te gaan met de stroom, nu gaan met de wind tot de onmogelijkheden is gaan behoren. Hij zet de motor uit en we wachten af wat er gebeurt. Eerst hebben we nog een beetje voortgang vanwege de zojuist uitgezette motor, maar als die op is, houdt alles op. We blijven dobberen op dezelfde plek. Eerst genieten we nog even van de stilte, maar na 10 minuten kijken we elkaar aan en weten we van elkaar dat we het allebei al weer helemaal zat zijn. Ricco zet de motor weer aan en ik begin te koken. Onder het koken houden we beraad bij de kaart. Dichtstbijzijnde plaats is Eastbourn in Engeland en na alles afgewogen te hebben, met de vooruitzichten dat de wind niet aan gaat trekken en in de wetenschap dat het weer in Engeland momenteel ook eindelijk zomers is, besluiten we die richting op te koersen. We steken de shipping lane, de snelweg voor vrachtschepen, waar we de hele dag parallel aan hebben gevaren, dwars over.

We zien de zon ondergaan achter de Engelse kust en een paar uurtjes later gaat de maan onder. We varen onder een prachtige sterrenhemel door. Dan naderen we Eastbourn. De haven van Eastbourn ligt achter een sluis, zo weten we nog van eerdere keren dat we hier waren. Het is al laat, maar de sluis draait dag en nacht. Het aanvaren van een haven bij nacht is altijd weer een beetje spannend. Uit de honderden lichtjes en lampjes, is het moeilijk te onderscheiden welke lampjes je nodig hebt voor je navigatie. Welke van die lampjes staan op de wal? Welke liggen als beboeiing in het water? We zijn op zoek naar een groene boei, met daarop een brandend groen lampje. Ricco ziet hem al voor ons. Hij wijst hem aan. Ik ben in dit soort situaties altijd superonzeker. Ricco heeft hier echt oog voor en wat ik zie heeft Ricco meestal al tien minuten voor die tijd gezien. Het groene lampje dat Ricco nu aanwijst is in mijn ogen wit. Ik irriteer me aan mezelf. Begin ik nu ook al kleurenblind te worden? Dan zie ik een eindje verderop aan stuurboord een groen lampje. Ik kijk naar het lampje waar Ricco op koerst en dan weer naar het groene lampje. “Kijk Ricco, bij dat lampje daar, zie ik wel dat ie groen is!’. Ricco kijkt. ‘We krabben als een gek!’ zegt Ricco dan. De punt van de boot wijst naar het witte lampje, dat bij nader inzien, daadwerkelijk wit is. De boot koerst echter door de stroom 20 graden over stuurboord in de richting van het groene lampje. Dat heeft Ricco in de war gebracht. Ik voel me alleen maar opgelucht. Toch niet kleurenblind!

Om half één in de nacht liggen we in de haven van Eastbourn. We drinken nog een aankomstborrel en gaan dan lekker slapen.

Dinsdag 24 juli 2012.

We halen onze slaap in tot rond het middaguur. Dan maken we de boot los om naar het tankstation te varen. We gooien de tank en de reservejerrycans vol. Daarna varen we terug naar onze ligplaats en gaan de wal op om boodschappen te doen. Weer terug bij de boot besluiten we om weer te vertrekken. Er staat nog steeds weinig wind, maar onze indruk is dat er wat meer wind staat dan gisteren. We gaan in elk geval verder, ook al is het maar tot de volgende haven van Newhaven. Als het mee valt varen we door. Ietsje over vijven gaan we de sluis bij Eastbourn weer door. Zodra we de havenmond uit zijn, hijsen we de zeilen. Er is wind! Nog geen 500 meter verder echter, ziet het er allemaal weer net zo uit als gisteren. Er zit niets anders op dan de motor weer aan te zetten. Ik spreek de hoop uit dat er na Beachy Head, de uitstekende landpunt waar we omheen moeten, meer wind staat, echter zonder die hoop ook werkelijk te koesteren. We varen vlak onder de kust, langs de vuurtoren bij Beachy Head. Als we deze rond 19.00 uur zijn gepasseerd gebeurt het dan toch; er is weer wind! We hebben door het water een voortgang van 3 knopen, wat kan ons gebeuren! We kunnen dit met gemak drie dagen volhouden. We varen ‘plat voor het lapje’, de wind van achteren, het grootzeil over stuurboord, de Genua op de boom over bakboord. We varen in westelijke richting en zien wel waar en wanneer we uitkomen.

