scilly’s deel 1

wat vooraf ging: proloog

Dinsdag 7 juli 2009. IJmuiden.

We liggen in de haven van IJmuiden. Vannacht om half drie voeren we hier binnen na wat wij allebei hebben ervaren als een heftige tocht. Veel wind (eerst windkracht 6 en later zelfs 7), hoge golven, pech met het materiaal en zeeziekte speelden ons parten. In deze vakantie hebben we nog maar 85 mijl gevaren, maar we zijn meer vermoeid dan al onze eerdere, veel langere oversteken die we hebben gemaakt.

Op zondag 5 juli zijn we om 11.00 uur uit Doetinchem vertrokken. Een half uur later zijn we in Lochem, waar Sem en Bart op ons zitten te wachten. De beide jongens stappen, als alles goed gaat, over twee weken in Engeland bij ons aan boord, dus we laden nu al vast wat spullen van hen in. Die hoeven ze dan niet zelf mee naar Engeland te slepen. We praten de laatste regeldingen over de reis van de jongens naar Engeland door en vertrekken om kwart over twaalf uit Lochem. Om 14.00 uur zijn we in Medemblik.

Terwijl we de boel in de boot staan in te laden, legt er achter ons een motorbootje aan. De beide mannen, vader en zoon, stappen op ons af en vragen of onze dieseljerrycans, die op de kade staan, vol of leeg zijn. De teleurstelling is van hun gezicht af te lezen als hen duidelijk wordt dat ze vol zitten. Als ik doorvraag blijkt dat ze op zoek zijn naar een lege jerrycan; ze zitten om diesel verlegen en hebben geen jerrycans aan boord. Ricco biedt aan dat ze zijn diesel in hun tank kunnen gooien, als ze vervolgens de dan lege jerrycans weer vol bij ons afleveren. Dat vinden ze een goed plan. Twee jerrycans worden leeg gegooid in de tank van hun boot en Ricco rijdt met de zoon naar het benzinestation om ze weer te vullen. Ik maak ondertussen een praatje met de vader, een gepensioneerde paleontoloog. Hij doet, nog steeds ondanks zijn pensionering, fossielenonderzoek bij Naturalis in Leiden.

Tegen het einde van de middag vertrekken we uit Medemblik richting de vissershaven, aan de andere kant van de afsluitdijk in Den Oever. Eerst nog heerlijk weer (aan de wal veel te warm, maar op t water fantastisch), maar al snel begint de lucht achter ons te betrekken. In de verte rommelt en flitst het. Spectaculair om te zien. Het onweer haalt ons gelukkig niet in, de regen wel. De wind voelt, ondanks de hoosbui die we over ons heen krijgen, warm aan. Als t niet te koud is maakt een bui niet uit. Een tropische bui op het Hollandse IJsselmeer! Ik schrob ondertussen vrolijk het dek. De regen helpt me een handje. Zo kun je je putsemmer in de bakskist laten, de regen zorgt voor het nodige water aan dek om te schrobben en spoelt het vuile water netjes voor je weg.

Rond 21.00 uur, na ruim 14 mijl varen, komen we in het vissershaventje van Den Oever aan. Je vindt hier alleen grote bolders, eigenlijk te ver van de kant, zodat je als zeiljachtje amper aan kunt leggen. We gaan daarom langszij een vissersschuit liggen en nemen het risico dat we midden in de nacht wakker worden gemaakt in ‘t geval de boot dan wil vertrekken. Er hangt altijd een vislucht in deze haven, maar daar tegenover staat dat je hier voor een tientje per nacht kunt liggen en waar kom je dat in Nederland nog tegen!

Eerst een biertje drinken en dan starten met koken. Om kwart over tien gaan we aan tafel en rond middernacht gaat ‘t licht uit.

De volgende ochtend gaat om 7.00 uur de wekker, want we willen om 8.00 uur vertrekken. Gisteravond hebben we naar aanleiding van de weersberichten uitgepuzzeld dat we vandaag de hele dag west moeten varen (de wind is zuidwest) en zodra de wind (dinsdag) draait naar west, kunnen we zuidwest gaan varen. Het water op het Wad begint hier om kwart voor negen naar buiten te stromen, dus dat is een mooie tijd om te vertrekken.

