Zeilen op de wind van vandaag, deel 3

Wat vooraf ging

Woensdag 17 juli 2013.

Na de gebruikelijke ochtendrituelen ga ik de boel binnen ruimen en zeevast zetten. Ricco slaat ondertussen de halfwinder aan; de enorme fok voor weer met weinig wind. We zetten deel twee van het reisverslag op de website en zetten een pot koffie voor onderweg. Ik zet mijn oude trouwe, inmiddels vaal en verschoten, petje op, dat er voor zorgt dat mijn haren in bedwang worden gehouden tijdens het zeilen. Ik kocht het 18 jaar geleden van de toen nog net gezamenlijke rekening van mij en mijn toen bijna ex-partner voor 100 gulden op de P.C. Hooftstraat in Amsterdam, waar ik met 2 vriendinnen ging shoppen. Toentertijd een enorm bedrag voor een petje, maar de wraak was zoet. Inmiddels heeft mijn petje haar nut dubbel en dwars verdient en bewezen en haar geld opgebracht.

Om kwart voor twaalf zijn we klaar voor vertrek. Ik start de motor en Ricco stuurt de Pinta de haven uit. Zodra we buiten de pieren zijn, we varen dan toch al recht tegen de wind in, hijst Ricco het grootzeil. Zodra het zeil staat, stuur ik de koers van 242 graden, richting de Maasmond en hijst Ricco de halfwinder. Ondanks de kleine hoeveelheid wind, hebben we een voortgang van tussen de 2,5 en 3 knopen.

Omdat we van plan zijn een aantal dagen en nachten door te varen, stellen we direct de wachtjes in. Ricco start met zijn eerste wacht van 12.00 – 16.00 uur. We wisselen om de vier uur.

De lucht is grijs, maar de zon schijnt en brandt door de bewolking heen en de temperatuur is heel aangenaam.

Om tien over twee hebben we de boei MN1 dwars en melden we ons bij de verkeerscentrale Maasmond. We krijgen toestemming om over te steken. Veel verkeer is er echter niet. We doen drie kwartier over de oversteek en we varen langs de nieuwe Maasvlakte. Onze gemiddelde snelheid ligt hoger dan we van tevoren hadden ingeschat.

Mijn wacht start om 16.00 uur. We moeten nog 50 mijl de koers van 229 graden aanhouden. Dus zo’n beetje de eerstvolgende 12 uren. De eerste 100 mijl sinds we uit Medemblik vertrokken zijn, zitten er nu op. Die afstand willen we met deze trip van een dag of drie zien te verviervoudigen. We rekenen op 100 mijl, oftewel 180 kilometer per 24 uur varen.

Ricco heeft de afgelopen vier uur 20 mijl gevaren. Met een gemiddelde van 5 mijl dus een behoorlijke voortgang. Ik verwacht niet dat ik dat in mijn wacht van de komende vier uren kan evenaren, want de stroom gaat in de loop van mijn wacht draaien. Maar voorlopig loop ik nog ruim 6 knopen!

Na één uur varen zet ik mijn eerste kruisje in de kaart en zijn we weer 6 mijl verderop. Het is superluxe varen; een rustig zeetje, ruime wind en een goede voortgang, flauw zonnetje erbij, meer hebben we niet te wensen.

Gelukkig en tevreden kijk ik uit over het wijde water, met een brede grijs die niet van mijn gezicht te poetsen valt. Na een uur lezen weet Ricco geen raad meer met zijn tijd, wat er in resulteert dat ik eerst verwend wordt met een vers gezette kop koffie en vervolgens met een heerlijk soepje.

Om 18.00 uur hebben we de vuurtoren van Westerschouwen dwars. Toch nog 5,5 mijl gevaren in het laatste uur.

Heerlijke geuren komen uit de kombuis omhoog. Ricco maakt een gebakken ei met spek voor mij. Ik had voorgesteld dat ik voor Ricco het kliekje macaroni , dat van gisteren over was van de maaltijd die ik maakte voor Jacob en Tanja,  zou warm maken. Voor mezelf zou ik dan een boterham smeren. Ricco gaf echter aan dat hij genoeg tijd heeft om het kliekje zelf op te warmen en voor mij een ei met spek te bakken voor op brood. Ah! Het is al klaar. Heerlijk!

Om 20.00 uur, aan het einde van mijn wacht, waarin ik 22 mijl heb gevaren, hebben we Domburg dwars. We varen dan 9 mijl uit de kust. Al met al hebben we samen in 8 uur tijd 42 mijl gevaren!

Ik draag mijn wacht over aan Ricco, ga even naar de wc en dan in bed liggen lezen, in de hoop dat ik in slaap zal vallen en daardoor om middernacht fris aan mijn volgende wacht kan beginnen.

