scilly’s deel 4

Wat vooraf ging: deel 3

Maandag 27 juli 2009. Vertrek uit Weymouth.

Om 10.00 uur staat alles zeevast en kunnen we vertrekken. Sem maakt voor los en ik geef een beetje gas en stuur de boot van de kade af. Ricco houdt de boot achter nog even vast met een landvast, tot we voldoende gedraaid zijn. “De lijn kan los” roep ik. En daar varen we weer richting zee.

We maken nu onze eerste langere tocht sinds de jongens aan boord zijn. Het is tot aan Brighton 95 mijl. We spreken een wachtsysteem af. We draaien om de beurt met z’n tweeën vier uur wacht. Sem en Ricco samen en Bart heeft samen met mij wacht. De eerste zes uur hebben we de stroom mee en een goed windje. De eerste twee uur halve wind en daarna, als we onze koers verleggen naar het oosten, hebben we de wind achter. We varen door het water zo rond de zes knopen, maar met de meelopende stroom meegerekend leggen we zo’n 7,5 tot wel 9 zeemijlen per uur af. Het is niet echt warm, maar we hebben wel volop zon en dat is meer dan we hadden verwacht. Het heeft de hele afgelopen nacht geregend en de voorspelling was dat we tot in de loop van de middag regen konden verwachten.

De windsnelheid kunnen we niet aflezen. De windmeter is nog niet in de mast gemonteerd. De epoxy, waarmee Ricco de verbogen en vervolgens afgebroken stang heeft gerepareerd is nog niet voldoende gedroogd. Maar Ricco en ik kunnen inmiddels redelijk inschatten hoeveel wind er staat op zee. De eerste twee uur schatten we dat er zo’n 8 á 10 knopen wind staat (windkracht 3), nu staat er iets meer wind, we denken zo’n 16 knopen (windkracht 4). Al met al dus een goed windje om voor de wind te varen. We zijn in vier uur tijd al 30 zeemijlen verder gekomen en na vijf uur hebben we 38 mijl afgelegd. Dat is echt supersnel! Maar daarna volgen er zes uren met stroom tegen. Gelukkig zijn we dan Catherine’s Point, waar heel veel stroom staat, al gepasseerd.

Dinsdag 28 juli 2009. Brighton.

Ik sta een eitje met spek te bakken voor Ricco. De jongens zijn Brighton in. Is het werkelijk allemaal waar wat er gebeurt? Het voelt of ik in een hele lange droom ben terecht gekomen. Het kan niet bestaan dat wat wij allemaal meemaken echt allemaal waar gebeurt. Zoveel verzin je alleen in dromen bij elkaar.

Ik ga in mijn gedachten terug naar gistermiddag. We varen langs Wight, onderweg van Weymouth naar Brighton. De wind wordt naar ons gevoel steeds een beetje sterker. Op een gegeven moment moeten we overstag. Het grootzeil gaat met haar dubbele schoot vanzelf naar de andere kant staan. De Genua moeten we handmatig omzetten. Als de Genua aan de bakboordskant is aanbeland, kijken we langszij het schip naar het voorzeil om te bepalen hoe strak de schoten nog moeten worden aangetrokken, of dat ze misschien juist gevierd moeten worden. Ik vind dat het zeil bij de punt waar de twee schoten aan het zeil zitten een beetje raar staat Er staan plooien in en dat is niet normaal. “Er is iets niet goed met de Genua” zeg ik. Ricco heeft het ook al gezien, inclusief de oorzaak ervan. “Het onderlijk is op de naad gescheurd!’ zegt hij. Hij trekt aan het lijntje van de rolfok en draait de Genua een beetje in, zodat het deel van het zeil dat gescheurd is, nu opgerold is en niet verder uit kan scheuren. “Ik zou ‘m maar helemaal inrollen” zeg ik. Ik ben bang dat er toch nog te veel druk op het zeil blijft staan en dat het zeil mogelijk nog verder uit kan scheuren. Hoewel Ricco zegt dat dat gevaar wel meevalt, rollen we de Genua toch maar helemaal in. Tenslotte staat er voldoende wind in het grootzeil om ons ook zonder Genua nog met zes knopen per uur voort te stuwen. “Nou” zegt Ricco gelaten. “Heb ik in Brighton tenminste weer wat te doen.” Die jongen is ook niet kapot te krijgen. Zo veel tegenslag en dan toch positief te blijven!