Zo straks bij onze wandeling naar de supermarkt herinner ik Ricco aan zijn uitspraak ‘samenwerken is wat anders dan taken verdelen’. Die uitspraak was bij mij blijven hangen en we praten er verder over door. Ricco blijkt te hebben bedoeld ‘samenwerken is méér dan taken verdelen’. Met pen en papier bij de hand filosofeer ik voor mezelf nog even door over dit thema. Samenwerken is dus meer dan onderling de taken verdelen. Je maakt wel afspraken over de taakverdeling, maar je bent gezamenlijk verantwoordelijk voor het behalen van het doel. Enerzijds is er vertrouwen in elkaar nodig dat ieder zijn toebedeelde taak naar behoren en vermogen vervult, anderzijds controleer en corrigeer je elkaar. In principe is er dus sprake van wederzijdse afhankelijkheid. Je bent er van overtuigd dat je elkaar nodig hebt. Kernthema’s zijn: vertrouwen in elkaar, elkaar aan durven en mogen spreken, iedereen houdt het doel voor ogen, je maakt elkaar sterker, je vangt elkaar zo nodig op, je durft elkaar hulp te vragen, je hebt respect voor elkaar. Je kijkt en luistert met elkaar mee en hebt belangstelling voor elkaar.

Het is heerlijk om op weg te zijn naar nergens. Het onderweg zijn is genoeg, het is een doel op zich geworden. Dit geeft zoveel meer rust en ruimte in je hoofd, dan met een bepaald doel op weg te zijn.

De wind is variabel. Van voor de wind varen we ineens halve wind en even later aan de wind. Het voordeel is dat ik met dit rustige weer in alle rust goed kan oefenen met het stellen van de zeilen. Telkens weer moeten ze in de goede stand gebracht worden. En het gaat me ook nog goed af. Het is zó genieten! Lekker in de avondzon, van de rust en het prachtige uitzicht op de Engelse afgekalfde kalkrotsen en later van een prachtige zonsondergang. Het avondrood belooft ook morgen weer een zomerse dag.

Tegen de donkere heuvels op de kust flikkeren duizenden lichtjes aan. Behalve de klagend schreeuwende meeuwen is er niets op het water. Wij volgen de wassende maan, die zichzelf weerspiegeld in het water voor ons en ons zo een lichtend pad verschaft.

Heel langzaam en geleidelijk neemt de wind en daarmee onze snelheid toe, maar zakt vervolgens ook weer in. Om half twaalf, een half uur voor het einde van mijn wacht liggen we stil. Even later is er weer een klein beetje vooruitgang door het water.

Woensdag 25 juli 2012.

Als Ricco de wacht heeft overgenomen en blijkt dat we achteruit worden gezet, omdat de tegenstroom krachtiger is dan onze voortgang door het water, zet hij de motor er weer bij tot het wisselen van de wacht om 04.00 uur.

Dan begint de stroom weer mee te lopen. Het eerste uur spring ik al een gat in de lucht bij 1 á 2 knopen voortgang. In het tweede uur trekt de wind weer aan. We varen dan ruim 4 knopen en de stroom meegeteld, komen we 6 zeemijlen per uur vooruit. Eerst geniet ik nog van de geweldige sterrenpracht. Het zeewater is zo glad, dat zelfs de sterren er in weerspiegelen. Dan kleurt achter mij is het oosten de lucht rood door de opgaande zon en wordt de lege wereld om mij heen weer zichtbaar. We naderen het eiland Wight, dat we ten zuiden zullen passeren. Vorige keren voeren we meestal noord langs, door de Solent.