Ricco twijfelt of we de Genua zullen vervangen voor een kleinere fok, omdat de verwachting is dat het hard gaat waaien. Uiteindelijk kiest hij daarvoor. Daardoor vertrekken we wat later, maar even na negen uur maken we los. We zijn nog maar een klein eindje de Waddenzee op, wanneer we een knal horen. Het grootzeil schiet alle kanten op. Het blok van de grootschoot is losgeschoten. Kapot. We keren om en varen terug naar Den Oever om de boel te repareren, althans, om een nieuw blok aan de schoot te zetten. Het is 11.00 uur wanneer we opnieuw kunnen vertrekken. Eerst nog een bakkie koffie. Het lijkt er op dat de wind inmiddels is gedraaid naar West. Om half 12 maken we het schip voor de tweede keer vandaag, los van de kade.

Een paar uur later passeren we Den Helder en gaan de Noordzee op. De wind is Zuidwest, de richting waar wij eigenlijk naar toe willen. We proberen dus eerst zo westelijk mogelijk te varen, met het plan om later een slag richting het zuiden te maken. Tegen drie uur begin ik me een beetje slaperig en misselijk te voelen en ik ga een poos liggen. Ik slaap in één keer door tot vijf uur, behalve dat ik halverwege van Ricco doorkrijg dat we overstag gaan en ik op mijn andere zij moet gaan liggen. Om vijf uur sta ik weer op. Ik ga, zo goed en zo kwaad als het gaat, naar de wc. Dat is altijd weer een hele toer als je flink aan de wind vaart en het zitvlak van de wc-pot zo’n beetje verticaal staat. Varen we over de bakboord (linker) boeg, dan kun je met je rug nog een beetje tegen de achterwand hangen. Maar deze keer varen we over de stuurboordboeg, zodat je zo’n beetje voorover hangt, je handen en voeten recht voor uit tegen de wand tegenover je. Zo zet je jezelf klem. Maar voor je zo ver bent is ’t eerst al een hele toer om je broek naar beneden te krijgen. Je hebt sowieso maar één hand vrij, want de andere heb je nodig om je vast te houden. Hè hè, de broek zit dan eindelijk op je knieën, dan kun je gaan zitten. Snel de klep van de wc omhoog en dan als de wiedeweer neerploffen. Dat lukt bij de derde poging. De eerste twee keer is de klep al voor ik kan gaan zitten met een grote klap op de bril neergekomen.
Natuurlijk had ik het zo lang mogelijk uitgesteld om naar de wc te gaan. Zo’n operatie doe je ’t liefst zo min mogelijk. ’t Is dan ook, om ‘t voorzichtig te zeggen, geen klein plasje. Een hele waterval stroomt de pot in, tenminste het grootste deel stroomt de pot in. Plasjes blijven zich namelijk, ook op schuin liggende boten, gewoon aan de wet van de zwaartekracht houden. Kan ik dus ook nog zo’n beetje op de kop de vloer van de wc staan te dweilen. In dat hok, waar je ook in normale omstandigheden amper je kont kunt keren. Afijn, dan de afsluiters open, pompen en de afsluiters weer dicht. Dat moet ik een volgende keer anders doen. Vóór ik naar de wc ga de afsluiters open maken, zodat ik terwijl ik plas, tegelijkertijd kan pompen. Dat gaat niet als de afsluiters dicht zijn.

Door al dat gedoe begin ik me weer misselijk te voelen. Buiten in de kuip gekomen blijkt dat Ricco zich ook al ziek voelt. Ik duik de kajuit weer in om de zeeziektetabletjes uit een kastje te vissen. Terwijl ik terugklauter richting kuip begint mijn maag zich om te draaien en zijn inhoud naar boven te stuwen. Ik kokhals. “Kom snel naar buiten” roept Ricco. Ik haast me naar boven om frisse lucht in te kunnen ademen. Ik hap letterlijk naar lucht. Mijn ademhaling gaat heel snel en ik probeer ‘m onder controle te krijgen. Dat lukt. Mijn longen genieten van de verse zuurstof die ik tot mijn veste bronchiën inadem. Dan gaat ‘t wel weer. De volgende stap is een glaasje water halen om de zeeziektetabletjes mee in te kunnen nemen. Daarvoor moest ik weer naar binnen. Ik daal weer af in de kajuit en zie dan dat er een heleboel water op ‘t aanrecht staat. Ik begin het water snel met een doekje op te nemen, maar het is letterlijk dweilen met de kraan open. Waar komt dat water in vredesnaam vandaan??? Ik proef het water. Geen zout water. Het kan dus niet van buiten komen. Ineens zie ik het: het water komt gewoon uit de kraan! Normaal hoort daar alléén water uit te komen als je water oppompt! Het water stroomt niet in de wasbak maar, omdat we zo schuin varen rechtstreeks op het aanrecht. Alweer die wet van de zwaartekracht. Het blijkt dat het kraantje werkt als een overloop van de watertanks, die vol zitten en bij t schuin varen overlopen. Ricco weet waar de afsluiters zitten (ik nu ook!), en duikt onder de vloer van de kajuit om de kraan dicht te zetten. Dat betekent echter wel, dat we vanaf nu niet zomaar meer water kunnen tappen. Ik pak een pak Dubbelfris om de zeeziektepilletjes mee weg te kunnen spoelen.