Een half uur later, tegen vier uur en bijna het einde van de wacht van Ricco en Sem stuurt Ricco de boot pal voor de wind. Ricco en ik denken onafhankelijk van elkaar dat het tijd wordt voor een rifje, maar we spreken het geen van beiden hardop uit. Doordat de windmeter het niet doet, kunnen we niet zien hoeveel wind er staat, maar alleen het simpele feit al dat je alleen op het grootzeil 6 mijl per uur vooruit komt, zegt eigenlijk al genoeg. Dan maakt het zeil een enorme zwieper, “pas op, een gijp!” en slaat met een knal naar de andere kant. Ricco stuurt onmiddellijk bij, waardoor het zeil met een even grote knal weer terug slaat. “Krrrakk!” horen we dan. Het grootzeil scheurt, net onder het eerste rifoog, op 30 centimeter na, totaal door midden. Maar een ogenblik kijken we sprakeloos naar wat er gebeurt. Dan komen we onmiddellijk in actie. Ricco start de motor en ik schiet het dek op, om het grootzeil te laten zakken. Ik maak de val los om hem te laten vieren, als Ricco roept “wacht, we zetten hem vast op het tweede rif”. Ricco geeft het roer over aan Sem en komt ook naar voren. Ricco trekt het tweede riflijntje aan en zet  ‘m strak. Nu we in de wind liggen voelen we pas hoe hard het waait. Ik ga op de grond zitten bij de voet van de mast. Er komen twee grote golven aan en een deel van het water spoelt aan dek om en over mij heen. Ik veeg het water uit mijn gezicht en proef het zout op mijn lippen. Ik zet de val op de lier, trek hem strak. Ricco is weer naar de kuip gelopen en roept van daar uit dat ik het eerste riflijntje aan moet trekken. Ik begrijp hem verkeerd en haal de tweede riflijn van de kikker. “Wat doe je!” roept Ricco en komt weer naar voren om me te helpen. Nogmaals wordt de tweede riflijn strak gezet en daarna de eerste riflijn aangetrokken. Nu moeten we de flap die onder aan het zeil hangt nog goed opbinden. Terwijl Ricco en ik hier samen mee bezig zijn, gijpen we opnieuw. We kunnen ons allebei vast houden aan de giek en dankzij de dubbele schoot klappen we niet naar de andere kant of, nog erger, overboord. Dan gaan we de kuip weer in.

We varen nu alleen met een dubbelgereefd grootzeil, zonder fok. Toch gaan we nog steeds ruim vijf knopen.

Om 20.00 uur nemen Ricco en Sem onze wacht weer over en ik ga een poging doen om een poos te slapen. Ik slaap eerst een uurtje, ga er dan even uit om een glas cola te drinken en een sigaretje te roken en duik er dan weer in. Om half één maakt Ricco me wakker. Ik sta rustig op en om één uur neem in de wacht over. Sem en Ricco gaan dan het bed in. Ik beloof Ricco hem in elk geval een uur voor we de haven in kunnen varen te roepen.

Tijdens onze tochten zetten we altijd op elk heel uur onze positie in de kaart. Om 02.00 uur ga ik dat doen en daarvoor zet ik even de stuurautomaat aan. Dan volgt een indringende pieptoon. Wat is dit nu weer? Ik heb geen idee, maar het zal wel één of ander elektronisch alarm zijn. Ik duik de kajuit in. Bart is ook wakker geworden van de piep en zegt: “ik denk dat het een accualarm is”. Ik maak Ricco wakker en dan blijkt dat Bart gelijk heeft. We hebben niet zo veel stroom meer. Als het voltage onder de 11 volt raakt, gaat het alarm af. Dat betekent dat we de stuurautomaat niet meer kunnen gebruiken. Onze verwachte reistijd tot Brighton is dan nog één uur en 10 minuten, dus Ricco gaat niet meer terug het bed in. In de verte zien we het scala aan lichtjes van de stad Brighton. Tussen de gewone stadslichten moeten we op zoek naar de goede rode en groene lampjes. Er moet in de buurt van de haveningang ook een wit licht te vinden zijn, die 4 keer een flash geeft in 10 seconden. Flits, flits, flits, flits en dan ie ‘ie zes seconden uit. Ricco is al twee keer eerder in deze haven geweest en hoewel hij de haven niet eerder bij nacht is binnengevaren, kent hij de situatie ter plekke. Dat maakt het zoeken eens stuk gemakkelijker. De wind is inmiddels voor een deel gaan liggen en heel rustig, met zo’n drie á vier knopen per uur, varen we op de haven af. Bart heeft aangegeven dat hij het laatste uur, met het binnenvaren van de haven bij nacht, mee wil maken. Ik maak Bart wakker, maar het lijkt er op dat hij zich bedacht heeft, want we zien vervolgens geen bewegingen meer. Maar twintig minuten voor we er zijn, komt er ineens toch beweging in de kajuit. Bart springt zijn bed uit en, nog half slaapdronken, gaat hij op zoek naar zijn kleren. Als hij alles op één sok na, gevonden heeft komt hij bij ons in de kuip zitten.