Na een half uur val ik inderdaad in slaap en na een uur word ik wakker. Ik sta op, lees de digitale krant die ik vanmorgen op mijn tablet heb gedownload en om elf uur kruip ik weer in bed. Opnieuw val ik in slaap tot ik om 00.00 uur door Ricco wordt gewekt.

 

Donderdag 18 juli 2013.

Het is inmiddels donker geworden. Ik kleed me warm aan en klim de kuip in. Ricco heeft de koers verlegd om voor de wind te kunnen varen. “Melkmeisje varen” noemt hij het; het grootzeil aan stuurboord, de halfwinder aan bakboord. Ik krijg instructie om door te varen tot de boeienlijn van de vaargeul en dan, over 1 á 1,5 uur, stuurboord uit te gaan. Dan moet het grootzeil weer naar de andere kant om weer met een ruime wind te gaan varen.

Om één uur heb ik Knokke dwars. Naar nu blijkt waren we al in België aanbeland, toen ik een uur geleden wakker werd.

Tegen half twee maak ik Ricco wakker om me te helpen het grootzeil naar de andere kant te zetten en me een nieuwe koers te geven. De komende uren moet ik op 242 graden koersen.

Om 03.00 uur, we varen voor Blankenberge, zie ik dat we deze vakantie inmiddels precies 150 mijl gevaren hebben, waarvan 70 mijl vandaag. In 15 uur dus.

Als ik weer buiten kom zie ik in de verte een hele batterij lichtjes op zee Ik tel zeker 12 boten die in een file achter elkaar aan lijken te varen. Nog geen idee of ze op me afkomen of juist van me wegvaren. Blijkbaar moet ik straks een drukbevaren vaargeul oversteken. Ik tuur en tuur, maar daar word ik niet veel wijzer van. Tot een minuut of tien later, dan besef ik dat de boten niet in een vaargeul varen, waar ik dwars over moet steken, maar waar ik min of meer parallel aan vaar. Maar inderdaad wel min of meer, want onze vaarwegen komen steeds dichter bij elkaar en zullen elkaar op een gegeven moment kruisen. Of de stoet tegen die tijd al is verdwenen kan ik nog steeds niet inschatten.

Wat is dat voor brommend geluid? Ik kijk om me heen en wordt een groot schip gewaar dat al heel erg dichtbij is en mij net op dat moment aan bakboord passeert. Jemig! Hoe kan het dat ik die niet heb zien aankomen? Ik was zo gefocust op wat er voor mij gebeurde, dat ik heb nagelaten goed om mij heen te kijken en dus heb gemist wat er achter mij gebeurde! Oei! Dat is een waarschuwing waarvan ik moet leren. De tweede boot, die mij even later achterop loopt, zie ik dan ook al een hele tijd van te voren aankomen. Hij steekt achter mij langs en verdwijnt richting zee. En hoe staat het nu met die file daar voor? Langzaam begint tot me door te dringen wat er werkelijk aan de hand is. Die boten varen niet, maar liggen daar met z’n allen voor anker.

Als mijn wacht er om vier uur op zit, varen we voor Oostende. Ik maak Ricco wakker en zorg dat ik zo snel mogelijk in de kooi lig om zoveel mogelijk van de vier uren die ik heb, slapend door te brengen. Ik val niet meteen in slaap. Een uur nadat dat wel is gelukt word ik wakker van het kabaal van de motor. Die zal Ricco wel hebben aangezet om stroom te draaien. Daarna slaap ik heel kwakkelend. Elke keer weer word ik wakker van die gigantische herrie. Met een mega-chagarijnig hoofd kom ik om 08.00 uur de kooi uit. Ricco vertelt dat hij de motor heeft aangezet terwijl ik sliep, zodat ik niet met de motor aan hoef te varen. Het is natuurlijk ook zo dat ik er, als ik eenmaal slaap, meestal wel doorheen slaap. Als de motor is uitgezet en ik weer buiten in het zonnetje op wacht zit, verdwijnt de negatieve stemming als sneeuw voor de zon. En het goede nieuws is bovendien dat we al in Frankrijk zijn aangekomen. We varen voor Duinkerken. Ik moet nog ongeveer een uur doorvaren met een koers van 239 graden, tot ik een kardinaal aan bakboordzijde ben gepasseerd. Dan moet ik de koers van 242 graden weer gaan varen.

Als 50 minuten later de kardinaal aan bakboord verschijnt en ik hem moeilijk meer aan bakboord kan passeren, blijkt dat ik al 242 graden vaar. Blijkbaar word ik door de stroom een beetje naar stuurboord weggezet.