Om half zeven horen we een onbekend flapperend geluid en dan blijkt dat de fok gescheurd is. We kunnen ‘m gelukkig probleemloos oprollen en we zetten nu de stormfok maar op. Dat is een veel kleiner voorzeiltje en dat merken we aan de snelheid, we lopen ineens een stuk minder hard.
De wind gaat steeds harder waaien. We hebben intussen twee riffen in het grootzeil zitten. Constant aan de wind varen met deze harde wind en hoge golven is verschrikkelijk oncomfortabel. En Ricco heeft nog steeds last van zeeziekte. Alles bij elkaar doet ons besluiten om de oversteek naar Engeland nog niet te maken, maar om naar IJmuiden te varen. Ik kijk op de kaart waar we zitten, we varen voor Petten. Ik reken uit dat als we overstag gaan als we een mijl of zes naar buiten steken, we met een koers van 165 graden in vier á vijf uur IJmuiden binnen kunnen lopen.

Hier in IJmuiden kunnen we morgen, woensdag, ons zeil laten repareren en dan donderdag proberen richting Engeland te gaan. Ik heb vandaag (dinsdag) een gat in de dag geslapen. Pas om half drie vanmiddag word ik wakker. We brengen het zeil naar de zeilmakerij, maar de zeilmaker zelf is al weg, dus daar gaan we morgenochtend om half negen opnieuw naar toe. Dan nemen we ook het grootzeil mee, want Ricco heeft ontdekt dat één van de insteekhoesjes van de zeillatten kapot is en dat we een zeillat hebben verloren.

Ondertussen is de avond al weer bijna voorbij. Ricco is net klaar met allerlei klusjes aan de boot en schenkt een lekker glaasje wijn in. Overmorgen dan toch richting de Scilly’s? Je weet ’t maar nooit waar de wind je brengt!

Woensdag 8 juli 2009, IJmuiden.

Het is geen zomerse dag vandaag. Bewolkt, af en toe een bui en wind. Veel wind. Je hoort de wind hier in de haven door alle masten gieren en fluiten. Vanuit de kajuit zie je om je heen alle masten schommelen in de wind. Het is niet echt koud. De barometer loopt op, dus er is hoop voor morgen!

We lopen met het zeil tussen ons in naar de zeilmakerij, die gevestigd is boven een werf, zo’n 300 meter van de haven vandaan. We melden ons om half negen bij de zeilmaker (Rifkin). De fok hebben we hier gisteren al achter gelaten. De zeilmaker is druk aan het telefoneren, terwijl hij ontspannen een sigaretje rookt. ”Hoezo niet roken op de werkplek”, zo lijkt hij te denken. “Het is mijn eigen zeilmakerij en ik bepaal hier zelf de regels wel”. Ricco loopt naar beneden om de fok op te halen. De zeilmaker beëindigd zijn telefoongesprek, excuseert zich daarvoor en vraagt wat hij voor me kan betekenen. Ik leg uit wat het probleem is. De beide zeilen worden door de zeilmaker onderworpen aan een grondige inspectie. Uiteindelijke diagnose: grootzeil repareren is een fluitje van een cent, de fok kost een operatie van twee uren. Dat is een meevaller, wanneer je vreest dat de fok niet meer te repareren valt. Maar tegelijkertijd blijft het wel weer een aanslag op de portemonnee. We krijgen een kop koffie aangeboden en Ricco werpt een balletje op over het maken van een offerte voor de zeilen van de Shpountz. Al gauw komt het gesprek zo op de Shpountz van Elly en Robert, die hier altijd in IJmuiden lag. We hadden al gezien dat hij er niet lag en waren er van uit gegaan dat ze met hun boot op vakantie zijn. We horen nu dat ze de boot hebben verkocht!