Dan neemt de wind nog verder af en hebben we nog maar een snelheid van twee knopen. We zijn er toch bijna, dus Ricco start de motor, stuurt de Pinta in de wind en ik ga het dek op om het grootzeil te strijken. Ik maak de val los en, als ik merk dat het wat zwaarder aanvoelt dan normaal, laat ik het eerste stukje voorzichtig zakken. De giek stuitert op de buiskap. Als een gek trek ik aan de val, zodat de giek weer wat omhoog komt. De kraanlijn is losgeraakt! Zolang het zeil nog stond, werd de giek nog door het zeil omhoog gehouden, waardoor we dit nog niet eerder gemerkt hebben. Ik laat de val voorzichtig vieren, terwijl Bart en Ricco de giek opvangen en hem door middel van het aantrekken van de grootschoten vastsjorren op de buiskap. Dan laat ik het grootzeil verder zakken en doek het grootzeil, snel met een paar zeilbandjes vastzettend, op. Er stat hier voor de haven een enorme deining, dus ik wil deze klus snel klaren, zodat ik snel weer naar de kuip kan. Ricco heeft inmiddels ontdekt waar de kraanlijn is gebleven. Hij is rondom één van de stagen gedraaid. “Zet het uiteinde van de kraanlijn eerst nog even vast” zegt Ricco. “En houd je goed vast!”. Ik heb dan nog niet begrepen dat de kraanlijn in de stag hangt, dus loop naar de mast, omdat ik denk dat hij daar omheen is gedraaid. “In de stag” roept Ricco. Nu zie ik hem ook hangen. Helemaal gedraaid hangt de kraanlijn daar, met het kapotte harpje naar beneden. Ik zet hem vast en haast me dan weer naar de kuip. Ricco stuurt de boot de haven in. Het is er aardedonker. Met een zaklantaarn proberen we de boeien te vinden. De boeien zijn zo wel te vinden, maar welke kleur hebben ze? Groene boeien moeten we stuurboord houden en rode boeien aan bakboord. Ricco vaart rechts langs een boei. Op het laatste moment ziet hij de kleur. Groen! We hebben de boei al langszij en er is geen weg terug. ‘Wat is hier de diepte?”vraagt Ricco hardop. Vijf meter! Voldoende voor onze boot, gelukkig. Dan komen we in de haven en moeten we op zoek naar een lege plek. Ricco weet van eerdere bezoeken dat bezoekers hun boot kwijt kunnen bij steiger 10, maar die ligt helemaal vol. ‘We gaan aanleggen naast die catamaran” zegt Ricco. “Margit, stap jij over op die boot, zodra we langszij komen. Ga maar vast aan de buitenkant van de reling staan”. Met knikkende knieën volg ik Ricco’s instructies op. We naderen de catamaran, waar Ricco op aanstuurt. “Niet overstappen, niet overstappen!” hoor ik Ricco dan roepen. Ik stap weer terug naar de binnenkant van de reling en kijk wat er aan de hand is. Er staat hier in de haven ontzettend veel wind en we krijgen de indruk dat er ook nog een poep stroom staat. Ricco kreeg de Pinta niet dichtbij de catamaran gemanoeuvreerd, omdat de wind onze boot met dezelfde vaart weer terugduwt als Ricco er op aan probeert te sturen. “We gaan naast die grote boot liggen” zegt Ricco. Ik kijk rond en zie een enorme baggerschuit liggen. Gaan we daar naast liggen? vraag ik me verschrikt af. Ik heb het verkeerd begrepen. Ricco bedoelt een grote zeilboot die even verderop ligt. Ricco geeft opnieuw de benodigde commando’s. Ik ga aan de buitenkant van de reling staan en stap met mijn lijn over op het zeiljacht. Waar zit die kikker? Ik loop naar voren en nog verder naar voren en dan eindelijk zie ik het puntje van het schip, met de kikker waar ik mijn lijn om heen kan leggen. Dan komt er een slaperig mannenhoofd uit de kuip van het schip “What are you doing?” Ricco vertelt de man rustig dat we aan het aanleggen zijn. Alsof de man dat zelf niet had kunnen nagaan. “I am leaving tomorrow at seven ‘o clock” zegt de man bits. Ricco zegt dat dat geen probleem is, dat we blij zijn dat we ieder geval vast liggen.  You can not stay here” zegt de man dan beslist. We zijn perplex. Heeft die man niet door dat we niet voor de gein midden in de nacht aanleggen, dat er elders geen plek is en dat de wind door de haven giert? Maar de man is onvermurwbaar, dus er zit niets anders op dan weer te vertrekken. Ik stap met mijn lijn onverrichter zaken weer aan boord van de Pinta en Ricco probeert weg te varen. De wind zorgt er echter voor dat we met alle macht in de richting van het jacht worden geduwd. Ik probeer met mijn beide voeten de boot af te houden. Boven mijn hoofd zie ik twee blote mannenbenen en twee armen die een stootwil vasthouden. De man plaatst zenuwachtig de stootwil van voor naar achteren. Ricco zegt tegen de man dat hij een lijn nodig heeft naar het achterschip van de man z’n boot, om weg te kunnen varen. Ricco maakt de lijnen vast en ondertussen blijft de man maar zenuwachtig met zijn stootwil in de weer. Eindelijk kunnen we wegvaren. “Thank you for your hospitallity” kan Ricco niet nalaten de man na te roepen.

