Waar de wind ons heen waait, deel 2

Wat vooraf ging

Zondag 29 juli 2012

We zijn er op tijd uit, maar voor het overige gedragen we ons zondags; ieder met onze eigen digitale zaterdagkrant op de bank (in plaats van in bed, dat wel), bakkie koffie en ontbijtje erbij. Lekker lui. Het is koud, de temperatuurmeter wijst binnen slechts 14 graden aan. Ricco zet de kachel aan. We horen de regendruppels boven ons op het dek vallen. Al snel hebben we het bloedheet en met het doorbrekende zonnetje verbeelden we ons dat het ook buiten een heerlijk warme zonnige dag is.

We hebben hier een goede internetverbinding, maar de journaals op ‘uitzending gemist’ zijn afgesloten. We krijgen een melding dat deze vanaf onze locatie niet te bekijken zijn. We vermoeden dat dat met de beelden van de Olympische spelen te maken heeft. Misschien heeft hier alleen de BBC daar de rechten daarvoor? Dan maar naar de BBC. We bekijken het grootste deel van de uitzending van de openingsceremonie. Prachtig gedaan! Dan is het hoogtijd om de stad in te gaan. De winkels zijn open op deze zondagmiddag, evenals de verschillende galerietjes. Na de grootste winkelstraat gaat er links een trap met vele treden omhoog. Dit soort trappen hebben altijd een enorme aantrekkingskracht. Mijn ervaring is dat ze meestal leiden ze tot onverwacht mooie plekjes. Hijgend komen we boven, maar we worden daarvoor wel beloond met een prachtige overview over de stad. We lopen bovenlangs en verderop weer naar beneden, want we hebben zin in koffie.

Mij valt op dat er hier veel mensen lopen met weelderige tatoeages op armen, benen, schouders, je ziet ze eigenlijk op alle lichaamsdelen die niet met kleding bedekt zijn. Zelfs de gehele bovenarm van een kind dat nog in de kinderwagen wordt rondgereden is versierd met een tatoo. De winkelstraat is nog net geen wandelgebied, maar het autoverkeer is wel tot een minimum gereduceerd door een stoplicht, zoals wij dat wel kennen op sommige drukke opritten van snelwegen. Zo ongeveer om de paar minuten mogen één of twee auto’s door. Ze worden daar wel gedwongen om stapvoets te rijden, want de winkelende voetgangers eisen de hele straat voor zich op. Als Ricco zijn koffie op heeft vertrekt hij naar het Maritiem museum. Ik heb niet zo’n zin om daar heen te gaan, wandel liever een beetje doelloos of beter gezegd in het wilde weg, met mijn fototoestel in de aanslag, door de stad. Een van de leuke dingen daarvan vind ik om mensen te fotograferen, zonder dat zij het door hebben natuurlijk, in de houdingen die me ter plaatse het meest opvallen. In dit geval zijn dat mensen die langs de kant van de weg een plekje hebben gezocht om even uit te rusten of iets te eten of te drinken. Ik breng eerst even de boodschappen naar de boot en loop dan terug richting stad over het parkeerterrein. Daar steek ik de weg over en kom bij het uit de 14de eeuw stammende oudste huis van de plaatselijke architectuur van Falmouth. Ik sla linksaf en kom dan bij de toegang tot het treinstation. In de boekhandel die we straks hebben bezocht, heb ik in de gauwigheid in een boekje met wandelingen gelezen dat er een pad langs het station loopt. Ik heb het al snel gevonden. Het is eigenlijk een geasfalteerd bospad. Aan elke lantaarnpaal zit een sticker waarop staat vermeld dat het niet de bedoeling is dat je hondje hier zijn behoefte doet.

Tegen sluitingstijd van het Maritiem museum ontmoet ik Ricco weer en drinken we wat op een terras met uitzicht op de haven. We worden aangesproken door een Nederlandse man. “Eindelijk hoor ik weer Nederlands” zegt hij blij. Als we met hem in gesprek raken blijkt dat hij hier pas sinds woensdag is en dat hij hier slechts een week verblijft voor zijn werk; toezicht houden op het aanbrengen van de verf op een groot schip dat in het droogdok bij de haven ligt.

We vervolgen onze weg en gaan op zoek naar een restaurant, om te vieren dat we nóg twee weken vakantie hebben. Het eten is niet bijzonder lekker, maar de ambiance is heel prettig en gezellig. Met een bol buikje, het lopen gaat daardoor in slowmotion, keren we terug naar de Pinta.

Maandag 30 juli 2012.

Als we tegen elf uur willen vertrekken, wordt Ricco aangesproken door een Nederlandse mevrouw. Zij vaart samen met haar man op de “Atlantic Rose’, een stalen schoener van 15 meter, en zijn begonnen aan een wereldreis. Na één en ander aan wetenswaardigheden te hebben uitgewisseld, vertrekken we dan echt, op weg naar Mevagissey, een vissersplaatsje dat we willen bezoeken. We varen vlak onder de kust, waardoor we van het prachtige en afwisselende Engelse kustlandschap kunnen genieten. Het is maar een korte trip van 20 mijl richting het oosten, naar onze tussenstop Mevagissey. Het haventje in dit plaatsje is niet geschikt voor onze boot om er de nacht door te brengen, omdat deze bij laag water droog valt. We leggen aan aan de binnenkant van het havenhoofd tussen twee vissersboten, waarvan er één juist op het punt van vertrekken staat. De visser zegt ons dat we er verstandiger aan doen om aan te leggen aan de achterblijvende vissersboot, omdat we nu vlak bij de aanlegplaats van de ferry liggen, die elk uur aankomt. Zo gezegd, zo gedaan. Als we vastliggen klauteren we via de vissersboot naar de wal. We lopen langs het twee verdiepingen hoge gebouwtje met allemaal een soort van garageboxen, die de vissers als opslagruimte gebruiken voor hun netten, stootwillen, plastic visbakken enzovoort.

Het water van de zee is kraakhelder langs de kade die naar het dorpje voert. In het centrum is het propvol met toeristen. We drinken eerst koffie, buiten op een terras en nemen dan de trap die naar het hoger gelegen deel van het dorpje voert, langs prachtig gelegen huizen, allemaal met uitzicht over de zee. We zien hier vandaan ver beneden ons de Pinta tussen de vissersboten liggen. In het gemeentegroen staan begonia’s geplant. En even verderop een meterslange strook met struiken hortensia’s in een park dat in 1925 geschonken is aan de inwoners van Mevagissey door een familie ter nagedachtenis aan hun vader/opa. Nog hoger stijgen we tot de plek waarop we de dagjesmensen allemaal keurig op een rijtje zien staan vissen op het havenhoofd. We lopen, weer beneden gekomen, door de idyllische straatjes, eten een ijsje en keren terug naar de boot, maar niet nadat we het aquarium met de lokale vissoorten en andere waterbeesten hebben bezocht. We varen dan nog één uurtje verder richting het oosten en komen aan in Fowey. Waar zullen we aanleggen om de nacht door te brengen? Kiezen we voor één van de moorings of voor één van de drijvende steigers, zonder verbinding naar de wal? We kiezen voor dat laatste en ik stuur richting de steiger, maak een bocht, zodat we aan de achterkant terecht komen en stuur richting de steiger. Op het allerlaatste moment zien we dat er een bord met ‘gereserveerd’ ligt. De schipper van één van de andere boten staat op de steiger en Ricco vraagt of hij weet of we hier voor een nacht kunnen liggen. Ondertussen vecht ik met het roer tegen wind en stroom om de boot op z’n plek te houden, zonder tegen de steiger aan te botsen. Ik geef een ruk aan de gashendel. Dat gaat te hard, ik wil gas teruggeven, maar ik krijg de hendel niet in beweging. “Hé, kijk uit, je vaart de steiger zo voorbij” roept Ricco dan. Ja, dat zie ik ook, ga dan niet tijdens het aanleggen uitgebreid in gesprek! Ricco geeft zijn touwtje aan de man op de steiger, en pakt zelf het lijntje voor. Samen trekken de mannen de boot achteruit en leggen hem vast.

Na het eten ben ik doodmoe. Dat wordt vroeg naar bed vanavond, want morgen hebben we weer een drukke dag gepland. Morgenochtend Fowey bekijken, daarna een tussenstop in Polperro, nog zo’n klein plaatsje, waar je alleen bij hoog water binnen kunt varen,en daarna verder door richting oost. Naar Brixham? Of naar Dartmouth misschien?

Dinsdag 31 juli 2012.

We komen maar moeilijk ons warme bedje uit deze ochtend. We schakelen even over naar de Engelse klok, dat geeft een uurtje extra tijd, dat we later wel weer een keer inhalen.

We varen naar de steiger aan de overkant van de rivier, die verbinding heeft met de wal. Hier mag je maximaal twee uur liggen. De steiger ligt helemaal vol en het lijkt er op dat we Fowey aan onze neus voorbij moeten laten gaan. Van één van de boten aan de steiger draait de motor. Zou deze op het punt van vertrekken staan? Ricco vaart even langszij en vraagt het na bij de schipper uit Guernsey. Ja! We moeten nog een paar minuten wachten totdat moeders terug is met haar boodschappen en dan maakt de boot ruimte voor ons. De stroom is weer enorm en Ricco doet eerst een paar mislukte pogingen om aan te leggen. We overleggen en besluiten nog één ultieme poging te doen. En ja! Nu komen we voldoende dicht bij, zodat ik het touwtje om de kikker kan gooien.

We lopen het stadje in met haar smalle straatjes en eeuwenoude huizen. De straten zijn zo smal dat een auto er nog net doorheen kan rijden. Als voetganger ben je dan wel genoopt om je met de rug tegen de gevels van één van de huizen te persen, je plat te drukken, hopend en biddend dat het goed gaat en vrezend voor je tenen. Sommigen van die straatjes zijn als eenrichtingverkeer aangemerkt, maar niet eens allemaal.

We lopen langs de kerk naar boven in de richting van het kasteel. Maar elke toegang daartoe is hermetisch afgesloten en voorzien van een scala aan bordjes ‘strictly private property’ . We lopen langs de hoger gelegen huisjes, die vreemd genoeg een verwaarloosde indruk maken, zonder dat ze daadwerkelijk verwaarloosd zijn. We doen een paar boodschapjes en keren terug in de richting van de boot.

Klokslag 12.00 uur hijsen we de zeilen weer en gaan op weg naar Polperro. We gaan voortvarend met een halve wind en bijna 5 knopen voortgang. Het is een beetje heiig. Boven de bergen aan de kust zien we laaghangende bewolking, waar zo nu en dan een drop regen uit valt.