img661665928

één van de slakken in IJmuiden

Na de koffie vertrekken we en besluiten om naar de zeilmaterialenwinkel te gaan. Ricco wil nieuwe schoten voor het grootzeil kopen, want die beginnen aardig te slijten. We moeten daarvoor een kilometer of drie lopen. Op de weg wijst Ricco mij op een enorme hoeveelheid slakjes die massaal het fietspad aan het oversteken zijn. Je moet echt uitkijken waar je loopt om te voorkomen dat je er een paar kapot trapt. Ik probeer een foto te maken van één van de beestjes. Ik moet hiervoor zo’n beetje languit op het fietspad gaan liggen. Menig voorbijganger gaat langzamer rijden om te kijken wat er met mij aan de hand is. Ricco stelt ze met een blik gerust, waarna ze weer gas geven.

We komen langs een dumpshop en we gaan even binnen kijken. Hier hebben ze echt van alles. Van vrijetijdskleding tot computeronderdelen.

Vervolgens naar de winkel voor zeilspulletjes. Ook hier een heel assortiment. Onder meer kun je hier een draagkoffer voor een bazooka kopen! Is wel handig, wanneer je daarmee over straat wilt, niet waar? Ik oriënteer me in de winkel op de zeilpakken, omdat ik zo’n pak wil aanschaffen. Al eerder heb ik gezien dat de pakken in Engeland een stuk goedkoper zijn, maar het kan geen kwaad om daarbij de Nederlandse prijzen goed in ‘t hoofd te hebben.

We lopen over het troosteloze industrieterrein terug naar de haven. Terug op de boot lunchen we en ik ga de kaarten bestuderen als eerste stap in de reisvoorbereiding. We kunnen kiezen uit de noordelijke (eerst een stuk de Noordzee opvaren en dan pas zuidwaarts) of de zuidelijke route (meer langs de kust blijven varen). Ricco zegt dat de noordelijke route ‘t veiligst is, omdat je daar gemakkelijker de vaarroute voor vrachtschepen over kunt steken. Nadeel is dat die route ongeveer 40 mijl (= 8 uur varen) langer is en dat je de eerste 60 mijl bijna in westelijke richting moet varen en dat gaat wat lastig met een westenwind. Nadeel van die route vind ik ook dat je dan de eerste 36 uur geen enkele haven tegenkomt, die je in noodgevallen aan kunt doen. Daar staat tegenover dat je sowieso een heel eind komt, want je moet gewoon door. Je wordt niet in de verleiding gebracht om een extra halte in te lassen met weer het nodige tijdverlies.

Een goede reisvoorbereiding is heel noodzakelijk. Dat lijkt wel wat tegenstrijdig, want het kan altijd anders lopen dan je denkt. En meestal kom je ergens anders uit, dan je hebt gepland. Dan ben je geneigd om de reisvoorbereiding te verwaarlozen onder ’t mom van ‘we zien wel waar de wind ons brengt”. Maar dat gaat niet werken, want dan ben je nergens op voorbereid. De bedoeling is nu juist om alle opties onderzocht te hebben om op het moment suprême de juiste keuze te kunnen maken.

Het is nu 15.00 uur en Ricco gaat de zeilen weer ophalen bij de zeilmakerij.

De hele middag heb ik besteed aan studeren. Met het instructieboek voor het vaarbewijs en de bijbehorende oefen-CD-rom met ik weet niet hoeveel vragen. Tegen de tijd dat Ricco de spaghetti klaar heeft heb ik er genoeg van. Maar leerzaam is het zeker. Wel frustrerend, ik moet bij al die vragen zó nadenken hoe ’t zit. Hoe lang zal het duren voor het allemaal ook in de praktijk in mijn denksysteem als vanzelfsprekend zit opgeslagen? Hoe leuk ik het allemaal ook vind, ik heb het gevoel voor het zeilen niet van nature in mij zitten. Ik moet er dus veel voor doen om het mij eigen te maken. Oefenen, oefenen en nog eens oefenen, is de enige remedie.

Vanavond zijn we een paar uur bezig geweest met de reisvoorbereiding, want het is de bedoeling om morgen richting zuiden te vertrekken. Ik denk dat we e.e.a. goed hebben voorbereid en alle mogelijk opties goed hebben bestudeerd. De meest voor de hand liggende optie is dat we overmorgen (vrijdag) aan het einde van de middag in de buurt van Duinkerken of Calais zijn. Misschien blijven we daar dan een nachtje en gaan zaterdag verder richting Engeland. In ’t meest gunstige geval kunnen we in één keer door naar Engeland. We gaan de wekker zetten om 06.00 uur, met de bedoeling om om 08.00 uur te vertrekken.