Het wateroppervlak kleurt zachtroze en babyblauw. Door de oranje lucht achter de opgaande zon vliegen drie vliegtuigen en tekenen een spoor alsof er kikkervisjes door de lucht zwemmen. Er bromt een zweefwesp in mijn oor. Een meeuw vliegt tientallen rondjes om de Pinta. Met een verwonderd starende blik volg ik hem. Het is onvoorstelbaar dat in dit spiegelgladde zeetje nog voortgang is te boeken, zeker die van een snelheid van ruim 3 knopen door het water. Om acht uur in de ochtend neemt Ricco het roer weer over en ga ik een paar uurtjes slapen.

Als Ricco mij rond het middaguur weer wekt voor mijn volgende wacht ben ik alle oriëntatie van tijd en plaats kwijt. Ricco vertelt mij van alles, maar ik heb geen idee waar hij het over heeft. Motor aan? Stroom tegen? Hoe kan dat nou? Loopt de stroom inmiddels niet weer mee? Hij loopt pas een half uur tegen? Huh? Hoe kan dit nou? Ricco beantwoordt mijn vragen kalm en daardoor beland ik langzaam maar zeker weer in het hier en nu. Het is alweer een zonnige dag. Geen wolkje aan de lucht en de zee is veranderd in een groene vlakte. We hebben de eerste uren 3 knopen stroom tegen. Daar zijn de zeiltjes met de beschikbare spaarzame wind niet tegenop gewassen. In feite gebruiken we de motor alleen om de tegenstroom te compenseren. Met de motor aan komen we de eerste uren niet meer dan 1 mijl per uur vooruit. Nog een paar uurtjes volhouden met die herrie aan de kop. Tegelijk is het niet moeilijk om volop van het mooie weer te genieten. Door de sterke stroom worden in het water wervelingen zichtbaar. Van kleine draaikolkjes die fijne lijntjes in het water tekenen tot grote cirkelvormige trechters die, zo lijkt het, nietsontziend alles wat in hun buurt komt zonder mededogen naar beneden willen trekken, op willen slokken, zuigend, slurpend als een dorstig kind aan een rietje in een glas koele zoete limonade.

Met een moordende slakkengang trekt het eiland Wight aan ons oog voorbij. Tegen de tijd dat we het einde van het eiland dwars hebben, bij de Needles, gaat de stroom weer keren, stel ik mijzelf als een zoete belofte in het vooruitzicht.

Aan het einde van mijn wacht gaat de stroom weer meelopen, we zijn dan echter nog lang niet ter hoogte van de Needles. Ricco zet de motor uit, maar de slakkengang is dan nog steeds zodanig en de windrichting zo op de boeg van het schip, dat hij het geduld niet kan opbrengen. Hij start de motor weer. Het is nog net te vroeg om eten te koken, dus ik besluit met mijn chagrijnige hoofd om nog een uurtje plat te gaan. Ik word echter pas weer wakker wanneer Ricco mij om half acht roept met de mededeling dat het eten klaar is. We zijn dan inmiddels op weg naar een ankerplaats in een baaitje bij Swanage, net voorbij het eiland Whigt. Daar lopen we tijdens de zonsondergang binnen en leggen de boot aan een ankerboei, een mooring zoals de Engelsen zeggen. We drinken nog een borrel in de kajuit met het uitzicht op een schreeuwerig Swanage, zowel wat betreft geluid als wat betreft de kleuren. De kermisattracties zijn verlicht met felle neonkleuren in rood, geel, blauw, groen, roze en lila. Er is een kakofonie van geluiden te horen; opgewonden schreeuwende, gillende jongelui en brommende auto’s en generatoren aan de wal, motorboten in de haven, muziekklanken van de disco. Dan gaat rond middernacht bij mij het licht uit tot morgenvroeg.

Donderdag 26 juli 2012.