Ricco stuurt de boot verder de haven in. We gaan op zoek naar een nieuwe plek. Dan maar niet bij de steigers voor ‘visitors’. We zien nog één plekje. Maar daarvoor moeten we wel weer tegen de wind in aanleggen. De eerste keer komen we niet dicht genoeg bij de steiger. Ricco stuurt weer uit, vaart een rondje en daarna volgt de tweede poging. Nu komt hij wel dichtbij genoeg. Ik gooi de lijn uit om hem om de kikker te werpen. Ik mis! Weer een nieuwe poging is  noodzakelijk. Ook bij de derde poging mis ik de kikker. Wat is dit! Ik mis bijna nooit meer en nu het cruciaal is mis ik twee keer. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan! Bij de vierde poging lukt het dan eindelijk. We liggen vast aan de kade. Dodelijk vermoeid van alle belevenissen drinken we gedrieën de aankomstborrel. Sem slaapt onder dit alles rustig door.

Om vijf uur liggen we die nacht in bed en de volgende ochtend om 09.00 uur worden we wreed gewekt door hard kloppen onze boot. De havenmeester maakt ons wakker en biedt ons een andere ligplek aan. Op de plek waar wij liggen wordt vandaag gebaggerd en daar zijn ze ook al druk mee bezig. In eerste instantie zijn we vast van plan om weer het bed in de duiken na de verhuizing, maar uiteindelijk komt daar niets van, want we zijn druk! Hoezo vakantie? Vandaag staat weer in het teken van de reparaties en zoeken naar oplossingen. Terwijl de jongens Brighton in gaan, wikkelen we de kraanlijn van de stag en zetten er een nieuw harpje aan. We verwisselen het grootzeil voor het reservezeil en halen de Genua naar beneden. Dan rollen we de gewone fok weer op de fokkestag. Zo kunnen we weer op pad.

Vanavond gaan we onszelf verwennen met een etentje buitenshuis. Hebben we wel verdiend vind ik!

Woensdag 29 juli 2009. Vertrek uit Brighton.

Iets na achten zijn we uit Brighton vertrokken. Ricco heeft uitgerekend dat we het beste om 08.00 uur kunnen vertrekken. Dan hebben we wel eerst vier uur stroom tegen, maar daarna maar liefst acht uur stroom mee. Het plan is om 80 mijl te varen naar Ramsgate, daar tegen middernacht aan te komen, een goede nacht te maken en dan de dag die daar op volgt in één keer door te varen naar IJmuiden. Daar moeten we dan in de nacht van vrijdag op zaterdag aankomen Als we Ramsgate niet kunnen halen hebben we Dover als tweede optie.

We varen naar het oosten langs de ‘Seven Sisters’, de supersteile krijtrotsen, vlak voor ‘Beachy Head’, een uitstekende kaap, net voor Eastbourn. De heuvels op het land zijn glooiend en groen. Aan de zeezijde lijkt het alsof een enorm monster met een gigantische bek en vlijmscherpe tanden langs de kust overal happen van de kust heeft gebeten. De afgehapte kust met haar hoge rotswanden, verraadt de rotsenbodem die het groen op de heuvels proberen te verbergen. Steil en vlak gaan de rotsen naar beneden, alsof ze keurig afgevijld zijn.

Na ‘Beachy Head’ zien we Eastbourn liggen, de eerste haven in Engeland die we op de heenweg aandeden.

De dag begon bewolkt met een drupje regen, inmiddels, rond elf uur, krijgt de zon steeds meer de overhand. De zee verandert onder invloed van het zonlicht van grijs naar groen. De wind is rustig, ongeveer windkracht 3, maar de verwachting is dat de wind in de loop van de dag steeds wat zal toenemen.

Als Bart en ik om 12.00 uur de wacht van Ricco en Sem overnemen, krijgen we van Ricco de opdracht mee om in de komende vier uren 24 mijl verder te komen tot de landpunt ‘Dungeness’. Dat halen we net. We hebben de stroom mee, maar de wind neemt af en we kunnen met moeite de snelheid door het water boven de vijf knopen houden. Net na 16.00 uur luisteren we naar de weersverwachtingen van de Engelse kustwacht door de marifoon. Zij bevestigen onze eerdere informatie, dat de wind in de loop van de dag zal toenemen. Vannacht zelfs tot windkracht 8 of 9. We moeten dus zorgen dat we voor middernacht in de haven liggen. En nu zitten we net in de stilte voor de storm. Ricco krijgt de snelheid niet boven de vier knopen. We twijfelen. Is het beter om de motor bij te zetten? We gaan rekenen. Als we een gemiddelde snelheid van vijf knopen varen, zijn we om half elf in Ramsgate. Lopen we gemiddeld maar vier knopen, dan zijn we er om half één vannacht. Zoals we nu varen, zouden we er voor kiezen de motor te starten, zodra we onder de vier knopen gaan komen. Maar ja, als de wind toe gaat nemen, halen we het makkelijk. Een lastig dilemma. Ik zie Ricco hiermee worstelen. Verbeten achter het roer zittend. Plotseling staat hij op. “Ik ga de halfwinder hijsen”, zegt hij resoluut. Hij legt de schoot voor de halfwinder klaar en vraagt mij om het zeil door het luik aan te geven. Hij bevestigt het zeil aan de val en aan de schoot en begint te hijsen. Het zeil met de gekleurde banen (wit-rood-wit-baluw-wit) gaat de lucht in. Omdat ik eerder het zeil bij vergissing als ‘het blauwe zeil’ heb beschreven, blijft Ricco de naam voor de grap gebruiken.