Vanavond de mailtjes gelezen van familie en vrienden die een reactie hebben gegeven op deel 1 van ons vakantieverhaal. Hartstikke leuk om de reacties te lezen en te ervaren hoe iedereen met ons mee leeft!

Donderdag 9 juli 2009. Vlak voor de maasmond, Hoek van Holland.

Het is 16.30 uur en binnen een half uur verwachten we de Maasmond bij Hoek van Holland over te varen. Het is rustig-halve-wind-varen op ’t moment. Ná de Maasmond willen we wel iets meer aan de wind gaan varen, in de richting van Het Kanaal.
Hoewel we de wekker op 06.00 uur hadden gezet, werden we vanmorgen pas om 08.30 uur wakker. Volgens ons schema hadden we toen al een half uur onderweg moeten zijn. Jammer, maar we zijn nu in elk geval wel goed uitgeslapen. We springen uit bed, schieten onze kleren aan, zetten koffie en onder het ontbijt smeer ik alvast de boterhammen voor onderweg. We zetten alles goed zeevast, leggen de spullen die we mogelijk nodig hebben onderweg zó neer dat we ze gemakkelijk kunnen pakken en zoeken voor onze boot een ander plekje in de haven, zodat we de gerepareerde zeilen kunnen aanslaan.
Om 10.30 uur verlaten we de haven en koersen op de Maasmond bij Rotterdam. Vlak voor IJmuiden is de zee nog heel woelig en de wind West, zodat we aan de wind moeten varen. Maar al snel draait de wind naar het NO, zodat we een wat rustiger koers kunnen kiezen.
We zijn voorzichtig gestart met een rif in het grootzeil en de fok niet helemaal uitgedraaid. Maar het duurt niet lang voor de fok helemaal wordt uitgerold en de rif weer uit het grootzeil gaat.

Bij de Maasmond is het relatief rustig met het vrachtverkeer, dus de oversteek verloopt ook gemakkelijk.
We zien nu hoe vijf schepen druk bezig zijn de Maasvlakte op te spuiten. Een paar mijl de zee op zie je ze zand opzuigen. Daarna varen ze naar vlak voor de kust en storten het even verderop opgezogen zand weer in de zee.

Af en toe kom je een andere zeilboot tegen. Dan denk ik ‘Jemig, wat een eierdopje in die grote zee’. Soms verdwijnt het dopje helemaal achter een golf en lijkt het of ‘ie kopje onder gaat. Het is best moeilijk voor te stellen dat zij ons ook zo zien. Ik ervaar onze Pinta als een solide en veilig schip en heb niet het gevoel, dat wij ons aan boord van een eierdopje bevinden.

Ik ben vandaag streng geweest wat betreft het innemen van de zeeziektetabletjes. Een half uur voor vertrek verplicht een pil slikken en elke 8 uur opnieuw een tabletje innemen. En dat helpt! Ricco staat nu (20.30 uur) zelfs vrolijk in de kajuit de afwas te doen! Ik heb nu wacht tot 00.00 uur. Ricco gaat zo meteen liggen tot die tijd. Om 00.00 uur kan ik dan vier uur slapen. Nog een uurtje, dan krijgen we de stroom weer mee, na 6 uur stroom tegen te hebben gehad. Heerlijk, want dat schiet écht een stuk harder op!

We kijken even hoe het gaat, maar we hebben het plan om, als bij Duinkerken morgenochtend de stroom weer tegen gaat staan, daar 6 uur in de haven te gaan liggen en weer verder te gaan zodra de stroom weer mee gaat stromen.

Als we de weerberichten horen via de marifoon, blijkt dat we op tijd naar het zuiden zijn vertrokken. Vanaf IJmuiden en ten noorden daarvan zijn waarschuwingen voor windkracht 7 en mogelijk 8. Wij varen al de hele dag met ongeveer windkracht 4. Het weer is verder goed. Wel bewolkt maar we hebben tot nog toe slechts één klein buitje gehad.

Vrijdag 10 juli. Noordzee, ter hoogte van Nieuwpoort.