Plotseling wordt de zon flauwer en de wereld om me heen een stuk nauwer: MIST. Het zicht word me nog niet helemaal ontnomen, maar mij bekruipt een angstaanjagend gevoel. Tot hoever zie ik nog wel en wat gebeurt er daarachter? De mist sluit je in en geeft je het gevoel dat je geen kant meer op kunt. Volkomen in tegenspraak met de wijdsheid die je normaal gesproken ervaart. Ik stel mezelf gerust met de gedachte dat ik als ik auto rij ook niet altijd de hele weg kan overzien en kan weten wat er na die bocht gebeurt. Ik moet nu gewoon nog beter opletten, omdat ik boten nu wat later zal zien aankomen. Maar in noodgevallen heb ik nog altijd ruimte genoeg om uit te wijken. Ondertussen werkt de zon er hard aan om de mist met haar stralen op te warmen en op te lossen. Een kwartier later vaar ik weer uit de laaghangende wolk en is het zicht weer normaal, hooguit nog een beetje heiig. Ik moet toegeven dat ik me opgelucht voel.

Om even na tienen trekt de wind steviger aan. De golven worden hoger en er verschijnen witte kopjes op het water. Ik schat de windkracht nu in op 4 Beaufort. Volgens Ricco zou ik mijn hele wacht de stroom tegen hebben, maar we lopen nu desondanks ruim 5 knopen. Oostende radio laat weten dat zij een weerbericht gaat uitzenden op kanaal 27. Ik schakel over op dat kanaal. De wind is 3 á 4 Beaufort en wordt vanmiddag 4 á 5 met mogelijk rukwinden van 6. Dat had ik dus goed gezien. Als Ricco straks wakker wordt tussen de middag is het denk ik verstandig om de lichte halfwinder naar beneden te halen en de Genua of de kleine fok daarvoor in de plaats te zetten.

Om half twaalf komt Ricco zijn bed uit. Nadat hij een beet je wakker geworden is en zijn ontbijt naar binnen heeft gewerkt, haalt hij de halfwinder naar beneden. Om 12.00 uur zijn we bij Calais en ik geef Ricco een koers op van 225 graden naar Cap Grinez bij het Nauw van Calais. Vanaf daar kunnen we met bijna 180 graden echt zuid in de richting van het Kanaal.

Ik sluit mijn wacht af met de constatering dat we de eerste 24 uur 115 mijl hebben gemaakt. Heel netjes, zo’n 15% boven verwachting.

Ik besteed mijn vrije tijd in de kajuit. Het is hartstikke koud buiten. De thermometer komt niet boven de 15 graden.

Als mijn volgende wacht om 16.00 uur begint zijn we al voorbij Boulogne sur Mer. Ricco heeft in zijn wacht van 4 uren 26 mijlen gevaren. Een record! Zou dat nog te evenaren zijn? Ik moet nog zo’n 1,5 á 2 uur 198 graden en voor de wind varen. Daarna kan ik met ruime wind gaan varen. We varen met alleen het grootzeil. Bij zo’n voor-de-windse koers staat de fok toch alleen maar te klapperen achter het grootzeil. En uitbomen met deze harde wind is geen optie, omdat je dan minder makkelijk wendbaar bent en niet snel kunt handelen. Voor de snelheid is een fok trouwens helemaal niet nodig, we varen boven de 8 mijl per uur.

Een groot deel van de lucht voor ons is bewolkt. Achter ons kleurt de lucht blauw en krijgt de zon kans om met haar stralen tot op het water door de dringen en zij kleurt het water prachtig zeegroen. De zee is inmiddels onder invloed van de toegenomen wind een heel stuk woester en woeliger geworden. Krulgolven rennen om het hardst achter elkaar aan. Een spectaculaire belevenis; elke keer weer! Ik ben wel heel blij met onze nieuwe koers met de wind achter. Daardoor varen we heel comfortabel. De boot schommelt wel behoorlijk, maar ik moet er nu niet aan denken dat je de andere kant op wilt. Zoals dat bootje daarginder, die tegen de wind op kruist. Hoewel dat soms ook heel spectaculair kan zijn.

PANG! Oeps! Een klapgijp. De wind komt nu net een beetje van de andere kant en het grootzeil heeft dan een eigen willetje en gaat zijn eigen gang; hij probeert aan de andere kant van het schip te gaan staan. Gelukkig hebben we een dubbele schoot, waardoor dat niet mogelijk is. Net voor Ricco naar bed ging gaf hij mij nog de instructie hoe te handelen bij een gijp. Deze komt nu goed van pas. Als het zeil aan stuurboord staat en naar bakboord gijpt of dreigt te gijpen, stuur je bakboord uit. Ik pak de helmstok en stuur richting bakboord. Op dat moment staat Ricco, wakker geworden door de knal, ook al meteen bij me. Ik stel zijn slaperige hoofd gerust en hij verdwijnt de kooi weer in. En nu? Ik vaar nu niet meer de goede koers om een volgende klapgijp te voorkomen en wil ik wel de goede kant op gaan, dan moet ik het zeil naar de andere kant zetten. Ik klim naar Ricco’s kooi en vraag hem wat ik volgens hem het beste kan doen; afwijken van de koers of het zeil naar de andere kant zetten. Dat laatste is natuurlijk het beste. “Prima als je dat doet, maar dan wil ik er wel bij zijn”. Ik neem met Ricco samen de te nemen stappen eerst nog even door en daarna breng ik ze in de praktijk. Het gaat goed. We liggen weer op de goede koers en Ricco kan de kooi weer in.