Polperro is een heel lastig aan te varen plaatje. Ik wil daar graag naar toe naar aanleiding van wat ik er over gelezen heb in een reisgidsje. Ricco is een beetje nerveus. Hij vertelt over de rotsen die in de haveningang onder water zitten. In de pilot staat het vol met aanwijzingen waarop je moet letten en in feite wordt daarin afgeraden Polperro aan te varen. Ik, altijd bereid om de grens op te zoeken, stel Ricco gerust met de woorden ‘zodra je denkt dat het niet gaat lukken, varen we weer weg’. En ik denk bij mezelf; als het wel lukt zijn we weer een goede ervaring rijker. Wat dat betreft houden Ricco en ik elkaar goed in evenwicht. Hij voorkomt roekeloosheid van mijn kant, ik stimuleer hem om grenzen te verleggen in dit soort situaties.

We varen eerst voor de haveningang langs, zodat we de situatie goed kunnen overzien. Dan rolt Ricco de fok in en ik strijk het grootzeil. De deining is hier enorm. Ik hou me bij het zakken van het zeil goed vast aan de mast en bij het opknopen van het zeil omklem ik me met beide armen om de giek. Dan varen we naar binnen door de nauwe toegang met aan weerszijden rotsen. Er liggen zes moorings in het kleine buitenhaventje, voor de muur die de binnenhaven beschermt, maar die met laagtij helemaal droogvalt. Er ligt verder geen enkele boot, we kunnen zelf kiezen welke mooring we nemen. Ik leg voor op de boot het lijntje om de kikker en ga, gewapend met de pikhaak op de boeg staan, terwijl we langzaam richting de mooring varen. Er zit geen touw aan de mooring, alleen een stalen ring. Met de pikhaak pak ik de stalen ring op, maar hoe krijg ik mij lijntje er nu door? Dat lukt met geen mogelijkheid. Ik roep Ricco en daar komt hij aangesneld. Terwijl ik de ring met de pikhaak vasthoud, lukt het Ricco, liggend op zijn buik in het gangpad, het lijntje door de ring te steken. We liggen vast! Maar Ricco is er nog niet helemaal gerust op. De boot draait om de mooring en we komen zo wel héél dicht bij de rotsige wal. Ricco wil even de tijd om te zien wat onze situatie met de boot doet. Ik zet ondertussen koffie en maak een lunch. Ricco heeft er moeite mee de boot, ook al is het maar voor even, alleen te laten.

Er komt nog een zeilbootje het minuscule haventje binnenvaren. Als ook deze boot aan een mooring ligt, gaat er een luid gejuich op van de twee franse jongens, die elkaar omhelzen en kussen. “You made it!” roept Ricco.

“Nou, we moeten het maar proberen dan”, spreekt Ricco eindelijk de verlossende woorden. We gaan een uurtje de wal op! We stappen in de bijboot en varen naar het zandstrandje. Dit stadje kent zo mogelijk nog smallere straatjes dan we in Fowey zagen. Auto’s zijn hier dan ook werkelijk op slechts één hand te tellen. We nemen weer een weggetje dat naar boven leidt, totdat we het zicht hebben op de Pinta. Ricco kijkt opgelucht dat hij er nog blijkt te liggen. We keren weer om en beneden aangekomen nemen we een straatje dat naar het havenhoofd leidt. Het haventje, dat bij onze aankomst met de bijboot nog droog lag, is inmiddels al weer vol met water gelopen. Vanaf het havenhoofd zien we dat het strandje, waarop we ons bijbootje hebben neergelegd, inmiddels ook helemaal is onder gespoeld. We lopen als een haas, laverend tussen de andere toeristen door, terug naar het ondergelopen strandje. Ik zou nog graag de galerie hier bezoeken, maar ik haal het niet in mijn hoofd om dat aan Ricco voor te stellen. Het bootje, dat we hadden vastgeknoopt aan de trapleuning, is bijna volgelopen met modderig water en vol met zeewier. Met behulp van een toesnellende meneer, kieperen we het bootje leeg en de mannen sjouwen de boot en ik draag de peddels via de trap naar boven. We gaan langs een trap van het binnenhaventje iets verderop weer naar beneden. We laten het bootje te water, zodat Ricco ons weer naar de Pinta kan roeien.

Tegen vieren varen we alweer volop. Met halve wind vliegen we met ruim 6 knopen door het water. Ricco schiet naar voren. Hij schreeuwt vanaf de boeg dat ik de eindknoop van het oproltouwtje van de kleine fok moet losmaken en daarna dat ik de schoot aan moet trekken. Ik volg braaf zijn instructies op, maar heb verder geen idee waar we mee bezig zijn of wat er loos is.

We varen langs het eiland voor Looe, waarvan ik gelezen heb dat het in WO II is gebombardeerd, omdat de sukkels in de bommenwerper het eiland voor een vijandelijke onderzeeër aanzagen. Ik weet natuurlijk niet hoe het eiland er uit de lucht uitziet, maar vanaf het water kun je je niet vergissen.

Het weer is ondertussen bijzonder aangenaam geworden. Aan de kust is het nog wel heiig, maar hier op zee worden we verwarmd door een flauw zonnetje dat het lukt haar warmte met kracht dwars door de bewolking heen hier af te geven. De golfhoogte neemt gigantisch toe en we zijn blij dat we niet aan de wind hoeven te varen. Met deze koers zijn die golven alleen maar fantastisch om te zien, zonder dat ze een oncomfortabele positie teweeg brengen. Heerlijk dat er nu voldoende wind is. Twee uur na ons vertrek uit Polperro varen we al ten zuiden van Plymouth. Plymouth wordt door de laaghangende bewolking volledig aan het oog onttrokken, met andere woorden, Plymouth ligt vanaf hier gezien compleet in de mist. En dat terwijl hier het zonnetje volop schijnt.

Als we rond 19.00 uur in de buurt van Salcombe varen, hoor ik Ricco zeggen “Nou, de snelheid duikt toch regelmatig onder de vijf knopen hoor”.  Af en toe laat de snelheidsmeter 4,9 of 4,8 zien. Ik vraag Ricco om ook even naar de ‘speed over ground’ te kijken op de GPS. 6,4 – 6,5 – 7,0. “Mag ik zeggen dat je schromelijk overdrijft?” antwoord ik. Maar ik merk het zelf ook, hoe snel je verwend raakt met de snelheden die we nu maken. Als we in de Lymebay zijn, koersen we op Brixham. Morgen wordt een regenachtige dag voorspeld. Er komen twee fronten over. We kunnen dus maar beter nu even profiteren van onze voortvarende voortgang in een prettig weertype.

Om half tien moeten we nog meer stuurboord uit. Ik moet daarvoor gijpen. Ik vraag Ricco, die in de kajuit zit te lezen, om voor de zekerheid even standby te blijven. Maar het lukt me goed om de actie helemaal zelfstandig uit te voeren. Zo moeilijk is het helemaal niet, wel is het voor mij een kwestie van voldoende zelfvertrouwen hebben om gewoon aan zo’n actie te beginnen. We varen nu plat voor het lapje, en de snelheid is er een beetje uit. De wind is ook iets meer gaan liggen. Ik ben druk in de weer met het stellen van de zeilen en probeer er telkens nog ééntiende knoop meer uit te krijgen. Als de wind iets ruimer wordt, zet ik de fok naar de andere kant, als we even later weer meer voor de wind gaan, gaat de fok weer terug. Rond middernacht haal ik Ricco uit z’n kooi, zodat hij plaats voor mij kan maken. We hebben dan nog zo’n twee uur te gaan voor we voor de haven van Brixham liggen. Vlak daarvoor maakt Ricco me wakker en om half drie liggen we in de haven.

Woensdag 1 augustus 2012.

Om 10.00 uur gaat de wekker die Ricco heet en koffie bij mijn bed brengt. Mmmm! Daar wil ik wel wakker voor worden. Buiten is het minder uitnodigend. Zoals verwacht is het grauw en nat weer.

Klop Klop! Daar is de havenmeester, die vraagt of wij onze boot binnen een half uur aan de andere kant van de steiger willen leggen, omdat we nu op de vaste plaats van een andere boot liggen. Dat hadden we gisteravond wel gezien, maar pas toen we eenmaal aangelegd hadden. Onder het motto ’dat zien we morgen dan wel weer’ hadden we de boot toen niet meer verplaatst.

Behalve dat we de boot even verplaatsen, kunnen we ons er pas tegen twee uur in de middag toe brengen om ons hoofd buiten de deur te steken en met onze waszak met onze was van twee weken op zoek te gaan naar de laundryruimte van de haven. Er zijn twee wasmachines en drogers beschikbaar. We stoppen twee wasmachines vol met vuil beddegoed en kleding en verkennen in tussentijd de omgeving alvast een beetje. We lopen een klein rondje in de regen. Op zee is het helemaal dicht getrokken met laaghangende bewolking. We zijn blij met een dagje op de wal. Al snel wenkt de koffie ons in een gelegenheid die vernoemd is naar prins Willem III van Oranje, die ooit, zoveel eeuwen geleden, deze stad aandeed. Om preciezer te zijn: op 5 november 1688 landde hij hier per schip op uitnodiging van het Engelse parlement, dat hem later kroonde tot koning van Engeland. We kruipen met onze koffie buiten samen dicht opeen gepakt op een bankje onder de parasol, hetgeen beter als ‘onder moeders paraplu’ is te definiëren. Als de koffie op is, weer terug naar de laundry om het spul in de wasdroger te doen. Weer wachten, dus nog maar een rondje lopen. De binnenhaven is weer helemaal drooggevallen. We zien hier ook grote schuiten, vissersboten en een enkel jachtje, dat de mogelijkheid heeft om droog te vallen. Na een half uurtje is het droogprogramma afgelopen, maar de was is nog niet droog. Het apparaat wordt gevoed met nog meer ponden en we wachten in het havenkantoortje voor de tv met beelden van de Olympische spelen. Er wordt door London gefietst. Dan vouw ik het droge goed op. Het is warm in dat hok, ongeveer zo groot als een gemiddelde badkamer, waarin eigenlijk alleen plaats is voor de vier apparaten. Je kunt er je kont niet keren, het hok heeft geen ramen en de deur kan niet open blijven staan. Probeer zo maar eens een dekbedovertrek op te vouwen. Bloedheet krijg ik het. Pfff. Gelukkig, alleen de sokken en de onderbroeken nog. Ricco brengt het wasgoed terug naar de boot, terwijl ik uitpuf op een leren bank voor de tv. Al met al hebben onze waswerkzaamheden tweeënhalf uur in beslag genomen. Gelukkig hoeft dat in deze vakantie nu niet meer. Het loopt inmiddels tegen vieren en we moeten Brixham nog gaan bekijken. De regen is gestopt en we zien zo waar de zon weer! We lenen even weer de Engelse tijd, dan is het pas 15.00 uur.