Onder een stralend blauwe hemel varen we (10.00 uur) ter hoogte van Nieuwpoort. Het slechte weer met veel wind zit ons op de hielen, maar tot nog toe blijven we het steeds voor. Onder ’t buiskapje is het heerlijk in het zonnetje. Maar je moet je hoofd daar niet buiten steken, want dan is de wind koud.  In de loop van de ochtend wordt het beter; ik trek steeds meer uit van de verschillende lagen kleren die ik ’s nachts aan had.

Buiten in het zonnetje is het heerlijk rustig. Het enige dat je ziet is water, véél water, en lucht. 360 graden om je heen niets anders te bekennen. Je hoort alleen het klotsen van het water en natuurlijk de wind.
Binnen, in de kajuit of in de kooi is dat ander. Zeker bij veel wind en golfslag. Als je in bed ligt en wilt gaan slapen, heb je het gevoel dat je in een draaiende wasmachine zit. Je wordt heen en weer geschud van de ene kant van het bed naar de andere kant. Dan beukt en bonkt het, kraakt en piept het. Je hoort het sissen en fluiten. Alles klappert en kleppert. Het lijkt of het bootje uit z’n voegen zal vliegen. Enorme deuken zal oplopen door de enorme kracht waarmee het schip keer op keer, telkens met een grote knal, letterlijk op de golven wordt gekwakt. De kracht van de wind op de zeilen is ook gigantisch.
Maar toch hè, als je in je bedje ligt en luistert naar al dat geraas, dan voel je je zo veilig! En ja, dan ga ik rustig slapen, dwars door al die herrie heen.
Maar dan hoor ik ineens een enorm geratel. Ik ben direct wakker en sta bijna op ’t zelfde moment al naast m’n bed en ben in twee stappen bij de kuip. “Zou er weer een blok kapot zijn???” flitst het door mijn hoofd. ‘Ricco’ roep ik ‘Is er wat aan de hand?’.
‘Ik rol even de andere fok uit’ zegt hij nuchter ‘met die stormfok komen we geen meter vooruit’.
Nik aan de hand dus, ik klauter mijn bed weer in en binnen twee seconden slaap ik weer.

Zaterdag 11 juli. Boulogne sur Mer.

img661667036

Rotondeversiering Boulogne sur Mer

Vannacht even na twaalven in Boulogne sur Mer aangekomen. Vanmorgen heerlijk uitgeslapen. Tegen tienen maakt Ricco me wakker met een bakkie koffie. Rustig opstaan en daarna douchen. Dat is ook wel nodig en dus ook heerlijk, zelfs al is het water van de douche hartstikke lauw. Gewassen en gestreken lopen we de stad in . We kopen heerlijke chocoladebroodjes en peuzelen die op. Langzaam dringt het besef door dat we in Frankrijk zijn!

img661682948We zijn hier met onze neus precies in het vier dagen durende nautisch festival terecht gekomen. We slenteren eerst over een soort van braderie met van allerlei boten-spulletjes. Ricco koopt een paar nieuwe schoten voor de fok en een boek. We eten een broodje gerookte haring bij een Hollandse visboer en genieten van de verschillende muziekoptredens. Heel gezellig.
Daarna boodschappen doen en starten met de reisvoorbereiding van het vervolg van onze reis. Het plan is om morgen het Kanaal over te steken naar Eastborn, daar een nachtje te slapen en om dan vervolgens op maandagmorgen in één keer door te varen naar de Scilly’s. Dat is 280 mijl varen en we hopen daar woensdag aan het begin van de avond aan te komen. Als alles mee zit tenminste!

Zondag 12 juli 2009. Drie uur na vertrek uit Boulogne sur Mer.