Tegen half zes kijk ik naar onze positie in de kaart; zijn we al op het punt dat ik van koers moet veranderen? Nog een minuut of vijf. Dan zet ik de positie in het logboek, koers op 250 graden en zet het grootzeil wat strakker voor de halve-windse koers. Nu kan ik het stormfokje er ook wel bijzetten. Ik trek aan de schoot alsof mijn leven er van af hangt. Heel langzaam rolt hij af en blijft dan hangen. Zit hij ergens vast of zo? Ik kijk naar voren en kan mezelf wel voor de kop slaan. Ik zit aan de schoot aan de verkeerde kant te trekken. Hoe dom kun je zijn!

Ik laat de schoot los en schiet naar de andere kant van de kuip. Het zeiltje heeft nu vrij spel en fladdert dat het een lieve lust is. Zij lijkt blij eindelijk van de wind te mogen genieten. Ik grijp de schoot en sla hem om de lier. Ik trek me en ongeluk zonder enig resultaat. Dan staat Ricco, wakker geworden van het klapperende zeil, al weer klaar om me te hulp te schieten. Hij helpt om  de schoot om de grote lier te slaan en met behulp van de lierhendel krijgen we het zeiltje in bedwang. “Met zo’n sterke wind red je het niet met die kleine lier en zonder lierhendel” zegt hij. Gelukkig heeft hij mijn domme actie met de verkeerde  schoot niet opgemerkt.

De elektrische stuurautomaat moet hard werken om de helmstok te bedienen. Dat kost zoveel stroom dat het nodig is de motor weer te starten om stroom te draaien. Ik zeg hardop welke handelingen ik verricht, zodat Ricco kan volgen wat ik doe en zo nodig in kan grijpen. Ik zet de motorhendel in zijn vrij en in zijn vooruit. Rode knopje uittrekken, choke uit en de sleutel omdraaien. Er komt wel wat geproest uit de motor, maar hij slaat net niet aan. Ricco: “Staat de chook helemaal uit?” Ik voel aan de choke. ‘Ja! Helemaal uit’. “Meer gas” ik duw de hendel naar voren “Nog meer gas” opnieuw duw ik de hendel een heel eind naar voren. En dan slaat de motor aan. “Gas terug!”commandeert Ricco. Ik neem gas terug “Gas terug!” herhaalt Ricco zich op een manier alsof hij niet heeft meegekregen wat ik heb gedaan” “Heb ik gedaan!” roep ik. “Ok, sorry, ik dacht dat je me niet gehoord had”. Dan richt Ricco zijn bezorgde blik naar boven. “Ik ga een rif in het zeil zetten” zegt hij. “Ik loop zo naar voren en dan stuur je de boot in de richting van de wind tot de zeilen gaan klapperen. Je hoeft niet helemaal in de wind te gaan liggen. De schoten hoeven ook niet los. Helemaal duidelijk?” Helemaal duidelijk! Ricco loopt naar voren en ik stuur tot de zeilen gaan klapperen.  Ik vaar dan een koers van 300 graden. Blijkbaar gaat het daar voorop niet helemaal zoals gedacht. “Stuur meer in de wind. Maar de bakboordschoot los. Nu de stuurboordschoot los. Ga maar weer op koers liggen en zet de schoten weer vast” zijn de commando’s die ik achtereen krijg en keurig opvolg.

Na de warme hap wil Ricco water opzetten voor de vaat en dan blijkt het gas op te zijn. Als Ricco de gasfles op volle zee gaat verwisselen, lijkt me dat een fotomoment bij uitstek. Ik pak mijn camera en klik er lustig op los. Ricco bijna op zijn kop in de kuip met op de achtergrond de enorme golven die boven het schip uitkomen. Nog 1 laatste foto met de sleutel, die speciaal voor dit klusje op de boot aanwezig is, in de hand. Wat staat daar nou in het schermpje van mijn toestel? Geen kaart? Geen kaart! Het fotokaartje zit nog in mijn computer en ik heb geen enkele foto gemaakt. “Nou moet het zeker over” vraagtt Ricco. En voor ik kan antwoorden voegt hij er aan toe “Ik dacht het niet!”. Jammer, jammer, maar we zullen het met onze eigen herinnering moeten doen.