We worden tegelijkertijd rond negen uur in de ochtend allebei uitgeslapen wakker. Het zonnetje staat al weer te stralen. Ik zet koffie en maak ontbijt en terwijl we dit aan dek verorberen bekijken we onze opties voor de komende dagen. Het blijft nog tot en met het weekend mooi weer in Engeland, maar ook met weinig wind. Op dit moment staat er nog wel wind, maar de stroom gaat binnen een paar uur tegenlopen en wat als de wind dan weer is ingezakt? ‘s Morgens vroeg is er meestal nog wel wat wind, maar de stroom begint al rond 07.00 uur mee te lopen. Dat pleit voor een vroeg vertrek morgenochtend. Of zullen we aan het einde van de middag een poging wagen? Ik pleit er voor om na het weekend, als het weer in Engeland slechter wordt, de oversteek naar Frankrijk terug te maken. Maar dat is nog zo ver weg, daar kun je nog lang geen besluit over nemen. 10 mijl verderop is een baaitje waar we rustig het weekend zouden kunnen doorbrengen. Daar toch maar aan het einde van de middag heen vertrekken? We kunnen niet tot een besluit komen. Ricco gaat zich nog verder verdiepen in de voors en tegens van de verschillende opties en ik kruip achter mijn laptop. Onder de koffie opperen we om het bijbootje op te blazen en aan de wal te gaan om Swanage te bekijken. Maar onder de lunch vinden we het heerlijk genoeg aan boord en het opblazen van het bijbootje te veel werk. We zijn vandaag een beetje besluiteloos.

De rest van de middag luieren we op het achterdek met een boek in de zon. Aan het einde van de middag maken we ons klaar voor vertrek. Eerst is er nog even verwarring over ons doel. Ricco wil graag een beetje langs de kust scharrelen en dan ankeren in Lulworth, een baaitje 10 mijl verderop. Ik wil, als mocht blijken dat er wind staat, nog een laatste poging doen om zo ver mogelijk oost te komen. Uiteindelijk besluiten we dat we koersen op Lulworth, terzij er voldoende wind staat om verderop te komen.

Als we het baaitje van Swanage uit zijn, begin ik enthousiast het zeil te hijsen en de fok uit te rollen. Het is een zielig gezicht, die flapperende zeiltjes, die geen zuchtje wind kunnen vangen. Ricco laat me nog even rommelen met de zeilen, totdat ook ik overtuigd ben dat er zo echt geen spat wind te vangen is. ‘Misschien verderop!’ zeg ik, niet voor één gat te vangen. Even verderop is inderdaad een ietsje pietsje wind. Heel minimaal, maar als we toch maar 10 mijl verderop gaan, is snelheid niet zo van belang. Als we langs de kaap Saint Alban’s head varen is de stroom gigantisch. Het water kolkt er. Ricco zet de motor aan, om wat snelheid en daarmee meer manoeuvreermogelijkheden te hebben. Als we de kaap voorbij zijn gebeurt het ongelooflijke; er is weer wind! De zeilen gaan weer op en de motor gaat uit. “Toch maar proberen verderop te komen?” vraagt Ricco. Ik durfde er niet meer over te beginnen, maar ben zó blij dat Ricco nu overstag is! Ricco zet een nieuwe koers uit en daar gaan we! We zeilen weer heerlijk. Op naar Bill of Portland, de volgende kaap die we moeten omzeilen. Om acht uur valt de wind al weer terug en hebben we nog geen 2 knopen voortgang. Wat nu te doen? Mijn enthousiasme loopt een flinke deuk op. Ondertussen klapperen de zeilen weinig hoopvol. Ricco tuurt nadenkend over het water. De snelheid die de meter aangeeft loopt steeds verder terug. Ricco duikt achter de kaartentafel. Hij zal zo wel terugkomen met een rechtsomkerende koers. Ik glip ook naar binnen. We houden beraad bij de kaartentafel en besluiten om niet rechtsomkeert te maken, wel om naar de wal te gaan met als bestemming Portland Harbour. Als het morgenochtend vroeg waait, doen we een aller, aller laatste poging om verder westelijk te komen.