Langs de kade een heel aantal, er allemaal net iets van elkaar verschillend uitziende, bankjes, elk ter herinnering aan een overleden familielid door nabestaanden geschonken. Sommigen met een bloemenvaas aan de zijkant, zodat er verse bloemen bij gezet kunnen worden. Het stadje is vergeven van perkjes met van alles en nog wat er in, behalve bloemen complete tafereeltjes van huisjes, bootjes, tropisch strand inclusief palmboom en hangmat, ankers, visnetten, mozaïeken en bloemenstalletje. Allemaal met een bordje erbij dat dank zegt aan de Brixhamse vrijwilligers die dit mogelijk maken.

Zoals in elk stadje aan de zee, zien we ook hier weer overal langs de kades families, vaak drie generaties bij elkaar, met een visdraadje, netje en emmertjes. Ze vangen krabbetjes. Zouden ze hen ook mee naar huis nemen en opeten? Of gooien ze naderhand weer terug in het water? Onze magen laten van zich spreken. Als je in Engeland bent, moet je toch minstens één maal fish and chips eten. Daar lijkt nu het moment voor. We gaan naar de take away en eten de gebakken vis met vlaamse frieten op een bankje onder het dak van de oude markthal langs de kade. De huizen zijn hier bijna allemaal gepleisterd en geschilderd in verschillende kleuren. Okergeel, helder blauw, oudroze, lichtblauw, lichtroze, groen, zachtgeel, mint, beige, wit. Het ziet er gezellig kleurrijk uit, vooral als je daar boven tegen die berg aan al die poppenhuisjes zo naast en boven elkaar ziet liggen. We lopen nog een eind verder. Opnieuw is, zodra je een weggetje neemt naar boven, de drukte die zich voordoet rondom de winkels, direct verdwenen. Hier zie je alleen af en toe iemand lopen die hier lijkt te wonen. Via de supermarkt lopen we terug naar de boot. We constateren dat als je één of een paar van zulke stadjes langs de kust gezien hebt, je bij een volgende niet zo veel nieuws meer treft. De dingen die we hier zagen, zagen we ook al elders. Kortom, Brixham valt ons een beetje tegen. Tijd om morgen weer verderop te gaan. We kijken naar de mogelijkheden om de Lymebay in één keer over te steken, weer voorbij Portham Bill te komen en te overnachten in een baaitje aan de kust; Lulworth. Het wordt weer rekenen met de stroom, de mijlen en de getijden.

We zijn er uit. Ons vaarplan voor morgen klaar. Het baaitje bij Lulworth is ongunstig om met zuidwestenwind aan te varen, dus dat gaat hem niet worden. Om negen uur vertrekken we en koersen op Poole, waar we hopen aan het begin van de heel vroege vrijdag aan te komen.

Donderdag 2 augustus.

We zitten klaar voor vertrek, wanneer de regendruppels op het dek beginnen te klateren. ‘Dan maar een half uurtje later vertrekken, we hebben vakantie hoor!’ zegt Ricco.

Om half tien precies vertrekken we. Het is een sombere dag, het water van de zee is net zo grauw als de lucht erboven. Een paar mijl verder krijgen we een ultrakorte bui over ons heen, zo minuscuul dat ik niet eens de moeite neem om mijn jas aan te trekken. Wind is er genoeg, we varen met bijna 6 knopen op de teller oostwaarts. Daar waar we heen varen wordt de lucht hoopvol lichter. Net als aan de kust, vliegen op zee veel meeuwen. Maar ook Jan van Genten zie je hier heel veel, terwijl we die aan de wal nooit aantreffen. Waar zouden die broeden? We zien ook een voor ons ondefinieerbaar stel zwarte vogeltjes zwemmen. Af en toe duiken ze kopje onder. Ze blijven best lang onder water. Ah! Daar zijn ze weer. Het lijken wel meerkoetjes, maar die zwemmen toch niet in zee? We dopen de beestjes tot ‘zeekoetjes’.

We draaien de tijden van de wachtjes die Ricco en ik draaien om. Dat betekent dat ik nu nog een uurtje wacht heb, en Ricco de wacht van 12.00 – 16.00 uur op zich neemt. Dat geeft mij de mogelijkheid om de hele middag in de kuip op mijn comfortseat in de zon van mijn boek te genieten.

Ricco heeft gisteravond berekend dat we rond 19.00 uur bij Portland Bill moeten zijn, om daar de –sterke- stroom méé te hebben. Met een half uur te laat vertrek, zijn we nog ruim twee uur te vroeg gearriveerd. Er staat echter zoveel wind dat we hier, ondanks de tegenstroom, nog steeds drie mijl per uur voortgang boeken. Een uur vóór dat we bij Portland Bill aan hadden moeten komen, zijn we de kaap al ruimschoots gepasseerd. Vanmiddag maakte de wind het nog tamelijk frisjes, terwijl het nu, aan het begin van de avond, bloedheet is geworden. Puffend trek ik mijn vest uit.

We blijven in korte tijd enorm veel mijlen maken. Ricco is om vier uur even een tukkie gaan doen, omdat het vannacht wel eens laat zou kunnen worden, maar zoals ik het nu bereken kunnen we rond middernacht in Poole aankomen.

Ik roep Ricco voor het eten. Omdat hij er tegenop ziet om in Poole in het donker een mooring op te pikken, waarvan we geen idee hebben waar we die kunnen vinden, stelt hij voor de nacht in Swanage aan een mooring te gaan liggen en dan morgen heel vroeg door te varen naar Poole.

Als mijn wacht om 20.00 uur is afgelopen en ik onze positie in de kaart zet, blijkt dat we alweer een heel eind zijn opgeschoten het afgelopen uur. Ik bereken dat we, als we deze snelheid vast kunnen houden, voor de duisternis invalt in Poole kunnen zijn en dan Swanage over kunnen slaan. Ricco is er niet gerust op. Ik zeg hem dat ik nu even ga pitten en dat hij er in tussentijd rustig over na kan denken en een besluit kan nemen.

Een uurtje later word ik weer wakker en dan zijn we Swanage al voorbij! We zitten bijna zonder elektriciteit en Ricco heeft er voor gekozen om naar de jachthaven van Poole te varen, zodat we aan de stroom kunnen liggen. Het wordt al een klein beetje schemerig, maar je kunt de prachtige omgeving nog goed zien. Enorme pilaren van kalksteen, steken uit het water. Eens was dit een heuvel, maar de zee heeft er enorme stukken tussenuit gevreten. We volgen de beboeiing en varen de haven van Poole binnen. We hebben in 13 uur 77 mijl afgelegd, terwijl we een heel tij stroom tegen hadden. Een record volgens mij! Bijna 6 knopen gemiddeld!

Als Ricco net voor binnenkomst de motor aanzet terwijl ik de zeilen strijk, ziet hij dat de motor de accu’s niet oplaadt. Is de dynamo kapot? Nadat we eenmaal hebben aangelegd en Ricco de motor wil uitzetten, roept hij mij bij zich en vraagt of hij het zich verbeeld of dat ik ook die kleine vonkjes uit de motor zie komen. Hij verbeeldt het zich niet. Zwijgend gaat Ricco op zijn hurken voor de motor zitten. Hij kijkt en denkt na.

Laten we eerst maar eens onze aankomstborrel drinken. Ricco opent het luik om de fles te pakken en controleert ondertussen ook de lensput. Tot onze schrik staat de lenspunt boordevol water. Ricco denkt dat het van de schroefas komt. Hij pakt zijn zaklamp erbij en tuurt in de motor. Nee, een lekkende schroefas is het niet, dan zou hij nu nog steeds moeten lekken.

We kunnen het vuurwerk van Swanage, op de klokslag van 23.00 uur, net als toen we daar vorige week lagen, ook vanaf hier goed zien en horen. Ik bekijk het vanuit de kuip. Vanaf hier is het nog veel mooier te zien dan vlak bij in Swanage zelf. Het verschil is dat je vanwege de afstand eerst het vuurwerk ziet, terwijl de knal ons met vertraging van seconden pas bereikt. Ricco heeft er maar heel even aandacht voor. Hij denkt na over een oplossing voor de geconstateerde mankementen. Hij zegt bang te zijn dat hij morgen de hele dag aan het sleutelen is. De tegenzin is duidelijk aan zijn hele houding, zijn gezichtsuitdrukking en zijn stem.

3 augustus 2012.

“Ah, dat is de oplossing van alles, behalve het water dan” zegt Ricco al snel nadat hij aan het sleutelen is geslagen. Er zit een draadje los van de aarde van de dynamo. Ricco fikst het in een handomdraai Dan gaat hij op zoek naar het lekkageprobleem. Ricco noemt hardop de handelingen die hij uitvoert. ‘Acculader uit. Koelwater open. Motorelektriek aan. 12,5 volt. Dat stapt hij in de kuip en start de motor. Hij springt weer naar binnen. Hij bekijkt en betast de motor. Springt weer naar buiten. Komt weer binnen. ‘Ja, hier!’ Hij pakt de zaklamp erbij. Zet de motor dan stationair en zet hem uit. De vloer van de kuip zit helemaal vol spetters van het water dat uit de motor kwam spuiten. ‘Wat is het?’ vraag ik. Het is de aansluiting van de koelwaterpomp met het koelwatersysteem. Wat een geluk dat de motor gisteren maar heel kort heeft gedraaid. Als we hem langer gebruikt zouden hebben omdat er weinig wind was of alleen maar om stroom te draaien, hadden we het pas ontdekt wanneer de boot vol zeewater had gestaan!

“Margit! Het is allemaal zo simpel he?” “Hoe bedoel je?” “Dat ik over vijf minuten klaar ben! Alleen de slangklem is los getrild. Die is zo weer vastgedraaid”. Ricco start opnieuw de motor. “Te vroeg gejuicht! Ik heb een lekke buis. Die kan ik vervangen door een stukkie slang. Dat is niet zo mooi natuurlijk, sluit niet zo goed af als een buis. Maar voorlopig is het voldoende” hoor ik Ricco hardop denken. Opnieuw wordt de zaklamp erbij gehaald en Ricco kijkt weer aandachtig in de motor. Hij draait iets los en ik zie water uit de motor komen. Klok-klok-kletterdekletter-drop-drop. Ricco wordt er niet zenuwachtig van. “Er zit nog water in de leiding”.