Het is 20.00 uur. De wisseling van de wacht alweer. Ik zet mijn laatste kruisje in de kaart. Hoeveel mijl heb ik de laatste 4 uren gevaren? YES! Een vreugde kreetje ontsnapt uit mijn mond. Ik heb 27 mijl gevaren. Het record staat nu op mijn naam!

Nu eerst maar eens een paar uurtjes pitten, want vanaf middernacht moet ik weer vier uur aan de bak.

Vrijdag 19 juli 20913.

Mijn wacht begint met amper slaap achter de kiezen. Misschien heb ik gisteren te veel koffie gedronken. Het is zoeken naar een wankel evenwicht tussen genoeg koffie drinken om een beetje wakker en alert te blijven tijdens de wachtuurtjes, maar niet te veel, zodat je wel kunt slapen als daar de mogelijkheid voor is.

Het is een heldere nacht met een hemel vol flonkerende puntjes. Ik heb me dik ingepakt want de temperatuur is niet om over naar huis te schrijven. Voor het overige is er niets dan een ronde platte schijf die reikt tot zover het oog kan zien. Precies in het midden van die schijf varen wij en voor de rest is  hij leeg.

Het is moeilijk om mijn ogen open te houden. Er is verder niets dat mijn aandacht vraagt, behalve het schermpje waarop de koers staat aangegeven. De windvaan doet het echter uitstekend en vraagt maar heel af en toe om een klein beetje bijsturing. Ik houd mezelf wakker met het zicht op de beloning dat ik na 04.00 uur drie uurtjes kan slapen.

Na mijn volgende wacht van 08.00 – 12.00 uur hebben we deze trip 253 mijl afgelegd in twee maal 24 uur. Na deze wacht ga ik opnieuw drie uurtjes slapen. Als ik net na drieën wakker word spoel ik mijn dufheid weg met twee sterke bakken koffie en heb dan het gevoel dat ik er weer even tegen kan.

Ricco stelt voor om te koersen op Douanenez aan de Golf van Biskaje, waar we naar verwachting in de loop van de zondag zullen aankomen. We moeten onze huidige westelijke koers zo verleggen naar een meer zuidelijk koers, waarbij we om de kanaaleilanden heenvaren. We zijn dan Normandië al voorbij en beginnen aan de oversteek over de baai, waarna we voor de kust van Bretagne zullen belanden. We willen doorvaren tot het meest westelijke puntje van Bretagne en van Frankrijk. Daarachter bevindt zich de baai van Douanenez met het plaatsje Douanenez.

Ineens besef ik dat ik op de manier waarop het nu gaat niet verder kom met het leren zeilen. Ik zeil nu al zeven jaren met Ricco mee en in die jaren heb ik best wat geleerd, maar nu sta ik stil. Dat komt doordat ik me veel te afhankelijk opstel. Ik volg zijn commando’s op zonder zelf na te denken. Ik besluit dat er in mijn houding iets moet veranderen. Natuurlijk is Ricco de schipper en daarmee het hoofd van de bemanning. En uiteraard is hij degene met de meeste kennis en ervaring. Wat hij van nature heeft meegekregen zal ik moet leren door heel veel te oefenen en ervaring op te doen. Daarom vraag ik Ricco bij het begin van mijn wacht om mij meer ruimte te geven om zelf dingen uit te knobbelen en om zelf meer initiatieven te nemen. ‘Dat is goed” zegt Ricco “maar nu wil ik gijpen en van koers veranderen”. Dat was niet echt de bedoeling van mijn vraag… “Geef me even 5 minuten de tijd om de situatie op de kaart goed te bekijken” reageer ik. Het is nodig dat ik een beter totaaloverzicht krijg. Ik pak er een andere kaart bij met een wat grotere schaal en breng het kruisje, dat Ricco zojuist op de andere kaart gezet heeft, over op de nieuwe kaart. Ik bereken dat we na de gijp een koers van 250 graden moeten gaan varen. Ricco haalt vervolgens de boom naar beneden om de Genua aan bakboordzijde uit te bomen. Ik stuur de boot naar 250 graden. Dan zie ik dat we bij deze koers een klapgijp van het grootzeil kunnen verwachten. Ik roep Ricco dat we even moeten overleggen. Ricco bindt de boom weer vast aan de mast en komt naar de kuip, waar ik hem de situatie uitleg. “Ok” zegt Ricco “Dan zet ik de Genua op de boom achter het grootzeil, zodat we daarna het grootzeil kunnen gijpen naar bakboord. Zo gezegd, zo gedaan.