Opnieuw komen we met zonsondergang met ons motorbootje in de haven aan. Als we de haveningang hebben gepasseerd moeten we nog een hele tijd rechtdoor varen en op een gegeven moment 90 graden om. Ik vaar de koers kaarsrecht tot de ingang van de jachthaven. Daar komt een klein bootje dwars voor ons liggen, die ons de pas afsnijdt. Hij geeft lichtsignalen af. Ricco weet dat dit een teken is dat we moeten stoppen. Ik neem gas terug en de boot komt tot stilstand. De mannen in het bootje vertellen ons dat de haven gesloten is in verband met de Olympische spelen. Ricco vraagt of we wel vóór de haven aan een mooring mogen gaan liggen. Voor we daar een duidelijk antwoord op hebben gekregen vaart het bootje weg en komt er een andere boot op ons af. Het blijkt een politieboot te zijn die op ons toe komt gesneld. Er varen er nu ineens vier! Waar komen ze allemaal zo plotseling vandaan? De agenten aan boord lijken blij eindelijk wat te doen te hebben. Ze vertellen ons dat alleen boten met een ‘permit’ toegang tot de haven hebben. We moeten onze  namen en geboortedata opgeven. Als ik mijn naam met het maritiem alfabet spel, dat ook door politie en militairen wordt gebruikt, zijn ze blij verrast. ‘Mike, Alfa, Romeo, Golf, India, Tanga’ en ‘Bravo, Oscar, Uniform, Mike, Alfa, November’. We moeten vertellen wat de naam van de boot is, wat de vorige haven is waar we lagen en wat ons vaarplan is. “We are going with the wind” is ons antwoord en dat vinden beide mannen erg romantisch, althans, dat zeggen ze. We krijgen permissie om onze boot aan een ankerboei te leggen voor de nacht, op voorwaarde dat we er morgen vóór acht uur stiekem tussen uitpiepen. Dat komt goed uit, want we waren toch al van plan weer vroeg te vertrekken. Als we aan de ankerboei liggen, komt de politieboot nog even langs varen om te controleren of we daadwerkelijk vast liggen. Als hij dat heeft geconstateerd vaart hij weer verderop. Ricco kijkt hoe het morgen staat met het tij, zodat we weten hoe laat we morgen moeten vertrekken.

Het is hier hoog water: 5 uur en 25 minuten na hoog water Plymouth. Plymouth hoog water is om 22.43 uur UTC (Universal Time nog wat). Het is hier dus hoogwater om 04.10 uur UTC en dus 06.10 uur onze (Hollandse) boordtijd. Oh nee, dat is voor Saint Alben’s Head. Overnieuw. We moeten Portland Bill passeren in de tijd tussen hoog water Dover minus 1 uur en hoog water Dover plus 2 uur. Op 27 juli 2012 is het om 04.18 uur UTC hoog water Dover. We moeten Portland Bill dus passeren tussen 03.15 uur en 06.15 uur UTC, dat is tussen 05.15 uur en 08.15 uur onze boordtijd. Vanaf 01.50 uur BTS (British Summer Time) begint de stroom te lopen ten zuiden van deze haven. Vanaf 02.50 BST krijg je volledig de stroom mee. Dat is 04.50 uur boordtijd. Portland Bill is 8 mijl varen, we hebben dus ongeveer 2 uur nodig om daar te komen. De berekening bij deze gegevens leidt er toe dat we morgen om half zes moeten vertrekken. Wat een gereken elke keer weer!

We drinken nog een borrel en Ricco fantaseert over de briefing morgenochtend met de bewakers van dit terrein. Dat de regels noodzakelijkerwijs zullen moeten worden aangescherpt, nu is gebleken dat een zeilboot pas op het allerlaatste moment gestopt werd. Hoe heeft dat kunnen gebeuren met een inzet van vier politieboten! Stel dat het terroristen waren geweest?

Vrijdag 27 juli 2012.

Uiteindelijk vertrekken we om half zeven, omdat Ricco’s wekker op zijn telefoon blijkbaar automatisch is overgestapt op British Summer Time. We varen langs het langgerekte schiereiland Portland om het puntje hiervan te kunnen ronden. Het smalle schiereiland is als een enorme pier die zich tot ver in de zee uitstrekt. De hele Engelse kust is door de zee afgehakt en ziet er uit alsof een graafmachine rigoureus te werk is gegaan. Dit kleine stukje land heeft echter standgehouden tegen de invloeden van de zee. Misschien dat deze streep in het landschap uit een ander soort gesteente bestaat, een andere verklaring heb ik er niet voor.