Dan toont Ricco mij de boosdoener, de lekke buis die hij gedemonteerd heeft. Nadat de slang ter vervanging van de buis is bevestigd en het lek daarmee verholpen, controleert Ricco ook nog even de schroefas. Nu alles zo voortvarend gaat, heeft Ricco er ook weer lol in om weer even met zijn oude vak bezig te zijn.

Als Ricco uitgesleuteld is, lopen we eerst even langs het havenkantoor van de Salterns marina om ons in te schrijven en dan lopen we verder om de omgeving te verkennen. We lopen dit keer in de tegenovergestelde richting van het centrum. Ik heb heel veel zin om een eind te lopen, maar bij voorkeur niet al slenterend in het centrum langs de winkels. We slaan links af. Het is hier iets rustiger met het autoverkeer, maar zodra we een fietspad links af zien buigen, nemen we dat pad. We lopen achter de Lilliput basisschool langs, naar later blijkt vernoemd naar deze wijk en niet speciaal bedoeld voor kleine mensen, zoals ik in eerste instantie denk. Er zit een enorme speelplaats achter de school met tal van mooie en grote speeltoestellen. We zwerven een beetje doelloos door de ruime wijk en nemen vooral de achterpaden, die grenzen achter de villa’s met enorme achtertuinen. Zodra we de kans krijgen, slaan we linksaf het bos in en klimmen de heuvel op. We lopen een aantal uren. Als een stuk bos weer eindigt, gaan we een stukje door de woonwijk en verderop het bos weer in. Als we opnieuw in de woonwijk terecht komen gaan we opnieuw op zoek naar een volgend fietspad, bospad of achterpad. Zo nemen we het bospad dat omhoog voert naar het Blake Hill viewpoint. Even verder volgen we de verwijzing naar Clifton Road, hoewel we geen idee hebben of dit ons bij iets bezienswaardigs zal brengen. We vinden er in elk geval een aantal bramenstruiken, met daaraan zowaar de eerste rijpe bramen. Ondertussen hebben we zo kriskras gelopen dat we geen idee meer hebben waar we ergens zitten. Langzamerhand zoeken we een weg die enigszins richting de haven of het centrum voert. We lopen op goed geluk in een richting langs een drukke autoweg met, alweer, prachtige vrijstaande villa’s, waarvan er hier tientallen te koop staan, tot we bij een restaurantje komen, waar we van een kop koffie en een biertje genieten. Er tegenover ligt het makelaarskantoor ‘Let’s move’, dat zelf zo slecht onderhouden is, dat je je goed voor kunt stellen dat ze graag willen verhuizen. Ricco vraagt iemand om op een plattegrondje aan te wijze waar we zitten. We besluiten naar het iets verderop gelegen station Parkstone te lopen. Daar nemen we de trein naar het centrum van Poole, één station verderop. Poole staat bekend om haar ‘potterie’, dus we bekijken een aantal winkels met het onbetaalbare, kleurrijke aardewerk. Er is blijkbaar in de stad iets te doen met oude auto’s, want er komen heel wat klassiekers voorbij. Het beeld van Baden Powell, die hier de scouting oprichtte, missen we. Wel klimmen we op het uitkijkpunt voor de haven, waar je voor een pond de ‘talking telescope’ kunt inschakelen. We proberen het niet uit.

We besluiten in Poole een hapje te gaan eten. We kunnen lekker op het terras zitten van een restaurant met een mooie binnentuin. We genieten voor een spotprijsje van een drie gangen menu. Wijntje, biertje erbij; heerlijk vakantiegevoel. Ik observeer de mensen aan de andere tafeltjes en constateer de grote verschillen tussen de gezinnen met kinderen. Perfect gelukkig ogende stellen met leuke gezellige kinderen, maar ook duidelijk op elkaar uitgekeken paren met vervelende, opstandige pubers, die het leven van hun ouders duidelijk niet gelukkiger maken. Na het eten hervatten we onze wandeltocht, nu door het minder gefortuneerde deel van Poole. Als de bebouwing ophoudt, lopen we langs een skatepark, waar jongelui elkaar hun kunsten tonen. Langs het water is een parkachtige omgeving gesitueerd. Ook hier weer tientallen van de ‘memory-bankjes’, waarop je plaats kunt nemen om over het water uit te kijken. Maar dat laatste doen wij niet; want het is nog een hele tippel naar de haven waar onze boot ligt.

4 augustus 2012

Het is nog donker als we de haven van Poole uitvaren. Het is zwaar bewolkt, het regent en het waait hard. We staan in vol ornaat in de kuip. De kraag van de zeiljas omhoog. Voor we de haven uit zijn moeten we eerst een stuk tussen de rode en de groene boeien doorvaren. We varen op de motor, dit eerste stukje, pal tegen de loeiende wind in. Nu we toch in de wind liggen, kunnen we net zo goed het zeil vast hijsen. Ricco wijst mij de volgende rode boei aan waar ik op aan moet sturen en die ik aan stuurboord moet houden. Ricco hijst het zeil, maar dat lijkt niet helemaal te lukken. Ondertussen ben ik al bij de rode boei gekomen. Wat is de volgende? Ik zie er verschillende in deze kronkelende vaargeul, maar welke van die rode lampjes het dichtste bij is, kan ik niet onderscheiden. Ik schreeuw naar Ricco, maar door het geraas van de wind hoort hij mij niet, mijn luide roep wordt door de wind naar achter het schip meegenomen. Er ligt even verderop een zeilboot voor anker. Mij is niet duidelijk of ik het schip aan stuurboord of aan bakboord moet passeren. Ik ga een beetje stuurboord uit. “Zie je die boot liggen?” hoor ik Ricco roepen. “Ja, die zie ik! Maar wat is de volgende boei?” “Ik kom er zo aan” antwoordt Ricco. Als Ricco in de kuip terug is, neemt hij tot mijn opluchting het roer weer van mij over. Er staat hier een boel stroom, tussen de 2,5 en 3 knopen. We hebben de stroom mee, maar die zet ons tegelijkertijd een stuk opzij. Daarbij zijn Ricco’s stuurmanskunsten geen overbodige luxe. Als de boeienrij eindigt, wordt het allemaal wat makkelijker. De stuurautomaat kan dan het werk weer doen. We zeilen met een speed van zes knopen richting The Needles, de toegang tot de Solent, het stukje zee dat ten noorden van het eiland Wight loopt. Daar willen we de flinke stroom meepakken, die ons snel voorbij het eiland moet brengen. We zijn samen opgestaan om het eerste stuk samen te kunnen varen, maar we blijven het veel langer gezamenlijk doen en laten het wachtjes draaien achterwege.

Om even na achten zijn we bij de Needles. Er staat hier een enorme deining. We worden omhoog gezwiept en weer neergekwakt. Alsof we een wattenbolletje zijn, in plaats van de zes ton gewicht die de boot heeft. Er staat een koude snijdende wind en het zicht is niet bijster. Maar we gaan wel als een speer; 5 knopen door het water plus drie knopen stroom mee, geeft ons een voortgang over de grond van 8 zeemijlen per uur. Als we voor Yarmouth heen varen, is de deining weg, en naarmate we verder door de Solent gevorderd zijn komt het zonnetje langzaam door, verdwijnt de mistigheid en is de wind niet meer zo koud.

In precies drie uur zijn we de complete Solent door, van the Needles tot de forten bij Portmouth en daarmee zijn we ook het complete eiland Wight langs gevaren! We gaan nog steeds full speed met 6,5 knoop door het water en maar liefst 9 knopen ‘over de grond’. We spuiten letterlijk door de zee. Aan de lage bakboordskant van de boeg spuit het water tot boven de reling.

Het lijkt er op dat we opnieuw een record gaan verbreken, als we de nog te maken 50 mijlen in 10 uur gaan afleggen, zou dat beteken dat we om 21.00 uur in Newhaven zijn. Spannend of we dat gaan halen, want de voorspelling is dat de wind wat gaat liggen en we hebben nog een aantal uren tegenstroom voor de boeg.

Rond het middag uur ga ik aan het rekenen. We hebben van de 78 mijl die we vandaag te gaan hebben, nog 45 mijl voor de boeg. Om ons record te breken moeten we om 20.30 uur Newhaven binnenvaren en hebben dan gemiddeld 5,2 mijl per uur gelopen. Door het water wel te verstaan, niet over de grond. We hebben namelijk tot nu toe door het water 33 mijl afgelegd. Maar, wacht eens even, dat heb ik berekend op wat we nog moeten varen volgens de kaart en wat we volgens de logstand al hebben gevaren. Dat klopt niet, de logstand geeft aan hoeveel mijl we door het water zijn gevaren. Over de grond hebben we al 48 mijl afgelegd. Dat betekent dan ook dat die hele bak met water waarin we varen zich in 6,5 uur 15 zeemijlen heeft verplaatst, dat is 37 kilometer in 6,5 uur! Zo ga ik rekenen nog eens leuk vinden! Totaal leggen we dus 48 plus 45 mijl af, dus in totaal 93 mijl. Als we dat in 15 uur zouden varen, dan hebben we gemiddeld 6,2 mijl per uur gevaren!

Voor Newhaven kleuren de kliffen in de avondzon allerlei verschillende aardetinten en steken af tegen het helblauwe water van de zee. De zee heeft haar tol van het land opgeëist. Stukken land zijn over kilometers lengte door de zee weggehapt, opgevreten. Sommige huizen staan nog net op het randje van het klif en dreigen bij de volgende hap in het ravijn te kukelen.

De slechts vier uurtjes slaap die ik de afgelopen nacht had, hebben ook hun tol geëist. Als we de haven van Newhaven invaren voel ik me uitgeput, ondanks het verbroken record van 93 mijl in 14,5 uur, gerekend van steiger tot steiger!

Ricco heeft zich van tevoren weer goed ingelezen. Je kunt de haven van Newhaven bij laag water niet zomaar invaren. Er is wel een  visitors-steiger met voldoende diepte, maar die ligt vol aan de buitenkant. We zien nog wel een plekje aan de binnenkant. De eigenaren van de boot die aan de buitenkant ligt, nodigt ons uit om de Pinta aan hun boot aan te leggen. Zij wachten op hoog water, en zullen zij hun boot naar hun box in de haven naar binnen varen. Op dat moment kunnen wij aan de steiger gaan liggen. We maken een praatje en horen dat zij in de sluis van Eastbourn, waar wij vorige week nog waren, een ongeluk hebben meegemaakt. Terwijl zij in de sluis lagen om geschut te worden, werd de sluisdeur door de sluiswachter te ver opengezet, zodat de golf water die binnenkwam een vissersboot, inclusief de aanlegsteiger waaraan hij was vastgemaakt, losscheurde. De vissersboot raakte met zijn boot verschillende andere plezierjachten die in de haven lagen. Onze buren zijn er gelukkig zonder schade afgekomen, maar vertellen dat het één grote ravage was in de sluis. Zoiets wil je toch écht niet meemaken!