We hebben nog maar weinig wind en de stroom tegen, we gaan maar met 2 knopen vooruit volgens de GPS. Hoe hard we door het water gaan, kunnen we dan plotseling ook weer zien; het wieltje onder de boot is eindelijk losgeweekt. We varen met ruim vier knopen door het water. We hebben dus twee knopen stroom tegen. Ricco heeft uitgerekend dat we rond 18.00 uur, halverwege mijn wacht, de stroom weer mee moeten krijgen.

Tegen het einde van mijn wacht hebben we nog steeds stroom tegen. Ik dreig deze wacht met de discutabele eer van de langzaamste wacht te gaan strijken. Ricco gaat opnieuw de stroomkaarten bekijken en komt tot de conclusie dat we nog tot 22.00 uur moeten wachten om de stroom mee te krijgen. Rekenfoutje bij het omrekenen van GMT naar boordtijd.

Net als ik tegen half tien achter de computer zit om het reisverslag uit mijn schriftje over te typen, hoor ik Ricco buiten mopperen. ‘Er is geen wind meer”. Tegelijk horen we het alarm afgaan “Geen elektriciteit meer. Altijd komt alles tegelijk” vervolgt Ricco zijn gebrom.

“Heb je ergens hulp bij nodig?” bied ik Ricco mijn assistentie aan. Ricco start de motor om stroom te draaien, maar zet hem deze keer niet in zijn vrij, maar laat de motor bij de voortstuwing helpen. Ik herhaal mijn vraag nogmaals, waarop Ricco reageert met “Ik wil de boom eruit hebben”. Ricco loopt naar voren en ik bedien de schoten. Ondertussen probeer ik met de helmstok de boot  op koers te houden, want zonder wind doet de windvaan zijn werk niet. Ricco haalt de rif uit het grootzeil. Het sturen gaat moeizaam en ineens zie ik waarom. Het elastiek zit nog om de helmstok, omdat de windvaan net nog aan stond. Ik maak het elastiek los en haal ook de handel van de windvaan los. Dan gaat het sturen een stuk makkelijker. De motor staat aan, dus ik kan net zo goed de elektrische stuurautomaat aanzetten, tipt Ricco mij. In elk geval hebben we de stroom nu mee, dus de motor hoeft minder hard te werken dan normaal. De motor gaat ineens een stuk minder draaien. ‘Dat doe ik niet” zegt Ricco met een bezorgde blik. En dan gaat hij uit zichzelf ineens weer harder draaien. De motor heeft blijkbaar een eigen willetje.

Ik ruim de computer maar weer op. Inmiddels is het hier in de kajuit te donker geworden om mijn gekrabbel in het schriftje nog goed te kunnen lezen.

Tegen half elf ga ik proberen nog even een uurtje te slapen voor mijn nachtelijke wacht weer aanvangt. De slaap krijgt mij niet te pakken. Ik ga me er niet aan  lopen ergeren, maar houd mezelf voor dat ik hierdoor ook uitrust.

 

Zaterdag  20 juli 2013.

Als mijn wacht om 00.00 uur begint, passeren we de Kanaaleilanden. We hebben Normandië nu achter de rug. De motor staat nog steeds aan, maar Ricco vertelt dat er wel weer een beetje wind staat. Wacht nog maar een half uurtje met het zetten van de zeilen, er staat hier zo ontzettend veel stroming, dat je beter nog even op de motor kunt varen. Er staat hier inderdaad veel stroom! Op de motor gaan we met 4 mijl per uur door het water, terwijl we volgens de GPS een voortgang hebben van 8 mijl per uur. Vier knopen stroom mee dus!

Na het door Ricco genoemde half  uur is dat nog steeds zo. Hoeveel minder stroom moet er staan, dat het volgens Ricco wél verstandig is om te gaan zeilen? Ricco slaapt inmiddels en ik wil hem met die vraag niet lastig vallen. Ik besluit dat ik in elk geval afwacht tot het moment dat we nog maar 3 knopen stroom mee hebben. Om één uur, als ik het kruisje in de kaart zet, is het zo ver. Ricco wordt wakker en hij vraagt of ik hulp nodig heb. Ik zeg dat ik het fijn vind om het zelf te doen, maar ook dat hij erbij is om eventueel wat aan hem te kunnen vragen. Elke handeling die ik van plan ben te gaan doen, spreek ik hardop uit, voordat ik deze daadwerkelijk uitvoer.

Ik zet de motor langzaam wat terug. Ik laat de grootschoten vieren, zodat de zielen goed staan voor een aan-de-windse-koers. Ik zet dan de motor in zijn vrij. Al gauw hebben we een hogere snelheid dan we met de motor bereikten. Dan zet ik de windvaan aan en zet de elektrische stuurautomaat uit. De boot blijft keurig op koers. Nu kan de motor worden uitgezet en Ricco kan de kooi weer in.