“Het gaat niet goed” zegt Ricco dan. “Hij zit gedraaid”. “Heb je mijn hulp nodig?” vraag ik. Ricco knikt bevestigend. Dan realiseer ik me dat ik mijn zwemvest niet aan heb. Dat heb ik even afgedaan toen ik naar de wc ging en ik ben vergeten het weer aan te trekken. Eén van de ijzeren regels aan boord is dat je op zee altijd een zwemvest draagt en in elk geval onder geen enkele voorwaarde de kuip verlaat zonder zwemvest aan. Ook al is het zulk mooi, rustig en kalm weer als vandaag.

Ik schiet de kajuit in, waar ik het ding heb achtergelaten en sprint vervolgens, in het zwemvest gestoken, naar het voordek. We laten de halfwinder weer zakken en terwijl ik het zeil daarna langzaam weer hijs, haalt Ricco de draaiingen er uit. Daarna gaat Ricco weer naar de kuip om te zorgen dat het zeil goed gaat staan. Ik schiet de val op en neem de zeilzak mee naar de kuip. Omdat het grootzeil een groot deel van de wind voor de halfwinder vangt, strijk ik het grootzeil. Nu gaan we, de knoop stroom meegerekend, toch weer 5 mijl per uur
vooruit en hoeft de motor niet aan.

Wat is het toch lastig voor te stellen dat deze zonovergoten kalme en vlakke zee met een klein beetje wind, binnen een paar uur zal veranderen in een alles verslindend monster, met metershoge golven, een kolkende kokende massa water, die als we niet uitkijken ons bootje van hot naar her zal slingeren!

Vannacht zullen we dan wel op tijd een veilig heenkomen hebben gevonden, tijdens onze oversteek van Engeland naar Nederland verwachten we dat we nog wel een en ander te verduren krijgen. De gripfiles voorspellen dan opnieuw storm. Als we tijd genoeg zouden hebben, hadden we er voor gekozen om met de oversteek te wachten tot na de aangekondigde storm. Maar maandag moet ik weer op het werk verschijnen, dus we moeten gewoon terug.

Rond half zes zien we de eerste voortekenen van de komende weersverandering. Achter ons verschijnt een dreigende donkerblauwe lucht, die ons achterop komt snellen. Hier merken we daar verder nog niets van. Ik sta rustig te koken in de kombuis, terwijl de beweging van de boot niet van meer betekenis is dan een beetje heen en weer wiegen. De zon schijnt nog volop en we genieten van een heerlijke zomernamiddag.

Wat beleef je de natuur intens op zee. Ik kende de uitdrukking ‘stilte voor de storm’ in de praktijk alleen maar in overdrachtelijke zin. In deze vakantie hebben we verschillende malen ervaren waar die uitdrukking vandaan komt, wat die in zijn letterlijke betekenis inhoudt.

Om half zeven hebben we het eten op en ruimen we samen de halfwinder op. Ricco hijst het grootzeil en de motor gaat aan. Er is nog steeds erg weinig wind en met de motor erbij profiteren we nog even meer van de stroom die we nog tot half tien mee hebben. Dan moeten we wel op tijd de kaap bij Dover om zijn, want na de kaap pikken we dan twee uur extra stroom mee.

Met die donkere lucht achter ons, die snel naderbij lijkt te komen is het goed om een zo veel mogelijk opgeruimd schip te hebben. Daarom doe ik nog even snel de afwas. Terwijl ik sta af te drogen, pakken Sem en Ricco hun jas. De eerste druppels vallen.

We steken de haveningang van Dover over. Ferryboten varen hier af en aan Het is hier dus superbelangrijk om goed uit te kijken. Die ferry’s gaan loeihard, zelfs wanneer ze de haveningang naderen. Ze zijn sneller bij je dan je verwacht. Wanneer we de kaap voorbij zijn, begint het echt te hozen. De regen komt werkelijk met bakken uit de lucht. Dan is er opeens ook weer wind. Veel wind. Heel veel wind. “We leggen er een rif in Ric!” zeg ik. We moeten de boot dan even in de wind leggen. Daarvoor moeten we recht op de kant af. Ricco duikt eerst nog even de kajuit in om op de kaart te kijken hoeveel ruimte we hebben richting de wal “We hebben één mijl de ruimte” zegt Ricco als hij zijn hoofd weer naar buiten steekt, “we moeten dus snel handelen”. Ricco sprint het dek op, ik stuur de boot in de wind en zodra de riflijn door Ricco is vastgezet, stuur ik de boot weer op de uitgezette koers. Althans, ik stuur iets meer stuurboord uit om weer wat meer afstand tot de wal te creëren. Er liggen hier aardig wat zandbanken. “We moeten hier heel strak navigeren” zegt Ricco. We spreken af dat ik zal sturen en Ricco navigeert. Ricco duikt de kajuit weer in om onze positie te bepalen en mij de navigatieaanwijzingen door te geven. Daar staat Bart zich aan te kleden om aan dek te komen. Het is 20.00 uur en zijn wacht begint. We zeggen Bart dat hij best binnen mag blijven met dit pokkenweer. Ricco en ik zijn in deze omstandigheden toch wel samen actief aan dek. De jongens blijven allebei lekker binnen.  Ricco komt weer naar buiten met de nieuwste koersinformatie. De regen gaat zo hard dat het tot achter in de kajuit inregelt, dus we sluiten het luik helemaal af.