Ik zeg tegen Ricco dat ik even een uurtje ga liggen. Als ik echter uren daarna, midden in de nacht, wakker wordt, zijn onze buren al lang vertrokken en heeft Ricco ons blijkbaar alleen aan de steiger gekregen. Ricco is inmiddels zelf ook in diepe rust. Ik heb een enorme dorst, drink een groot glas sinaasappelsap weg en val opnieuw in een diepe slaap.

5 augustus 2012.

Het is 07.00 uur als ik klaar wakker ben. Ik sta op en lees tot ook Ricco, twee uur later, weer in het land der levenden verschijnt. We zijn uren aan de slag om goed uit te knobbelen op welk tijdstip we morgen het beste kunnen vertrekken als we de oversteek willen maken naar het vaste land van Europa. Uiteindelijk komen we er op uit dat we morgen om half acht moeten vertrekken. We profiteren als we het goed uitkienen van 11 uur achtereen stroom mee.

Nu het besluit is genomen om morgenochtend te vertrekken, gaan we snel douchen, om daarna de omgeving hier te verkennen. De haven kent twee zeer vriendelijke havenmeesters, een man en een vrouw die ons doen voorkomen dat het een stel is. Zij met een lange vlecht op haar rug, hij met een lange vlassige baard onder zijn kin. Ze zijn heel gemakkelijk in de omgang met hun gasten en zijn doorlopend in voor een grapje. Verder is de haven alles behalve gelikt. Ricco neemt een heerlijk warme douche, maar ik krijg het niet voor elkaar om er warm water uit te krijgen, dus uiteindelijk kies ik voor de wastafel.

Het was Ricco al opgevallen dat we hier zo weinig meeuwen zien. Als we over de steiger lopen, begrijpen we waarom. Er staat een paal met een viertal luidsprekers. Daaruit komt het geluid van schreeuwende meeuwen. Blijkbaar zijn het territoriumgeluiden, die andere meeuwen ervan weerhouden zich hier op te houden. Zover we na kunnen gaan staat het apparaat niet dag en nacht aan, maar gedurende delen van de dag. Anders kun je net zo goed echte meeuwen horen krijsen! Het verroeste nieuwsbord van de Newhaven Yacht Club bij de ingang heeft geen mededelingen te melden en wordt slechts opgesierd door een aantal roestige punaises. Direct aan het begin van de haven zien we een bord staan dat leidt naar het Fort van Newhaven. Daar gaan we een kijkje nemen. Het fort is omgetoverd tot een museum over de functies van het fort in het verleden en over de beide wereldoorlogen. Al voor je bij de kassa komt, wordt je geconfronteerd met het cellencomplex van het fort. Een levensechte pop kijkt je, liggend onder een dekentje op de brits, aan en het lijkt of hij wil uitspreken wat er op het bordje aan de deur hangt: ‘Don’t forget behave yourself, or you wil be in the cell”. We starten onze rondgang met een filmvoorstelling waarin een als de ontwerper van het complex verklede acteur beeldend de geschiedenis van het fort verhaalt. De eerste tentoonstellingsruimte vertelt het verhaal van scheepswrakken die in de omgeving zijn gevonden, met de bedoeling om deze brokstukken en overblijfselen van wrakken zonder naam, alsnog een naam te geven.

De tweede ruimte maakt op mij ontzettend veel indruk. Er wordt een project van een school tentoongesteld, dat als doel heeft de Holocaust te herinneren. Eigenlijk bestaat het vooral uit brieven van kinderen die de deportaties en kampen hebben meegemaakt. Mij wordt niet duidelijk of het hier om echte dagboekfragmenten gaat van kinderen die dit hebben meegemaakt, of dat de leerlingen van een school er zodanig goed in geslaagd zijn zich in deze kinderen in te leven. De verhalen komen zeer levensecht over.

We maken ook de nabootsing van het schuilen in de schuilkelders gedurende een luchtalarm mee. Het licht valt even uit, we horen de vliegtuigen en voelen de inslag van het bombardement. De kop en schotels staan te trillen in de kast. Ook wijzelf voelen, al zittend op een bankje in de kleine ruimte, de trillingen door ons heen gaan. Het duurt hoogstens 10 minuten. Niet voor te stellen dat hele gezinnen hier soms uren moesten doorbrengen.

Veel meer wetenswaardigheden lezen en zien we. Bijvoorbeeld dat dranghekken werden weggehaald om om te smelten voor de oorlogsindustrie, verkeersborden die werden weggehaald, om het indringers niet te gemakkelijk te maken om de weg te vinden, de gevolgen van de voedseldistributie, het laboratorium, waar de patronen die in het fort gebruikt werden, gevuld werden met kruit. Daarom ook dat een aantal munitieruimtes in het fort het kaarslicht áchter het raam hadden staan. Er achter is een gangetje gecreëerd, zodat de verlichting veilig kon worden aangestoken.

Als je na elke ruimte telkens weer even buiten komt valt de contradictie op, binnen de donkere historie van onze cultuur en buiten het prachtige lichte zonnige weer. Alsof er dan telkens een last van je afvalt, ook al zijn de tentoonstellingen mooi ingericht en geven zij veel informatie. Gelukkig dat een deel binnen en een ander deel buiten te bezichtigen is en dat dat gemakkelijk met elkaar af is te wisselen. Zo kunnen we even bekomen van de indrukken en tevens van het mooie weer genieten.

Na het fort van binnen en van buiten te hebben bekeken, lopen we richting dorp om te kijken of er in dit stadje op zondag ook nog winkels open zijn om yoghurt en brood te kopen. We komen langs een ‘outdoor gym’. Een aantal fitnesstoestellen staan vrij toegankelijk opgesteld in een parkje. Ricco demonstreert alle toestellen.

Via een omweg komen we bij het centrum, maar een supermarkt die haar deuren geopend heeft vinden we niet. Langs de kade lopen we terug naar de haven. Rechts van het voetpad het keurig op z’n engels aangeharkte park, links de half vergane steigers die deels zelfs nog in gebruik lijken door de vele vissersboten die dit stadje kent.

Voor de haven, waar ook een ferry naar Frankrijk vertrekt is een openbaar toiletgebouwtje met daarop de veelzeggende tekst “last public toilet before France”.

Terug bij de haven, blijkt daar precies recht tegenover een geopende supermarkt. Wij geven onze laatste ponden hier uit en de rest van de avond relaxen we op de boot.

6 augustus 2012.

Om half zeven schrik ik op uit mijn slaap en ben meteen klaar wakker. Ik spring de kooi uit, kleed me aan, zet koffie, maak ontbijt en ruim de troep op, zodat alles zeevast staat. Een half uur later komt ook Ricco het bed uit. We maken ons klaar voor vertrek en precies om half acht vertrekken we volgens planning. Als we de haven uit zijn en ons in het kommetje achter de golfbrekers bevinden, hijs ik het zeil. Vanuit mijn ooghoek zie ik Ricco aan de achterkant van                    het schip staan, kijkend naar de spiegel van de Pinta. “Ik heb geen water” hoor ik hem roepen. Ik weet dat hij daarmee bedoelt dat er geen koelwater uit de uitlaat komt. Ik hoor dat Ricco de motor heeft uitgezet. Geen idee wat er precies aan de hand is. Moet ik het grootzeil weer laten zakken? Moeten we terug naar onze steiger in de haven? ‘Gewoon rustig blijven’ spreek ik mezelf toe.  ‘Als Ricco iets van me wil hoor ik het vanzelf’. Ik schiet snel de grootzeilval op. Als ik in de kuip terug ben, zit Ricco met zijn hoofd boven de motor en vraagt mij het roer te pakken. Ricco ontdekt het mankement meteen; de een paar dagen geleden aangebrachte slang is weer losgeraakt. Op mijn vraag of we om moeten keren antwoordt Ricco ontkennend. We kunnen nu zeilend verder en Ricco heeft het klusje zo gefikst.

“Staat die fok nou goed? Ik kan het niet goed zien zo, met dat kleine fokje ervoor” zeg ik. “Dan moet je even naar voren lopen” reageert Ricco laconiek. Ik loop door het gangpad naar voren met mijn oog gericht op de fok en vergeet daarbij op te letten waar ik mijn voeten zet. Bam! Daar lig ik. Gestrekt in het gangpad. Ik ben over een schoot gestruikeld en met mijn knie lelijk op het dek terecht gekomen. Ik strompel terug naar de kuip en inspecteer de schade. Een schaafwondje op mijn knie en een blauwe plek net daar onder, die vliegensvlug dikker wordt.

Tot de ‘Seven Sisters’ is het moeilijk voortgang te boeken. Er staat weinig wind en de stroom is hier nog tegen. We blijven de zeiltjes stellen ten behoeve van elke tiende knoop wind. Zelfs de halfwinder helpt ons niet verder dan een voortgang van maximaal 2 knopen. “Als dat regenfrontje daar ginds over ons heen getrokken is, krijgen we meer wind” zegt Ricco. “Als we maar om Beachy Head heen zijn trekt de wind wel weer aan” zeg ik. We krijgen allebei gelijk. Om half tien varen we voor de wind met het grootzeil over stuurboord en de halfwinder over bakboord. Zo sturen we op Beachy Head aan met ruim 4 knopen en na Beachy Head trekt de wind nog verder aan. Het is een prachtig gezicht, die twee grote windvangers voor ons. Omdat de halfwinder eigenlijk niet voor een voordewindse koers is bedoeld, houdt Ricco het zeil constant in de gaten om te voorkomen dat het zeil invalt. Volgens onze planning hadden we Beachy Head om half tien moeten passeren. Uiteindelijk lopen we slechts een half uur vertraging op en passeren we de kaap om tien uur. Dat valt nog mee, gezien onze moeizame start. En vanaf nu begint de stroom ook mee te lopen. Eens kijken of het inderdaad zo uitkomt dat we dat elf uur volhouden! Dan is het wel zaak om op tijd bij Dungeness te zijn, om 14.43 om precies te zijn; één uur voor hoogwater Dover. Het ziet er naar uit dat we dat gaan redden!