Net voorbij de vuurtoren op het puntje horen we twee korte harde klappen achter elkaar, alsof we iets raken. Boink! Boink! We kijken op de dieptemeter. Ruim 20 meter water onder ons, dat kan het dus niet zijn. Ricco kijkt op de kaart, maar daarop zijn geen bijzonderheden te zien, een snelle blik in het ruim, geen water aan boord. We hebben blijkbaar iets geraakt, maar wat het is blijft een mysterie.

Voorbij Portland Bill gaan we stuurboord uit, om de Lyme Bay over te steken. Er staat voldoende wind om 4 knopen door het water te varen. De weersberichten geven voor later op de dag weer de gevreesde windverwachting ‘variable 3 or less’. Maar zolang we voorlopig nog een noordenwind met kracht 3 – 4 hebben, genieten we daar van. We varen een comfortabele halve wind. Zonder vreemde capriolen koffie zetten, zonder je overal aan vast te houden naar het toilet. Geen rammelend servies in de kastjes. Lekker zitten en uitkijken over het water, dat vandaag grijs is door de bewolkte lucht erboven. De zee ziet er weer normaal uit, met gewone puntige golven, die een wedstrijd met elkaar spelen om wie het hardst gaat en constant met elkaar in botsing komen.

Een hele familie Jan van Genten scheert over het water, duikt, buitelt en fladdert weer op. Vliegen een rondje en herhalen dit ritueel keer op keer. De zon brandt langzaam een gat in de wolken aan de hemel weg en geeft haar schittering aan het water.

Bij het begin van mijn wacht rond het middaguur zijn we al halverwege de Lymebay. De stroom gaat zo wel tegenstaan, dus de voortgang zal snel wel minder worden in de komende uren. Maar vooralsnog varen we nog steeds ruim 4 knopen. Dat duurt maar een uurtje en dan zakt de wind volledig in. Met veel gesjor, geduw en getrek aan de zeilen kan ik de boel nog net boven de 2 knopen laten lopen. De wind is zo variabel als ik weet niet wat. Precies zoals voorspeld. Het weersbericht van 14.00 uur laat horen dat de wind noordwest 4 – 5 wordt. Daar is nu het wachten op. Later gaat de wind west staan. Dat is dan meteen het einde van onze westgaande trip. We moeten dan weer terug richting oost of zuid richting Frankrijk.

Als ik om 15.00 uur onze positie in de kaart zet, blijkt dat we het afgelopen uur 1,5 mijl voortgang hebben geboekt. Ricco, weer fris en vrolijk na zijn middagdutje, zet de halfwinder op, zodat we met dat grote lichte voorzeil nog net wat meer wind kunnen vangen dan de halve knoop die we nu nog vooruit komen. Het scheelt direct 1,5 tot 2 knopen. We hebben ook geluk dat de stroom, die nu tegen staat, niet zo sterk is. Zelfs met deze lage snelheid komen we nog steeds vooruit. Met de halfwinder erbij lopen we gemiddeld 3 á 4 knopen. Netjes met zo weinig wind.

Tegen de tijd dat ik de borden met eten op wil scheppen zegt Ricco ‘Kijk nou, we liggen stil!’. Dat is een beetje overdreven, want we waren altijd nog 2 knopen. De oorzaak is dat de wind is gedraaid van halve wind naar voor de wind en dan doet de halfwinder zijn werk niet meer. We veranderen de koers even tot na het eten. Dan ruimt Ricco de halfwinder op en ik zet de Genua er voor in de plaats. De snelheidsmeter loopt verder terug. 0,8 0,7 0,6. Ik denk aan het water te zien dat ietsje verder over stuurboord wat meer wind is, dus ik stuur in die richting met het kleine beetje voortgang dat we nog hebben. Ik kijk naar het windvaantje boven in de mast. Die geeft opnieuw halve wind aan. Ik zet het grootzeil en de Genua een stuk losser en dan begint de snelheid op te lopen tot 5 en later tot 6 knopen. “Laat dat zeilen stellen maar aan mij over” plaag ik Ricco als hij weer in de kuip komt.