Dan gaat de wind weer liggen. We zetten de motor weer in zijn werk en strijken het grootzeil. Zo varen we in de regen verder. Al snel is het helemaal donker en we zien Ramsgate langzaam maar zeker dichterbij komen. We worden getrakteerd op een prachtige vuurwerkshow die aan de kust van Ramsgate wordt gegeven. Het is dan gelukkig wel weer droog. Zo vanaf het water hebben we eersterangs plaatsen. Als we bij de boeienlijn aankomen die ons naar de haven moet leiden, komt er net een ferry binnen. Ricco roept de Ramsgate Portcontrol op om toestemming te vragen de haven binnen te varen. Hij krijgt de opdracht om achter de ferryboot de haven in de varen. Om 22.45 uur zijn we in de haven.

Donderdag 30 juli 2009. Ramsgate.

Het plan om vroeg in de ochtend te vertrekken hebben we laten varen. We wachten tot de storm die hier langs komt is overgewaaid. Daarna wordt er opnieuw storm verwacht op de Noordzee, maar die komt pas in de nacht van vrijdag op zaterdag. Als we rond het middaguur vertrekken kunnen we die storm voor zijn. Sem en Bart gaan boodschappen doen, Ricco gaat op zoek naar de havenmeester om het havengeld te betalen en ik ruim de boel aan boord op. Als de mannen terug zijn, blijkt dat de reisziektetabletjes op zijn. Ricco en Bart gaan opnieuw op pad, op zoek naar een apotheek. Nadat de mannen hun medicijnen hebben ingenomen kunnen we vertrekken. Zodra we de haven zijn uitgevaren hijsen we de fok,. Er is voldoende wind om alleen met de fok op met zes knopen per uur vooruit te komen. Om kwart over één is er wat minder wind en hijsen we het nog gereefde grootzeil erbij. We varen langs het windmolenpark in aanleg.

Een half uur later betrekt de lucht en bijna onmiddellijk vallen de eerste druppels. We varen fullspeed en gaan ruim zeven knopen per uur. Uit voorzorg rollen we de fok in. Dan houdt het op met zachtjes regenen. De regen plenst over ons heen. Nooit eerder is het tot me doorgedrongen hoeveel verschillende geluiden water kan maken. De regen tikt, klettert en spettert. Het golfwater klatert, kletst en klatst tegen de boot. Ik hoor het klotsen en plonzen, suizen en bruisen. Ondanks deze nieuwe bewustwording daalt mijn stemming tot het dieptepunt. Hoe lang duurt dit nog? Hoe ver moeten we nog? We hebben letterlijk nog 100 zeemijlen voor de boeg, 24 uur varen.

Dan stopt de regen even plotseling als hij begonnen is. We krijgen later nog twee kleinere buien over ons heen, maar daarna is het droog. De lucht blijft er dreigend uitzien. Enorme witte wattenwolken die van onderen volkomen plat, glad en donkergrijs zijn. Als we onder zo’n wolk doorvaren verandert ook plotseling de windrichting en moeten we snel gijpen. De wolken verdwijnen dan langzaam. Maar niet voor ze ons hebben getrakteerd op een prachtige wolkenlucht, waarin allerlei figuren zijn te herkennen in verschillende tinten blauw, grijs en oranje. Twee in elkaar gedraaide croissantjes, een krokodil, een mooie dame wier sigarettenrook rond haar gezicht dwarrelt.

Tegen achten, net voor Ricco en Sem onze wacht overnemen, neemt de wind wat af. Met wat minder wind en de redelijke golfslag klapt het ver uitstaande grootzeil met de giek geregeld een beetje naar voren en vervolgens met een klap naar achteren. Ricco haalt het rif uit het zeil, zodat het zeil meer wind gaat vangen, maar dat heeft onvoldoende effect. Daarom zet hij een bulletalie aan de giek, zodat de giek naar achter vast staat. Het zeil klappert nog wel een beetje, maar de giek in elk geval niet meer.

Om half negen zien we de knalrode zon onder gaan aan bakboord. De zon gaat dus helemaal niet in het westen onder maar in het noordwesten. Dat is ook logisch, bedenk ik me. Dat zal afhankelijk zijn van de tijd van het jaar. Het avondrood belooft ons voor morgen een mooie dag. Maar met een beetje wind alsjeblieft!