Het zonnetje breekt door. We maakten drie uur geleden (07.00 uur) los van de steiger in de haven van Boulogne sur Mer. Toen regende het nog en was er laaghangende bewolking. Die trok op en de regen stopte na een klein half uurtje.
Even na achten komen we bij de eerste shippinglane. We veranderen daar iets van koers, want je moet de shippinglane loodrecht oversteken. De shippinglane moet je je voorstellen als een snelweg voor de beroepsvaart. De enorme vrachtboten en tankers. Eerst ga je de eerste rijbaan over, die loopt van zuid naar noord. Daar varen alle boten van links naar rechts. Als je die bent overgestoken kom je op de middenberm, waar je weer zelf kunt bepalen welke koers je vaart. Dan kom je bij tweede baan. Daar varen alle boten van noord naar zuid. Ook de tweede baan moet je weer loodrecht oversteken. In de shippinglane, dus op de beide vaarbanen, mag je het verkeer niet hinderen. En het is er meestal druk met grote boten. We zien in de eerste baan drie boten komen. In het begin zijn het nog maar grijze vlekjes op de horizon, maar al snel komen ze dichterbij en worden ze groter en groter. De eerste boot zijn we voor, hij passeert ons ruim achterlangs. De tweede boot stevent zó snel op ons af, dat al snel duidelijk is dat deze ons ruim voorlangs zal passeren. De derde boot is het probleem. De hoek waaronder wij deze boot naderen blijft constant gelijk. Dat betekent dat we op ramkoers liggen. We moeten uitwijken, maar hoe? Eén van de eerste dingen die ik leerde was dat je in een dergelijke situatie richting de kont van zo’n vrachtschip moet sturen. Maar het probleem is nu dat we hoog aan de wind varen over bakboord. We kunnen dus niet verder naar links gaan varen, zonder overstag te gaan.
Ricco laat de schoot van het grootzeil vieren. “Ik probeer de snelheid er uit te halen”, roept hij. We varen ook supersnel, 7,3 knopen door het water. En de snelheid neemt amper af door het laten vieren van het grootzeil. “We moeten de fok inrollen” roep ik terug. “Dat haalt de snelheid er meteen uit”. Dat vindt Ricco een goed idee. Zo gezegd, zo gedaan. De snelheid neemt af tot 3,2 knopen. Nu komt het schip snel dichterbij en al snel wordt duidelijk dat hij voor ons langs kan varen. Zodra de boot voorbij is rollen we de fok weer uit en gaan we weer op volle snelheid vooruit.
Terwijl ik dit zit te schrijven zegt Ricco: “We verliezen te veel hoogte, ik zal de windvaan even beter afstellen”. De windvaan is onze stuurautomaat. De vaan zetten we vast op een bepaalde koers. De helmstok van de boot zetten we dan vast, want het vaantje heeft haar eigen roer. We hoeven zo niet zelf te sturen als we lange stukken (soms uren) dezelfde koers moeten varen.
“Margit! Moet je nou toch eens zien!” roept Ricco. “We zijn het roer kwijt”.
Ik schrik me te pletter. Het roer kwijt? Wat nu? “Het roer van windvaan is afgebroken en zijn we verloren”. Er gaat een gevoel van enorme opluchting door me heen. Gelukkig, dus niet het grote roer, maar het roer van de windvaan! Maar de opluchting maakt al snel plaats voor flink balen. Arme Ricco, alwéér pech met z’n materiaal. In een vorige vakantie was het zeiltje van de windvaan beschadigd en Ricco heeft er net eigenhandig een nieuw zeil voor genaaid. En als we het roer van de windvaan kwijt zijn, dan betekent dat, dat we de windvaan de rest van de vakantie niet meer kunnen gebruiken. Er moet een nieuw roer worden gemaakt, welke er weer aangelast moet worden. We moeten nu dus veel en veel meer met de hand gaan sturen. Dat zal niet meevallen voor de luie zeilers, die we zijn.
We hebben natuurlijk nog wel de elektrische stuurautomaat aan boord, maar het gebruik daarvan kost stroom en stroom is maar beperkt aanwezig aan boord. We moeten nu dus de rest van de vakantie écht aan het werk!