Het is zonnig, half bewolkt weer. Daardoor heeft de zee een vlekkenpatroon gekregen van twee kleuren groen. Donkergroen onder elke wolk en lichtgroen in het volle zonlicht. We krijgen zo nu en dan van de golven een schop onder de kont. Je ziet ze hun best doen, die grote rollers achter ons, om ons in te halen. De meesten halen het net niet, maar af en toe is er één die het wél redt en zich stuk rolt onder de kont van het schip.

Dan neemt de wind nog meer toe en daarmee ook de hoogte van de golven. De watermassa die zee heet zwelt op. Aan alle kanten van het schip zien we enorme golven langs ons heen dansen. Omdat de wind nu te hard wordt voor de halfwinder, halen we hem naar beneden en proppen hem in zijn foedraal. De gewone fok neemt nu zijn plaats weer in. We varen met een hele ruime ruime wind en gaan bijna voor de wind. De fok heeft er moeite mee om vol te blijven en klappert meer dan dat hij ons vooruit helpt. We varen nu toch hard zat, dus Ricco rolt de fok weer in en we varen alleen op het grootzeil.

Exact volgens planning passeren we om 14.45 uur Dungeness! Hoe is het mogelijk! We zijn zo gewend geraakt aan het feit dat planningen altijd weer in de war geschopt worden en er zo op ingesteld dat je de plannen telkens weer naar de dan actuele omstandigheden moet aanpassen, dat het bijna niet te geloven is, dat alles nu zó exact volgens planning verloopt. De volgende uitdaging is om in drie uur bij het oversteekpunt te komen dat we hebben gekozen om Het Kanaal over te steken, net voorbij Dover. We hebben voor die 24 mijl 3 uur gerekend, dus we moeten om dat te halen gemiddeld 8 mijl per uur afleggen. Dat blijft dus spannend!

De gigagolven begeleiden ons. Prachtig. Of je nu voor of achter je kijkt, aan stuurboord of aan bakboord; overal zijn ze. Ze zwellen op, stijgen tot boven de reling van de Pinta uit en zakken vervolgens weer in elkaar, overspoeld door een volgende kanjer.

Exact om 17.45 uur kunnen we starten met onze oversteek. Eerst leggen we nog een rif in het zeil, want de wind is behoorlijk toegenomen. Ricco trekt eerst het zeilpak aan, want hij verwacht dat hij wel eens een hele bak water over zich heen kan krijgen bij het reven. Ik blijf in de kuip, dus ik doe niet mee aan dit verkleedpartijtje. Ricco start de motor en ik stuur de boot in de wind. Ricco legt het eerste rif in het grootzeil en ik stuur de boot 140 graden, zodat we de shippinglane dwars oversteken. Het eerste uur blijf ik op de hand sturen. Wat heb ik nu een spijt dat ik mijn regenpak niet heb aangetrokken. Ik krijg de ene na de andere golf water over me heen. Ik voel het onder mijn kleren langs mijn armen en benen druipen. Als we de eerste baan van de shippinglane hebben gepasseerd geef ik het op. Ik zet de stuurautomaat weer aan en ga eerst iets droogs aantrekken. Ik ben doorweekt tot op mijn ondergoed.

We varen halve wind met een gereefd zeil. Er staat veel wind. Ricco schat 25 knopen, ongeveer windkracht 5 a 6 Beaufort. Dat komt overeen met wat het weerbericht van Oostende even later via de marifoon doorgeeft. Als we de shippinglane zijn gepasseerd, varen we eerst nog even rechtdoor, omdat er naast de shippinglane een aantal zeeschepen voor anker liggen, die we niet willen aanvaren. We bekijken wat onze opties zijn voor een haven waar we aan de wal gaan. We komen uiteindelijk uit op Nieuwpoort, nog zo’n 30 mijl varen. Daar ligt mogelijk het zusterschip van de Shpountz, de boot die Ricco aan het bouwen is; de Ayla. Om 20.45 uur gaat de stroom draaien en daarmee tegenstaan nadat we hem inderdaad elf uren mee hebben gehad! Ons experiment om te proberen twee tijen stroom achtereen mee te krijgen is daarmee gelukt!

De lucht is zwaar bewolkt, dus de schemering valt al vroeg in. Ricco geeft mij de koersinstructies die nodig zijn om tussen de banken die voor de Belgische kust liggen, heen te manoeuvreren. Eerst langs en verderop tussen de boeien door. Daarna gaat hij slapen, want we zijn niet voor middernacht bij Nieuwpoort. De wind is gaan liggen en met de stroom tegen gaat het niet zo hard meer. Gelukkig maar, want met al die banken hier moet je precies koersen. Best spannend vind ik dat, ook al is het beboeid. De groene boeienlijn die ik moet volgen is lastig te zien tegen de verlichtte industrie van Calais aan de wal. De rode boeienlijn aan de overkant van het ‘kanaal’ waar ik eerst langs en later doorheen moet, kan ik wel goed onderscheiden tegen de donkere achtergrond van de lucht aan de zeezijde. Tegenover elke rode staat en groene boei. Zo vind ik telkens ruim op tijd de volgende boei waar ik op aan moet sturen.

Tegen 23.00 uur wordt Ricco weer wakker en ga ik de kooi in. Pas als we om 03.00 uur, als we tussen de pieren van Nieuwpoort liggen, maakt hij me weer wakker. We staan zo gezellig samen te beppen en te kijken hoe we de haven in moeten lopen, dat ik  helemaal vergeet het zeil te strijken, de stootwillen op te hangen en de lijntjes klaar te leggen. Als we de haven binnenvaren ga ik dat alsnog als een speer doen. Als we dan in de box liggen roept Ricco blij “De Drum of Drake ligt hier ook!” Het is een andere shpountz die recht achter ons ligt. Met het zicht op Ricco’s grote liefde drinken we onze aankomstborrel om half vier ’s nachts in de kuip.

We hebben 115 mijl in 20 uur afgelegd, gerekend van losmaken van de steiger in Newhaven tot vastmaken aan de steiger in Nieuwpoort. Niet opnieuw een record, maar wel snel. Normaal reken we op 100 mijl in 24 uur.

7 augustus 2012.

Rondom het middaguur melden we ons op het havenkantoor. We hebben dan al besloten om om 16.00 uur weer te vertrekken. Eén uur voor hoog water Dover begint de stroom te lopen in de richting die we willen gaan. Dat is het juiste moment van vertrek. We koersen op Blankenberge, 20 mijl verderop. Vier á vijf uurtjes varen, dus de hele route hebben we dan de stroom mee. Ook in Blankenberge moet volgens Ricco’s informatie een shpountz liggen.

Bij het havenkantoortje bedingt Ricco een aangepast tarief voor de slechts 12 uren dat we hier liggen. Voor 8.50 euro kunnen we hier liggen en gebruik maken van de douches. Voor we dat doen drinken we eerst nog koffie in het restaurant van de haven. Na het douchen maakt Ricco foto’s van de Drum of Drake. De Ayla blijkt volgens de informatie van de havenmeester verkocht en richting Frankrijk vertrokken. Intussen is het waterpeil in de haven in korte tijd enorm gestegen.

Dan is het 16.00 uur. Tijd om te vertrekken! Om kwart voor vijf zijn we ‘buiten’. Bij daglicht lijkt de kust van België één groot flatgebouwen en appartementen paradijs. Zowel in Nieuwpoort als de stadjes verderop; Westende, Middelkerke, Mariakerke. Ook in Oostende torent flat na flat boven de horizon aan de kust uit. Geen gezellig gezicht al die opeengepakte blokkendozen. Toch moeten er een heleboel Belgen zijn die een appartement met uitzicht op zee ambiëren.

Ondertussen ga ik koken, zodat het eten inclusief de vaat achter de rug zijn als we volgens onze verwachting om acht uur – koffietijd in Blankenberge zijn. Dan kunnen we daarna de kroeg opzoeken, want onze drankvoorraad is ondertussen tot nul gereduceerd.

Als Blankenberge in zicht komt is de afwas gedaan. Ook de kust van Blankenberge wordt ontsierd door een hele rits hoge appartementencomplexen. De spits van de kerktoren daar achter piept er nog net een klein stukje boven uit. Misschien belooft die toch nog een gezellig stadscentrum?

Bij het binnenvaren roept Ricco; ‘Ja! Hij ligt er!’ Ik weet precies wat hij bedoelt, maar zien doe ik helemaal niks. ‘Daar achter die Volvovlag’ verduidelijkt Ricco zich. Maar die aanwijzing is niet voldoende om te ontdekken waar die twee schuine mastjes te zien zouden moeten zijn. Nog even verder zie ik het eindelijk ook. Helemaal weggestopt achter een gebouw, zie ik nog net de twee bovenste stukjes van de shpountz, de Clin d’oeille, boven de loods uitsteken. Daar moeten we dus morgen naar toe.

Tegen half acht liggen we weer vast in een box in de haven, midden tussen de 10 verdiepingen hoge flats, waar we door de havenmeester, die ons al op staat te wachten op de steiger, zijn heen gedirigeerd. Frank du Mosch, die in Boulogne sur mer naast ons lag, zien we ook weer als we naar onze box varen. Nu eerst koffie en dan eens kijken wat het nachtleven van Blankenberge ons brengt!

We lopen in de richting van het oude stadscentrum. Eerst door een park met allerlei speelmogelijkheden, onder andere een jeu de boulesbaan op pootjes, waardoor de jeu de boulesbanen verworden zijn tot tafels, waarbij de bal met een keu in het gat gebiljart dienen te worden. Het is één en al hotels en restaurants hier, maar cafeetjes vinden we niet. Dan toch maar naar de boulevard, waar we een plek vinden in een zodanig met tentdoek overdekt terras, dat je het idee hebt dat je binnen in de serre zit. Het is de rokersruimte, verwarmd met een lekker warm vuurtje. Het is zoals een boulevard bedoeld is; kijken en bekeken worden. Als  we ons eerste drankje op hebben, kan er niet opnieuw besteld worden, de tent gaat sluiten. We lopen nog een eindje verder over de boulevard, die al aan het uitsterven is. We lopen de weg terug weer door het oude gedeelte richting de haven. Vlak voor de haven vinden we het bruine café ’t Kapiteintje, waar we ons op het terras nog een glaasje in laten schenken. Alleen maar mannen hier, ik ben de enige vrouw. De vier mannen naast ons tafeltje, Nederlandse zeilers, bediscussiëren met elkaar wanneer je de stroom mee hebt, wanneer tegen en hoe je dat berekent en hoe de mannen net zo lang met elkaar beredeneren, totdat ze uiteindelijk in hun meningsverschil allemaal gelijk krijgen en tegelijkertijd stiekum wel weten dat dat niet zo is. Herkenbare verhalen. Ricco oppert dat de wind zich de komende dagen tot een minimum gaat beperken. Even overwegen we om om vier uur morgenochtend te vertrekken, zodat we met één tij mee, één tij tegen en één tij mee en nog redelijk wat wind een heel eind kunnen komen. Maar als we op de klok kijken laten we dat plan al snel weer varen en besluiten morgen pas in de namiddag te vertrekken. We hoeven naar Vlissingen maar 20 mijl af te leggen. Mocht al varende de hoeveelheid wind meevallen, kunnen we altijd nog besluiten door te varen. Via de paravang nabij de jachthaven lopen we terug naar de boot. De paravang is een sierlijk bouwwerk dat dateert van het Belle Epoque tijdperk. De naam ‘paravang’ komt van het Franse woord ‘paravent’, wat windscherm betekent.