Even na 22.00 uur ga ik op advies van Ricco mijn bed in. Ik ben absoluut nog niet moe maar de nacht is lang genoeg met een wacht van 00.00 uur – 04.00 uur en daarna weer van 08.00 uur – 12.00 uur. Vreemd genoeg ben ik binnen een paar minuten vertrokken en word ik pas weer wakker als Ricco mij om 23.30 uur met een bakkie koffie komt roepen. “Porren” noemt hij dat, een term die hij bewaart heeft uit zijn zeemansverleden, waar je ook een half uur voor je wacht begint, gewaarschuwd wordt, dat je nog een half uur hebt voor je paraat moet zijn. Als ik wakker wordt staat de motor volop te draaien. In de loop van de avond is de wind steeds meer gaan liggen en we kwamen voor geen meter meer vooruit. Hoe ik ook een bloedhekel heb aan die motor met zijn geraas, in dit geval vind ik het wel fijn mijn wacht zo in te gaan, omdat de kans dan veel groter is dat ik het de hele wacht alleen af kan. Zo kan Ricco ook een onafgebroken ruk van drieënhalf uur slapen. Voor Ricco zijn kooi in gaat, peilt hij eerst nog even de diesel. Als blijkt dat we nog vele uren vooruit kunnen met de brandstof, wekt Ricco Bart voor zijn wacht. Bart had aangegeven dat hij wel een wachtje met mee wilde draaien deze nacht, maar als Ricco hem roept zegt hij dat hij liever blijft liggen. Ik vind dat niet erg. Als Sem en Ricco plat liggen, heb ik lekker vier uurtjes voor mezelf alleen.

Vrijdag 31 juli 2009. Noordzee, op weg naar IJmuiden.

De vier uren vliegen voorbij. Om het roer hoef ik me niet te bekommeren, want nu de motor aan is, kan ook de stuurautomaat aan. Wel moet ik de instrumenten in de gaten houden en af en toe de koers een beetje bijstellen. Eigenlijk ben je in zo’n nacht alleen maar aan het rondkijken. Of liever gezegd, sta je op de uitkijk. Je ziet de boten varen door de lichtjes die ze voeren. Daaraan herken je ook in welke richting ze varen. Wel is het heel erg moeilijk om de afstand in te schatten. Behalve de lichtjes op het water zijn er ook de lichtpuntjes in de lucht. Het is een donkere, maar heldere nacht en de sterrenhemel is volgens mij nergens zo mooi te zien als op zee. Hoe langer je kijkt, hoe meer sterren je ziet. Ontelbaar veel. Ook in de lucht is de afstand moeilijk in te schatten, want het (bewegende) lichtpuntje van een vliegtuig lijkt even ver of dichtbij als al die sterren.

Even voor vieren zet ik water op voor een kopje koffie voor Ricco en maak hem wakker. Om vier uur zet ik het laatste kruisje met onze positie in de kaart en nu duik ik de kooi in tot ik om half acht weer gepord zal worden. In de kooi luister ik naar de zo vertrouwde bootgeluiden. Het piepen en kraken van de boot en het tuig. De golven fluisteren woorden tegen de romp van de boot. ‘Klok, klok, slok, slok, slok, sjonge jonge’ hoor ik ze zeggen. Dan val ik in slaap.

Als om kwart over twee onze voortgang zakt naar vier zeemijlen per uur, hijsen Sem en Ricco de halfwinder er bij. Een uurtje later is het al weer uit met de pret wat betreft het zeilen. De wind is weer verdwenen en de motor gaat weer aan.

Om 17.00 uur (we houden nog even de Engelse tijd aan) varen we, nadat we het grootzeil hebben gestreken, het Noordzeekanaal op. Weer terug in Nederland met tot nu toe in vier weken 1006 mijl achter de kiezen.

Er staat een berg stroom bij het begin van het Noordzeekanaal. We gaan krabbend naar binnen. Ricco’s specialiteit, dus dat levert geen problemen op. We varen naar de kleine sluis. Twee keer staat op een bord langs de kant aangegeven ‘VHF 12’, dus Ricco roept via kanaal 12 van de marifoon “Kleine sluis IJmuiden, kleine sluis IJmuiden. De Pinta”. Geen antwoord. Hij probeert het nogmaals, maar zonder het gewenste resultaat. Ricco neemt gas terug. De motor stottert even en Ricco geeft gas bij om te voorkomen dat de motor afslaat.   Pruttel,   pruttel … en dan; stilte. De motor is nu daadwerkelijk afgeslagen. Ricco draait de sleutel om, om de motor opnieuw te starten, maar er gebeurt niets. Gelukkig liggen de landvasten en stootwillen al klaar, vanwege ons plan om de sluis in te varen. En een ander geluk is dat we juist naast een aanlegsteiger drijven. We hebben nog een beetje voortgang. Ricco stuurt de boot richting de aanlegsteiger, terwijl ik naar voren spurt om met de landvast in de aanslag te gaan staan. Bart staat met een landvast achter op het schip. We gooien onze lijntjes uit en we liggen vast aan de kade. Ricco duikt met zijn hoofd boven de motor en zet de kleplichters omhoog. Sem draait nu de contactsleutel om. Pruttel, pruttel… en ja! De motor slaat weer aan!

Voor we weer los maken, kijkt Ricco in de almanak welk VHF-kanaal we moeten hebben voor de kleine sluis. Kanaal 23. Eén keer aanroepen en Ricco krijgt direct het antwoord dat we geschut kunnen worden.