De twee uren daarna hang ik aan de lage kant van de boot in mijn comfort seat, genietend van hoe we over het water spuiten. De boot gedraagt zich als een koe die, na een winterlang op stal te hebben gestaan, in het voorjaar weer voor het eerst gras onder zijn hoeven voelt. Hij springt en dartelt vrolijk en opgewonden over het water. En wij voelen ons als de cowboy op de rug van die dolle stier.

De wind is inmiddels zoveel aangetrokken dat Ricco zich zorgen maakt over de Genua, die bedoeld is voor licht weer. Hij wil het zeil een eindje inrollen en ziet dan dat er een naadje bij het achterlijk al een beetje los is gegaan.  “Inrollen die handel, neem niet het risico dat hij straks verder scheurt. Dan varen we maar iets minder hard”. Ricco is blij dat ik bevestig wat hij zelf al had bedacht. Inmiddels is het voltage van de elektriciteit al weer aardig teruggelopen. We zetten daarom de motor bij, zodat de accu’s weer kunnen opladen. Ricco gaat even een tukje doen tot dat we aan het einde van de Lyme bay zijn gekomen. Dan nemen we een beslissing over het vervolg van deze trip.

Als het zover is, besluiten we uiteindelijk om in de volgende baai langs de kust verder te gaan. We gaan overstag. Dan ziet Ricco dat de Genua, die vanwege de harde wind te strak is opgerold, met het onopgerolde stukje begint te fladderen. Hij pakt zijn life-line en een zeilbandje en gaat daarmee naar voren om de boel te fixeren.

Ricco gaat nog een paar uurtjes proberen te slapen. We varen aan de wind en de stroom zet ons weg naar de kust. Als we de kust zover zijn genaderd, dat we in een wat ondieper gebied terecht dreigen te komen, wil ik overstag. Ricco is al weer wakker en helpt een handje. Ik vind het moeilijk om de juiste koers te vinden. Zo hoog mogelijk aan de wind om niet te ver uit de kust te komen, maar wel een beetje snelheid. Er staat toch voldoende wind? Dan moet die boot toch meer dan 1,5 knoop kunnen varen? Ja! Ik heb de goede koers te pakken!

De zonsondergang tijdens het overstag gaan heb ik gemist, maar de lucht kleurt nog prachtig met gestreepte wolken in velerlei kleuren. Plotseling gaan we door de wind. Dat betekent dat ik waarschijnlijk toch te hoog gestuurd heb. We draaien 45 graden en de fok staat bak. De stuurautomaat geeft volop roer naar bakboord, maar we blijven met een lage snelheid dezelfde richting op varen. Ik zet vliegensvlug de stuurautomaat uit en neem het roer zelf ter hand. Al voor ik er ook maar aan heb kunnen dénken om Ricco’s hulp in te roepen, verschijnt zijn hoofd al in de kajuitingang. ‘Dit is nou bijliggen’ zegt hij ‘Heb je dat ook eens meegemaakt Terug gaan door de wind lukt niet zonder motor’. De motor stond nog aan vanwege het stroomdraaien en Ricco, opnieuw uit zijn slaap gerukt, is even zijn oriëntatie kwijt. Ik geef hem aan in welke richting we moeten varen. Binnen de kortst mogelijke tijd heeft Ricco de boot weer op koers liggen. Voor de zoveelste keer deze avond gaat Ricco proberen te slapen. Het water is woest hier, het lijkt wel alsof we door de branding varen. Met een redelijke snelheid vaar ik door de golven. Als Ricco zich voor zijn wacht aankleedt laat hij blijken dit helemaal niet leuk te vinden. ‘Dit vindt jij toch ook niet leuk?’ vraagt hij mij. Ik antwoord dat ik het eerlijk gezegd wel spectaculair vind. Daar denk ik anders over als ik even later in mijn kooi lig. Het gaat als een razende heksenketel tekeer. De boot zwiept omhoog en kwakt razend en tierend met enorme knallen terug op het water. De boot kraakt in zijn voegen. Ik voel me alsof ik levend in een wasmachine ben gestopt, inclusief het bijbehorende geluid en het gedraai en getuimel. Ik word telkens weer van mijn matras gelicht om vervolgens op het matras en tegen de zijwanden te worden teruggekwakt. Ricco heeft gelijk. Dit is echt niet leuk. Voor het eerst in de zes jaren dat ik met de Pinta vaar ben ik een beetje bang. Ik verman mezelf. Denk aan het reddingsvlot dat voor noodgevallen aan boord is. Het duurt even voor ik dan eindelijk toch, door de vermoeidheid overmand, de slaap kan vatten.