8 augustus 2012.

Als ik om half 10 Ricco probeer wakker te krijgen lukt dat maar moeilijk. Eens kijken of hij met een bak koffie wel uit zijn bed te branden is. Met twee bakjes koffie kruip ik even later weer bij hem in bed en ja, dat heeft effect!

We gaan de stad in, op zoek naar de Clin d’ Oeille, die aan de andere kant van de haven ligt. Eerst halen we bij de bakker lekkere broodjes en al peuzelend lopen we richting de pont bij de havenhoofden, die ons naar de overkant brengt. Door het lage water hangen de steigers die bij wat hoger water onder water verdwijnen onder de lange groene slierten van het zeewier.

We lopen het terrein van de scheepswerf op en daar, om het hoekje, daar ligt hij. De Clin d’Oeille. Ricco klopt op de boot, in de hoop dat de eigenaar aanwezig is. We horen wat gerommel en dan steekt Francois zijn hoofd over de reling. “Hallo, I am Ricco and…” Ricco hoeft zijn zin niet af te maken. ‘Ah Ricco!!’ We worden van harte verwelkomd om de trap te nemen en naar boven te klauteren. Francois kent Ricco’s naam van het forum van de Shpountzes en nadere uitleg over wat hij komt doen is compleet overbodig. Het is alsof twee oude vrienden elkaar na lange tijd weer treffen. Francois nodigt Ricco uit om overal te kijken waar hij maar wil. De twee mannen met dezelfde passie raken niet uitgepraat. Met de belofte dat Ricco nog eens terugkomt en dat Francois ook in Lochem komt kijken, nemen we uiteindelijk weer afscheid. We nemen nu niet het pontje terug, maar lopen rondom de verschillende havens die hier zijn terug naar de boot.

Anderhalf uur later is het tijd om te vertrekken. De vrouw van de havenmeester, die samen met haar man in het motorbootje in de box naast ons bivakkeert, helpt ons met de lijntjes, net als zij en haar man samen deden toen we hier aan kwamen. Ze geeft ons allerlei overbodige aanwijzingen en ik erger me groen en geel. Waar bemoeit het mens zich mee? Ze doet alsof we een stelletje groentjes zijn, die voor het eerst met een boot weg gaan.

‘Wat een ontzettende bemoeial zeg!” reageer ik naar Ricco als we buiten haar gehoorsafstand zijn gekomen en terwijl de stoom ondertussen uit mijn oren komt. “Ach, maak je niet druk, dat mensje bedoelt het goed en ze vindt het alleen maar hartstikke leuk om te helpen. Gun haar dat plezier” is Ricco’s repliek. Ik moet toegeven dat hij daar ook wel weer gelijk in heeft. Direct verdwijnt daarmee de ingehouden woede uit mijn lijf.

Ik hijs direct de zeilen en terwijl ik daarmee bezig ben, hoor ik iemand roepen. Ik besteed er geen aandacht aan tot ik Ricco enthousiast “Francois!” hoor zeggen. Ik zie Ricco uitbundig zwaaien. Met mijn ene vrije arm zwaai ik enthousiast, hoewel ik hem, snel om het hoekje kijkend achter het zeil, niet zo snel kan ontdekken. Francois staat ons aan de kade uit te zwaaien. Zou hij daar net toevallig hebben gelopen of is hij speciaal ten afscheid op de uitkijk gaan staan? Het lijkt op dat laatste, want hij kent de Pinta niet en dan zou het wel heel toevallig zijn als zijn oog bij toeval op ons zou zijn gevallen. Anderzijds wist Francois volgens mij onze vertrektijd niet. Hoe lang zou hij daar al hebben staan wachten? We hebben in de toekomst vast nog weer eens contact met elkaar.

Op zee staat er een heerlijk windje en als verrassing schijnt de zon volop. Daar hebben we in Blankenberge niets van gemerkt; het was de hele dag zwaarbewolkt. En dat is het nog steeds, zien wij als we richting de wal kijken. De grens tiddrm de donkere wolken en de stralend blauwe lucht loopt precies langs de kust.

Anderhalf uur later is de wind wat meer gaan liggen en alleen dankzij het feit dat we de stroom mee hebben varen we nog vijf mijl per uur. Ik ga koken en na het eten hijst Ricco de halfwinder, terwijl ik de afwas doe en koffie zet. Het is moeilijk om te bepalen wat we nu gaan doen. We willen zo ver mogelijk zien te komen nu er nog enigszins wind staat. De verwachting is dat de wind de komende dagen naar noord en dan naar noordoost draait en met die windrichting komen we niet in Medemblik. Daarom hebben we Vlissingen, ons oorspronkelijk plan, al aan ons voorbij laten gaan. Ricco stelt voor om op Scheveningen te koersen, waar we dan vroeg in de ochtend aankomen. De gripfiles geven echter voor vannacht zeer weinig wind en als we om 22.00 uur de stroom tegen krijgen blijft er van onze snelheid niets meer over. Ik heb geen zin om de hele nacht met 1 á 2 mijl per uur door te gaan. Dan ga ik liever naar Hellevoetsluis om daar 2 nachten te blijven en de Zeeuwse omgeving te verkennen. Dan zien we vrijdag wel weer verder. Omdat we af moeten wachten wat de wind daadwerkelijk gaat doen, stellen we een definitief besluit nog maar even uit.

Ondertussen is het heerlijk genieten op het water. Soms denk ik wel eens dat we deze vakantie wel erg weinig gezien hebben van de wal en soms misschien te vaak weer verder wilden varen. Maar zodra ik na zo’n dagje in de haven weer op zee ben, geniet ik weer met volle teugen. Hier krijg ik een gelukzalig gevoel van in mijn buik. Waar dat nou eigenlijk in zit, kan ik niet bedenken, laat staan beschrijven. De rust, de stilte, het heerlijke wiegen en schommelen, het kabbelende water, het vergezicht op de horizon, het één zijn met de natuur. Dat verveelt na bijna vier weken nog steeds niet.

Een besluit over waar we naar toe zullen varen hoeven we tegen 23.00 uur niet meer te nemen, dat heeft de wind al voor ons gedaan, die vanuit een steeds noordelijke richting is gaan waaien. Er valt nu niets meer te kiezen, we waaien vanzelf richting Stellendam en het verderop gelegen Hellevoetsluis.

 

9 augustus 2012.

Tegen twaalven is er bijna geen wind meer, maar een half uur later maken we toch weer een redelijke voortgang met ruim vier knopen door het water, waar we een halve knoop tegenstroom vanaf moeten trekken.

De golfjes die de boot veroorzaakt als zij door het water glijdt, lichten op als gele neonstreepjes in het donker, veroorzaakt door de algen die licht geven als ze in het water in beweging komen. Honderden kleine lichtgevende  krioelende slangetjes lijken het die langs elkaar flitsen en snel verder glippen.

Bij het Slijkgat moet we de boeien volgen richting de Haringvlietsluizen. Ricco heeft me gevraagd om hem te wekken bij de start van het kronkelende slootje, zodat we er samen doorheen kunnen navigeren. Veel zeilen stellen en sturen is makkelijker met z’n tweeën en ook als de halfwinder mogelijk naar beneden moet in het donker, is het handiger om dat met z’n tweeën te doen.

Het strijken van de halfwinder kunnen we uiteindelijk uitstellen tot vlak voordat we voor de sluis liggen. Om vijf uur zijn we eindelijk door de Haringvlietsluis. Het is een gigasluis en waarschijnlijk daarom neemt het schutten ontzettend veel tijd in beslag. Ik ben inmiddels uitgeput en verlang alleen nog maar naar mijn bedje.

De gloeiende, fel rood gekleurde, zon steekt haar kopje boven Hellevoetsluis uit en kleurt de wolken roze. Eerst lijkt ze nog te weifelen of ze vandaag echt op zal gaan maar even later snelt ze, inmiddels feloranje gekleurd, de lucht in en laat zichzelf in volle glorie zien. Het duurt maar even of ze stijgt boven de wolk uit, die ze zo net nog roze kleurde. Dan heeft zij opnieuw een andere kleur aangenomen en schijnt nu geel. Het silhouet  van Hellevoetsluis steekt in grijs af tegen de lucht. Ik onderscheid bomen, de molen, de kerktoren, de masten van de boten in de buitenhaven. Wij proberen een plekje te bemachtigen in de binnenhaven. Verderop verschijnt er nu wat kleur in het landschap. Bij de vuurtoren varen we naar binnen. De brug staat op ‘dubbel rood’, wat betekent dat de brug niet draait, maar voor de brug is er ruimte genoeg om de boot aan te leggen. Dan is het zeven uur, een mooi begin van weer een nieuwe dag.

Dat ik uitgeslapen ben, kan ik niet zeggen, maar ik heb weer voldoende slaap gehad om de dag in een rustig tempo te gaan beleven. De krantenjongen heeft Telegraaf in de kajuit gegooid. Zal wel een reclameactie zijn om alle boten langs de kade te verleiden de krant te gaan lezen. Ik doe een poging, maar ik weet al snel weer waarom ik de krant nooit lees. We gaan daarom eerst maar eens een Volkskrant kopen. Dat is beter! We melden ons vervolgens bij de havenmeester, die hier in Hellevoetsluis tevens brugwachter is. We hebben van de havenmeester een boekje over de bezienswaardigheden ter plaatse meegekregen en we besluiten eerst even een bak koffie op het terras te gaan drinken, zodat we ons kunnen oriënteren op wat er allemaal te zien is. Aan de binnenkant van het koffiekopje staat de zin ‘een koffieplant geeft pas na vijf jaar mooie koffiebonen’. Weten we dat ook weer.