Nadat we door de sluis zijn, stelt Ricco voor om lekkerbekjes met patat te halen. Goed idee! Ik heb trek en niet veel energie om te koken. We leggen aan bij de aanlegsteiger na de kleine sluis en Ricco gaat op weg naar de visboer. Als we onze ‘fish and chips’ aan het opeten zijn, zie ik ineens het levensgrote verbodsbord boven onze boot uitprijken. ‘Verboden aan te leggen’. Ik vind het wel komisch en maak een foto van onze boot onder dat grote bord.

Ik heb net mijn fototoestel weggeborgen als er een politieauto naderbij komt. “Oh, oh, politie”, zeg ik. “Dat zal toch niet?” reageert Ricco. “Die rijdt hier echt wel gewoon voorbij” zegt Sem. Maar nee hoor. De wagen mindert vaart en de politieagent stapt uit. Hij loopt op ons toe. “Goedemiddag” is zijn openingszin en wij beantwoorden zijn groet met dezelfde woorden. “Bent u zo weer weg of bent u van plan hier te overnachten?” vraagt de agent. “We zijn zo weer weg” antwoordt Ricco “We hebben effe een vissie gehaald”. “Akkoord” zegt de agent en hij verklaart nader dat als hier één boot ligt, het binnen de kortst mogelijke tijd helemaal vol ligt en dat er dan geen ruimte meer is voor het schutverkeer. Vervolgens informeert de agent nog of het ‘buiten’, zoals de zee hier aan de kust genoemd wordt, lekker was. Vriendelijk groetend verdwijnt de agent in zijn auto en wij besluiten dat het toch tijd is om onze weg te vervolgen, willen we nog een beetje bijtijds in Amsterdam zijn.

Dan varen we 15 mijl van het saaie Noordzeekanaal richting Amsterdam, waar Ricco de vissers aan de kant boos maakt door wat te dicht langs de kant en dus langs hun lijntjes te varen. We nemen alvast een voorschot op onze aankomstborrel door een whisky-tje te nemen bij de koffie. Nog even het vakantiegevoel vasthouden.

“Kijk” zegt Ricco en wijst naar de grote radarontvanger op de kade “even zwaaien, dan zien ze ons”. Het grapje dat hij altijd maakt als we hier langs varen. Maar dat ze ons gezien hebben, merken we al snel als een grote vrachtboot toestemming vraagt de America-haven te verlaten. Ze krijgen door dat ze mogen vertrekken en dat er alleen een klein zeiljacht vaart. Dat zijn wij! Even later draait de grote vrachtboot vanaf de America-haven het Noordzeekanaal op.

Als we Amsterdam binnen varen is het al donker. In de havens zijn grote hydraulische kranen bezig met het verladen van goederen. Schijnwerpers verlichten de werkzaamheden. De kranen lijken op giraffes die met hun typische rustige bewegingen met hun lange nekken de bladeren van de bomen eten.

Als we door het centrum varen, komen de jongens, die in de kajuit een computerspelletje spelen, ook aan dek. Het is best lastig om de weg te zoeken in het water. We varen van boei naar boei, schijnen er met de zaklamp op om de nummers te kunnen lezen, die overeenkomen met de gegevens op de kaart. We overwegen om toch in één keer naar Medemblik door te varen, maar mogelijk hebben we nog onvoldoende brandstof over. Ricco peilt de diesel en dan blijkt dat we minder hebben verbruikt dat we hadden gedacht Voor de Oranjesluis overleggen we de mogelijkheid om door te varen met de jongens. Sem stelt een tussenweg voor. Hier aan de wal gaan, een paar uur slapen en dan morgenochtend om 06.00 uur vertrekken. Dat vinden we allemaal een goed plan. Als we door de sluis zijn moeten we meteen bakboord uit en varen het haventje van Stellendam binnen.

Zaterdag 1 augustus 2009. Stellendam.

Onze laatste vakantiedag begint als om 06.00 uur de wekker gaat, waar overigens alleen Ricco van wakker wordt. Hij roept de jongens en mij en zet water op voor koffie. Vliegensvlug zijn we aangekleed en klaar om te vertrekken. In de nacht is een boot langszij komen liggen. Ricco wekt onze buren, die hun boot los van de Pinta maken en ons zo ruimte geven om te vertrekken.

Om kwart over zes liggen we voor de Stellingerbrug, die vijf minuten later open gaat. Dan het Markermeer op richting Enkhuizen. Er staat weinig wind en we varen op ons dooie akkertje. Wat een stil en vlak water, vergeleken bij de zee! Het gaat ons te langzaam en het duurt niet lang of we hijsen ‘het blauwe zeil’. Het is heerlijk weer en we genieten van het zonnetje aan dek. Er zijn veel, heel veel zeilbootjes op het water. Honderden. Zoveel hebben we er alle dagen van de vakantie bij elkaar op zee niet gezien. We hebben in de vier weken dat we onderweg zijn op zee hooguit 20 varende zeilboten gezien.

Om half één zijn we bij Enkhuizen door de sluis. Nog twee uur te gaan tot onze thuishaven Medemblik.