img661667687

Schuin varen. De theedoek houdt zich gewoon aan de wet van de zwaartekracht

Om 11.00 uur varen we de tweede baan van de shippinglane op. We zijn nu dus al in Engeland, want de grens loopt zo’n beetje over het midden van de middenberm van de shippinglane. We varen onder een stralend blauwe lucht in zeegroen water met continu regenbogen, die de zon reflecteert in het opspattende water langszij ons schip.
In de shipinglane is het eerste stuk helemaal leeg. We houden ons niet helemaal aan de verplichte koers van 325 graden, maar varen hoger aan de wind zodat we iets zuidelijker uitkomen. Maar als er schepen aan de horizon verschijnen veranderen we onze koers alsnog naar 325 graden. Als we de shippinglane hebben gepasseerd is het twaalf uur en kunnen we de Engelse kust al zien. Mijn wacht begint dan en ik sta vier uur achtereen aan het roer. Ik geniet met volle teugen. De golven zijn hoog en de wind is stevig. We dansen over de golven. Ik voel me als een windsurfer. Je schiet op een golf de lucht in. De kunst is om te zorgen dat je daarna niet met een klap naar beneden dondert, maar met de golf mee naar beneden glijdt. In regen of in ’t donker zou je dezelfde situatie als spannend ervaren. Met het zonnetje erbij en een stralend blauwe lucht boven ons is het echt spectaculair. Ondertussen schiet het allemaal niet echt op. We hebben de stroom tegen en moeten kruisen richting Eastbourn. Hoewel we ruim 6 knopen per uur vooruit gaan door het water, zijn we per uur maar twee tot drie mijl verder gekomen.
Ricco is ondertussen hartstikke moe. Ik heb tijdens onze vorige tocht redelijk kunnen slapen, maar Ricco heeft veel minder geslapen. Als Ricco ’s nachts wacht heeft, maakt hij mij zelden wakker, omdat hij het over het algemeen wel alleen af kan. Bij mij is dat anders. Ik heb tijdens mij wachten ’s nachts regelmatig zijn hulp nodig en ben dan genoodzaakt om hem wakker te maken.
Daarom gaat Ricco deze middag tijdens mijn wacht nog even twee uurtjes slapen.
Als Ricco om 16.00 uur het roer weer overneemt geniet ik van het kijken naar de golven. Dat is een ‘bezigheid’ die ik uren vol kan houden. De verbazing, telkens weer, over de enorme bewegende kolkende massa. Wat een enorme bak met water. Je probeert je er een voorstelling van te maken, maar het is onmogelijk. Als je op het strand naar de zee kijkt zie je de golven telkens redelijk gelijkmatig op je af komen rollen. Als de golven dan langzaam stil komen te liggen op het strand komt de volgende gelijkmatige golvenmassa op je af, golven die allemaal in dezelfde richting gaan. Midden op zee is dat anders. De golven lijken allemaal een andere richting te willen kiezen. Botsen tegen elkaar. Duiken onder elkaar door en over elkaar heen. Richtingloos zoeken ze elk een weg en lijken elkaar steeds in het vaarwater te zitten. Ze vechten met elkaar om ruimte. Het is oorlog op zee. De macht van de sterkste, de grootste, snelste, hoogste golf. En tegelijkertijd is het ook zo vreedzaam, zo rustgevend. Alleen maar kijken, kijken, kijken. Je verbazen. Genieten. De golven lijken enorm en machtig, tot ze uit elkaar worden gerafeld door ons schip dat er als een vlijmscherp mes door heen snijdt. Die grote krachtige watermassa spat uiteen in miljarden kleine lieve waterdruppeltjes, die vrolijk rond het schip dansen. Als de zon in het opspattende water langszij het schip schijnt, worden er regenbogen zichtbaar. Zo wordt het schip, al varende, continu omgeven door regenbogen. Als dat geen hoop geeft!
In de kuip dansen minuscule druppeltjes in de wind, alsof het stofjes zijn, zo licht. Het schiet me te binnen dat ik mijn dochter Pauline ooit een boek heb voorgelezen dat het levensverhaal van zo’n druppeltje vertelt. Allerlei avonturen beleeft het druppeltje tijdens zijn reis over de wereld. Dat is precies de vraag die je jezelf stelt bij het aanschouwen van al dat water. Waar komt het vandaan en waar gaat het heen?

img661668534Afijn, klaar met al dat gefilosofeer. Margit belandt weer met de beide beentjes op de grond, want er moet gewerkt worden. Zodra Ricco de Pinta de aanloop van de haven van Eastbourn in heeft gemanoeuvreerd moeten de zeilen worden gestreken, stootwillen worden opgehangen en lijnen worden klaargelegd om aan te kunnen leggen. De deuren van de sluizen gaan net open, dus er moet snel gewerkt worden. Gelukkig zijn dit soort handelingen voor mij inmiddels routine geworden, dus alles is precies op tijd klaar als we de sluis binnen varen.
Om half acht liggen we vast aan de kade. Onze bedoeling is om morgen direct door te varen en ik heb veel zin om weer een langere tocht te maken.
Maar in de loop van de avond zie ik dat Ricco nog steeds hartstikke moe is. Geen wonder ook, ten eerste heeft hij tijdens onze vorige lange tocht bijzonder weinig geslapen en daarbij heeft hij zich nog geen moment rust gegund. Er is altijd wel iets te knutselen, te repareren en te sleutelen aan de boot of haar materiaal. Al met al zijn we nu dus al een week onderweg en is Ricco amper een moment aan ontspanning toe gekomen. Daarom besluiten we ons vertrek uit Eastbourn nog een dag uit te stellen.

Het vervolg: deel 2