We lopen vervolgens, langs het gebouw waar eens ‘de waag’ in was gevestigd, in de richting van de vestingwallen die hier rondom het hele centrum liggen. Je kunt daar bovenop het voetpad volgen. Hellevoetsluis heeft erg goed haar best gedaan om haar verleden tot leven te wekken en is daar in onze ogen bijzonder goed in geslaagd. Zo staat er even verderop het wat verwaarloosde Schietkatoenmagazijn, een gebouwtje uit 1891 waarin het zogenaamde natschietkatoen werd bewaard. Het bijbehorende bordje leert ons dat schietkatoen een uiterst gevaarlijk soort springstof is, dat gescheiden werd bewaard van het kruit en de kogels. Deze laatste werden bewaard in het kruithuisje, anno 1772, dat we even verderop vinden, geflankeerd door een aantal kanonnen en ankers, die er voor in het gras staan en liggen. Dit huisje ziet er veel beter onderhouden uit. Sinds de restauratie in 2006 fungeert het kruithuisje als onderkomen van de Stichting Genootschap de Cruyttoren. Terug in het centrum komen we langs een oude mijnenveger van de Marine. Totdat de Marine naar Den Helder verkaste, was Hellevoetsluis haar standplaats. Onze nationale zeerovers Piet Hein en Michiel de Ruijter legden hun schepen hier neer als ze even rust hadden van het bevaren van de wereldzeeën. Vlak achter de mijnenveger vinden we het Droogdok Jan Blanken. De bouw van het dok heeft 23 jaar geduurd (van 1802 – 1825). De binnententoonstellingsruimte is net gesloten, maar buiten mogen we nog even rondkijken. Het droogdok is prachtig opgeknapt en ziet er ‘als nieuw’ uit. Zo te zien functioneert het ook nog! We vervolgen onze naar en lopen de vestingwallen weer op, nu aan de andere zijde van het centrum. Dit deel is de afgelopen twee jaren weer in oude glorie hersteld en de restauratie is net twee maanden geleden afgerond.

Als we weer terug zijn op de boot besluiten we uit eten te gaan in het restaurantje tegenover de plek waar onze boot ligt. Het is prachtig weer en we kunnen lekker buiten eten. De heer van het stel dat aan het tafeltje naast ons zit, vraagt of we Hellevoetsluis al bekeken hebben. Als wij dat bevestigen en zeggen dat we vinden dat Hellevoetsluis er uitstekend in is geslaagd om haar verleden weer tot leven te wekken, vertelt de man vol trots dat hij de projectleider is geweest van de restauratie van de verdedigingswerken en dat hij bij de opening daarvan in juni onze toekomstige koning de hand heeft mogen schudden en een half uur rond heeft mogen leiden.

Als we net weer terug zijn op de Pinta, krijg ik een smsje van Betty. Of we (morgen) haar verjaardagsfeestje komen meebeleven en dat de dichtstbijzijnde haven Ouddorp is. Ik heb al geantwoord dat we morgen nog niet thuis zijn, als tot mij door begint te dringen dat Betty wel eens bedoeld zou kunnen hebben dat zij haar verjaardag viert in het hier verderop gelegen Ouddorp. Een belletje bevestigt dat Betty met haar familie op de camping in Ouddorp verblijft. Even googelen leert dat Ouddorp net iets verderop ligt, aan de overkant van de Haringvliet. Als we morgen met de boot oversteken naar Stellendam, dan zijn we nog iets dichterbij en nog maar 10 km van Ouddorp verwijderd. Eerst maar eens kijken wat voor vaarplan we maken, want het is wel de bedoeling dat we uiterlijk zondag weer in Medemblik zijn. Ricco puzzelt met de wind- en stroomgegevens en komt de conclusie dat als we zaterdagochtend vroeg vanuit Stellendam vertrekken, we binnen 24 uur in Medemblik zouden moeten kunnen zijn. We zouden dan morgen nog in deze omgeving kunnen blijven. Ik heb de knollen op en ga eerst maar eens een tukkie doen.

Vrijdag 10 augustus.

Ik bel Betty om haar te feliciteren met haar verjaardag en zeg dat de mogelijkheid er in zit dat we even langs komen. Dan kom ik langzamerhand tot leven. Een lekkere douche helpt daarbij. Om half één vertrekken we in de richting van Stellendam. Er staat heel weinig wind, maar met gemiddeld 2,5 knoop komen we toch zeilend vooruit. Om twee uur starten we met onze wandeling naar de 10 kilometer verderop gelegen camping in Ouddorp waar de jarige kwartier houdt. Het is een beetje een saaie wandeling, het eerste deel langs de autoweg, verderop voor het grootste deel langs een fietspad door de duinen, die hier saai en eentonig zijn. Maar het weer is prachtig en uitermate geschikt voor een wandeling. Na twee uur tippelen verrassen we de jarige met ons bezoek. Heel gezellig, vakantieverhalen uitwisselen, samen eten en aan het begin van de avond brengen Bennie en Betty ons samen met de auto terug. Ze drinken nog even een kop koffie en bewonderen de Pinta. Nadat we ze hebben uitgezwaaid, gaan wij alvast door de sluis, zodat we dat morgenvroeg niet hoeven te doen. Het gaat nu allemaal supersnel en het kost ons hooguit een half uur en dan liggen we weer vast aan de kade, nu aan de andere kant van de sluis. We maken nog even een praatje met onze buren. Als het wat frisser begint te worden, gaan we ieder onze eigen kajuit in. Morgen om 07.00 uur vertrek en dan kijken of we de laatste 100 mijl van deze vakantie in 24 uur kunnen varen, zodat ik maandag weer op het werk kan verschijnen.

Zaterdag 11 augustus.

Klokslag 7 uur varen we weer. Eerst via de boeien naar open zee. Dan kunnen de zeiltjes weer op, maar we kunnen nu niet meer naar daar waar de wind ons waait, we moeten gewoon terug in de richting waar de wind zo ongeveer vandaag komt, dus aan de wind, die langzaam maar zeker toeneemt, net als de golfhoogte. We moeten bij Hoek van Holland een slag naar binnen maken en die brengt ons in eerste instantie alleen maar dichter bij de kust, niet dichter bij ons doel. Op zo’n manier varen is niet leuk, nu er een ‘moeten’ achter zit, maar ook dat hoort er bij.

We moeten beslissen hoe we richting Medemblik willen. Als we via Den Helder gaan, moeten we blijven kruisen en tegen de tijd dat we dan bij het Marsdiep zijn, krijgen we ook nog flinke stroom tegen. Ik ga weer aan het rekenen met de kaart, de stroomkaarten, potlood en papier en de passer. Misschien is het een idee om bij IJmuiden even de haven in te gaan, daar zes uur te slapen en weer verderop te gaan. Misschien is de wind dan, zoals de verwachting zegt, wat oostelijker geworden? Dan hebben we bij Den Helder de stroom mee, maar varen we van IJmuiden tot aan den Helder eerst met de stroom tegen. De derde optie die we hebben is door het Noordzeekanaal naar Amsterdam en dan via het Markermeer naar het IJsselmeer. Maar het nadeel daarvan is dat we zeker vier uur moeten motoren door het kanaal. Uiteindelijk stelt Ricco toch voor dat laatste te doen. Ik ben akkoord, als ik geen wacht heb als we in het donker door het kanaal varen. Daar vertrouw ik mezelf te weinig voor. We draaien de wachtjes om. Ik draai twee wachtjes achter elkaar en tegen 23.00 uur komt Ricco me afwisselen. We zijn dan echter nog lang niet in IJmuiden. We werden bij de laatste slag naar binnen de eerste tijd vooral naar het zuiden toe weggezet door de stroom, inmiddels is de stroom gedraaid, en worden we weer wat noorderlijker weggezet. Ik ga eerst maar eens een tukkie doen.

Zondag 12 augustus 2012.

Ik word wakker als Ricco de motor aanzet. Ik voel aan de bewegingen die de boot maakt, dat we voor de ingang van het Noordzeekanaal zijn aangekomen. Ik probeer niet opnieuw in te slapen, maar stap uit de kooi, zodat ik Ricco even bij kan staan bij de invaart en bij het door de sluis gaan. Het zeil moet net gestreken worden. Ricco vraagt of ik het roer wil overnemen, maar ik ga liever het zeil strijken. Dat kan ik gemakkelijker op de automatische piloot met mijn nog duffe hoofd. De invaart is ons bekend, maar is toch nog wel weer lastig met al die verschillende lampjes. Als we door de sluis zijn, ga ik weer slapen. Als we tegen zeven uur bij de Oranjesluizen zijn aangekomen, maakt Ricco mij weer wakker. Het is inmiddels licht geworden. Na de sluis en de brug vaar ik nog een klein stukje op de motor en volg de boeien om ondieptes te voorkomen. Dan kunnen we aan de wind varen richting het paard van Marken. Ricco kan nu eindelijk slapen, terwijl ik ons het Markermeer overvaar, op weg naar de sluizen bij Enkhuizen. Het is nog rustig op het water, alleen bij Marken kom ik rond een uur of acht twee zeilbootjes tegen. Maar tegen tienen is de situatie helemaal anders. Het is superdruk met zeilbootjes hier, het lijkt alsof ze zomaar uit het water opploppen. We varen bijna aan de wind en het is nog aardig frisjes. Maar als je naar de mensen kijkt in de bootjes die ons tegemoet kome, moet je concluderen dat de temperatuur aardig aan het oplopen is. Bikini’s en blote basten. Het is moeilijk voor te stellen, ik ben blij dat ik mijn zeilbroek en fleesevest aan heb! Net voor de sluizen maak ik Ricco wakker, want alleen door de sluizen gaan, dat red ik niet. Dan nog twee uurtjes door het IJsselmeer voor de haven van Medemblik in zicht komt. Het is inmiddels over tweeën en we hebben over de laatste 100 mijl 31 uur gedaan, 7 uur langer dan normaal gemiddeld. Wim staat ons op de kade op te wachten. Via sms-contact had ik hem op de hoogte gehouden van onze vorderingen. We drinken eerst een glaasje wijn en bier bij wijze van aankomstborrel. Daarna koffie en appeltaart, die Wim voor ons mee heeft gebracht. Dan is het inmiddels toch echt hoog tijd om de boel in te pakken en weg te wezen. Als de auto ingepakt is, varen we de Pinta door de sluis naar haar ligplaats.

Dag trouwe Pinta! Bedankt voor deze prachtige reis. En wij kunnen weer ruim 1000 mijlen bij ons repertoire optellen.