Het is een heldere nacht, onder een prachtige sterrenhemel. Echt donker is het niet, de maan verlicht een gouden streep op het water en gaat pas tegen het einde van mijn wacht onder. Ik mijmer en bedenk dat het een leuke uitdrukking zou zijn: ‘De zon kleurt het water zilver, maar de maan kleurt haar goud’.

puntje tuimelaarRicco is in een heel diepe slaap verzonken. Ik moet hem twee keer roepen voordat hij beseft dat hij weer aan de bak moet. Ik slaap vervolgens gedurende Ricco’s hele wacht. Hij maakt mij tegen achten wakker  met “Er zwemmen een heel stel tuimelaars met ons mee”.  Ik geloof niet dat ik ooit sneller uit mijn kooi aan dek was. De ah’s en oh’s zijn niet van de lucht. Aan alle kanten zwemmen de dolfijnen. Zo prachtig! De kleintjes springen in duo’s of trio’s uit de golven en duiken er daarna snel weer in. Ze spelen met de golven dat het een lieve lust is. De groten zie je onder water vlak langszij zwemmen. Ze blijven meer dan anderhalf uur met ons mee zwemmen. Ik probeer foto’s te maken, maar ze zijn zo snel dat ze tegen de tijd dat de sluiter ‘klik’ zegt, al weer onder water zijn verdwenen. Het is echt een hele grote groep, maar tellen is onmogelijk. Ze zwemmen langszij, sprinten voor ons uit  en even later komen ze weer van achter; met een grote golf mee, langszij. Wat mooi om mee te maken! Je raakt niet uitgekeken. Daar kunnen geen 100 Dolfinaria tegenop!  Kijk daar! En daar! En voor de boeg langs! Als ik denk dat ze verdwenen zijn, komen ze even later toch nog één keer langszij duikelen.

 

We hebben weer flink stroom mee. Regelmatig krijgen we een enorme zet tegen de kont van de grote golven die achter ons aan komen rollen.

Hé. Een duif! Het beestje land precies op het raampje van de buiskap boven mijn hoofd  en blijft rustig zitten. Tik tik. Tik tik. Hij pikt met zijn snaveltje tegen het glas. Heb je honger jongen? Ricco reikt me een boterham aan, die ik voorzichtig naar hem toe schuif. Maar nee, meneer heeft geen trek. Hij slaat zijn vleugels uit en vervolgt zijn tocht.

uithijgende duif

Ook hier is het bijzonder rustig op het water . Al uren geen boot te zien. Alleen vannacht heb ik in de verte twee zeilboten gezien. Als je in ogenschouw neemt hoeveel boten je in al die havens ziet liggen, roept het toch op zijn minst enige verbazing op dat je zo weinig boten ziet varen.

We scheren en zwiepen over de golven heen. “Prachtig hè? Dat niet iedereen dit wil, dat is toch onvoorstelbaar!” roep ik naar Ricco die net zijn gebakken eitje zit  te eten in de kajuit. Stil genieten van het kabaal van de golven en van de wind. Golven die voorbij komen razen, opzwellen tot boven ons schip uit en dan met een enorm geraas weer in elkaar donderen.

“Alles staat te schuiven. Ik word er helemaal gek van” hoor ik uit de kajuit. Ricco geniet ook, maar nu heel  even niet.

Ricco kijkt naar de stroom bij de kaap die we straks moeten ronden. Met een gemiddelde snelheid van 5 knopen zijn we daar rond middernacht, is de informatie die ik hem meegeef. Dat komt mooi uit, antwoord Ricco ‘Dan hebben we daar net de stroom mee”.

Ik geniet nog na van het feit dat ik voor het eerst van mijn leven dolfijnen in het wild heb gezien en dan ook nog van zó dichtbij. Een ervaring die gelukkig maakt.

Hé, daar vliegt een koppeltje Jan van Genten. Het is dierendag vandaag!

Nadat ik de middag heb besteed aan het uittypen van het reisverslag is deze omgevlogen en ineens is het alweer 16.00 uur en moet ik weer op wacht. Ricco kondigt een scheepsberaad af. Hoe gaan we die kaap ronden? Er ruim omheen of tussen die eilandjes door? Als we binnendoor gaan moeten we daar uiterlijk om 22.00 uur zijn, anders krijgen we de sterke stroom die daar staat, tegen. We proberen dat te halen, het moet lukken als we gemiddeld 5 mijl per uur varen en ik koers op 223 graden. Dat is precies voor-de-wind varen. Het is goed opletten geblazen om een klapgijp te voorkomen. De golven waren al aardig hoog, maar hier zijn ze echt gigantisch. Alsof de oceaan haar golven rechtstreeks deze relatief nauwe ingang  van het kanaal binnen wil persen. Ze komen nu vooral van voren en het is een machtig gezicht.