Zaterdag 28 juli 2012

Als ik een aantal uren daarna door Ricco wordt wakker gemaakt voor mijn volgende wacht is het iets rustiger geworden. Terwijl ik aan Ricco beken dat het daar binnen toch wel heel erg tekeer ging, erkent Ricco dat het buiten in de kuip juist wel meeviel, toen hij van binnen naar buiten kwam. Ricco heeft in de tijd dat ik sliep van alles meegemaakt. De elektriciteit liep opnieuw snel terug en hij is op zoek gegaan naar de oorzaak. Die lijkt hij gevonden te hebben; de fundatie van de stuurautomaatmotor zit los. De stuurautomaat heeft daardoor veel meer moeite en dus meer stroom nodig om de boot op koers te houden. Ricco heeft daarom de andere stuurautomaat aangesloten. Terwijl Ricco op de uitkijk stond, heeft hij ook nog een ferry opgeroepen via de marifoon, omdat niet duidelijk was hoe het schip ons zou passeren. Na contact met de ferry werd duidelijk dat hij ons al had gezien op de radar en ons voorlangs zou gaan varen.

De maan is inmiddels ondergegaan en de nacht is stikdonker. Met uitzondering van het hemelgewelf dat, onbewolkt, opnieuw een enorme sterrenpracht laat zien. Ook twee planeten, die Ricco mij bij de overdracht heeft aangewezen, zijn goed te zien en verdwijnen bij zonsopgang als laatste uit het zicht. Langzaam zie ik het licht worden in het oosten. Zonder enige koerswijziging varen we 4 uur lang rechtdoor. Dan is het acht uur en mag ik weer een paar uurtjes slapen. Ricco wekt mij iets voor 12.00 uur, als we al voor de haveningang van Falmouth liggen. Ook al is het tussen de middag, na onze aankomst drinken we eerst ons schippersbittertje en daarna doe ik de afwas en zet een pot koffie. Ricco is ondertussen al weer druk bezig met allerlei klussen aan dek. Hij haalt de Genua van de rol en hijst de gewone fok. Hij gaat op zoek naar materialen en gaat daarmee van start met het repareren van de fundatie van de stuurautomaatmotor. We besluiten hier in elk geval twee nachten te blijven liggen. We balen er van dat we de Scilly-eilanden niet hebben kunnen halen. Nog nooit waren we zó dicht bij. Nog maar 60 mijl te gaan, maar met een volgens de verwachting aanhoudende westenwind behoort dat niet tot de mogelijkheden. Westelijker dan hier komen we niet, nu de helft van onze vakantie er al weer op zit. We troosten ons met de gedachte dat we nooit eerder zo ver zijn gekomen en dat we pas op de helft van onze vakantie zitten. We gaan morgen de omgeving hier maar eens verkennen.

Nog steeds nieuwsgierig waarom de politiebewaking rond Portland harbour zo streng was rondom de Olypische spelen, ga ik daar, nu we weer internetverbinding hebben, toch even naar googelen. Ik heb het al snel gevonden: “Weymouth Bay en Portland Harbour; de Olympische zeilwedstrijden worden 190 kilometer van Londen gehouden in Weymouth Bay. De baai staat bekend als één van de beste plekken om te zeilen ter wereld”. Kijk, dat maakt alles duidelijk! We zijn een paar dagen geleden gewoon recht het Olympische dorp voor de zeilwedstrijden ingevaren!

het vervolg