Ricco zit ondertussen te piekeren in de kajuit. “Is er iets” vraag ik. “Ik zit na te denken” is alles wat ik te horen krijg.

Om zes uur, als ik het kruisje in de kaart zet, wil de schipper opnieuw overleg. De kans dat we op tijd bij de kaap zijn, wordt steeds kleiner; met de stroom tegen zijn we de afgelopen uren te weinig vooruit gekomen. Ricco heeft ondertussen een plan B. uitgebroed. We besluiten om te koersen op L’Aber Wrac’h, de dichtstbijzijnde haven, zo’n 10 á 15 mijl verderop. Dat betekent dat we over een paar uurtjes binnen liggen. Ineens word ik me er van bewust dat ik het heel erg koud heb en bovendien heb ik een enorme trek. “Nu we er toch bijna zijn” stel ik Ricco voor “Zou jij mijn wacht willen overnemen, dan ga ik eten koken”. In de kombuis warm ik lekker op. Ik schil aardappelen, maak bietjes met sla en gehaktballetjes. De kombuis gaat er steeds meer uit zien alsof er een wervelstorm doorheen is gegaan, maar uiteindelijk krijg ik alles klaar. Ik schep de borden op in de kombuis om ze vervolgens aan Ricco in de kuip te kunnen aangeven. Een beetje aantrekkelijk serveren is een onmogelijke opgave. Ik ben al heel blij dat het lukt om elke schep op het bord te krijgen.  Schep- kwak-raak.  Schep-kwak-raak!

Onder het eten zie ik een groter dan grote golf achter Ricco opzwellen. “Wow!” is het enige dat ik uit kan brengen. Hoger en hoger zwelt hij op en hij lijkt ons schip volledig te gaan verzwelgen. Ik hou mijn adem in. Hij geeft de boot een enorme zwieper, maar verdwijnt uiteindelijk toch weer in de watervlakte onder hem. Opgelucht laat ik mijn adem weer ontsnappen.

Na het eten probeer ik enige orde te scheppen in de chaos in de kombuis. Ik krijg het voor elkaar de boel af te spoelen en op te stapelen, maar aan afwassen begin ik niet, dat kan wel wachten tot in de haven. Met het water dat ik voor de afwas had opgezet, zet ik met kunst en vliegwerk een pot koffie en net als ik de koffie ingeschonken heb en van plan  ben daar rustig van te gaan genieten zegt Ricco “Kom je even helpen, we zijn bijna bij de ingang van de haven“. Ik ben moe, heel moe. Ik had er op gerekend en er zelfs naar toe geleefd,  om 20.00 uur te gaan slapen voor mijn volgende wacht, maar nu we de komende nacht niet door hoeven varen, is dat natuurlijk onzin. Maar  nu blijkt er zelfs geen tijd te zijn om rustig even te zitten met een bak koffie. Mokkend trek ik mijn zeilpak en zwemvest weer aan en klim in de kuip.

We varen op de kardinaal af. Vanaf daar moeten we precies 100 graden varen. De watervlakte om ons heen lijkt gigantisch, maar de manoeuvreerruimte  is hier heel beperkt. Daar vlak onder water bevinden zich enorme rotspartijen, sommigen steken hun kopje nog net boven water uit. Even verder, voorbij de oostkardinaal moeten we 128 graden gaan varen. Als het haventje in zicht is, laat ik het zeil zakken, hang de stootwillen op en leg de lijntjes klaar voor het aanleggen. De havenmeester komt ons al tegemoet in zijn rubberbootje en wijst ons een plek aan de drijvende steiger. Om 21.45 uur kunnen we onze aankomstborrel drinken in L’Aber Wrac’h.

Tijd om de statistieken op te maken. Vanaf Scheveningen hebben we in 82 uur 426 mijl gevaren, dat is 791 kilometer. We hebben gemiddeld 5,2 mijl per uur afgelegd oftewel 125 mijl per 24 uur. Dat is 25% sneller dan waar we normaal mee rekenen! En in al die uren hebben we slechts 3 uur op de motor hoeven varen.

We komen tot de conclusie dat we een fantastische race hebben gemaakt.

 

Zondag 21 juli 2013

Om negen uur word ik wakker na een héle nacht nachtrust. Helemaal fit en uitgerust spring ik meteen de kooi uit. Met een stralend blauwe lucht belooft het een prachtige dag te worden. Er staat heel weinig wind. Een goede reden om niet vóór morgen te vertrekken en de omgeving  waar we terecht zijn gekomen te gaan ontdekken.

Vervolg deel 4