Zeilreis Noorwegen 2010

Medemblik, zaterdag 17 juli 2010

Dit reisjournaal begint in Medemblik op de Pinta. Het begint al donker te worden. De kajuit ziet er uit alsof daarin zojuist een bom ontploft is. Terwijl we toch de meeste kratten en tassen al hebben uitgepakt en de daaruit tevoorschijn gekomen spullen op hun vaste plaats zijn opgeborgen.

In de afgelopen winter zijn we twee of drie keer aan boord geweest om te checken of alles in orde was, maar we hebben dit jaar nog helemaal niet gevaren.

Toen we aan het begin van de avond aankwamen, ben ik daarom eerst aan een grote schoonmaak begonnen. Inmiddels ruikt alles weer fris en fruitig. Ricco heeft de meer technische handelingen voor zijn rekening genomen.

Ricco schenkt ons een glas whisky in. We toosten op een behouden vaart. Het is wel de vraag of we morgen al kunnen vertrekken. Ricco heeft een hele lijst met zaken die nog moeten gebeuren in zijn hoofd en het kan maar zo zijn dat we, daar bovenop, morgen nog een aantal zaken tegen gaan komen die gerepareerd moeten worden. Zo merkten we bij binnenkomst al dat het voetpompje voor de kraan in de kombuis niet helemaal jofel werkt. In de afgelopen week heeft Ricco nog een nieuw roer voor de windvaan gemaakt, omdat we die vorig jaar verloren in Het Kanaal tijdens de oversteek van Frankrijk naar Engeland. De constructie moet morgen aan het schip worden gemonteerd. Pas als alles tiptop in orde is vertrekken we. En als we dan kunnen gaan, vertrekken naar het noorden. Als de weersvoorspellingen uitkomen, hebben we de komende dagen namelijk de wind in de rug als we op Noorwegen aan koersen.

Ricco’s hoofd staat geen moment stil. Telkens schiet hem weer iets te binnen, dat hij nog moet regelen of doen. De klussenlijst wordt steeds langer. Morgen de wekker dan maar op acht uur en dus vóór middernacht de koffer in!

Medemblik, zondag 18 juli 2010, 08.30 uur

Klokslag acht uur spring ik uit mijn bed en ik zet een lekkere pot koffie. We moeten het de komende weken grotendeels zonder krant doen. Ons beider kranten van gisteren hebben we bij ons, zodat we nu het nieuws nog even goed door kunnen spitten.

Volkskrant

“Vrouw als priester is misdaad, zegt het Vaticaan” leest Ricco uit de Volkskrant voor. Het is niet te geloven wat er, in naam van God nota bene, wordt uitgekraamd. Ik word niet eens kwaad. Ik kan het me permitteren er om te lachen, omdat de macht van de Roomse kerk niet meer zodanig groot is dat ons dagelijkse leven er door beïnvloed wordt. Maar vol verwondering vraag ik me wel af hoe die mannen zichzelf nog serieus kunnen nemen.

“Motiveren ze het ook?’ vraag ik. “Jaaa!” zegt Ricco en hij leest verder dat Christus ook alleen mannen als zijn apostelen koos. Logisch, denk ik cynisch, in die tijd waren vrouwen al helemaal niet in de gelegenheid om hun gezin te verlaten om Jezus letterlijk te volgen, zoals zijn mannendiscipelen wel deden. Wat een kulargument zeg. Als je dergelijke argumenten hanteert, kan een Duitse paus ook niet. Jezus had immers alleen Jóódse mannen tot apostelen gekozen.

De Roomse kerk lijkt er de laatste tijd alles aan te doen om er voor te zorgen dat mensen zich van haar afkeert. De kerk vervreemd zich van de maatschappij. Terwijl Jezus, hun voorbeeld, zo midden in de maatschappij stond. De schandalen over het misbruik door de zogenaamd celibataire heren stapelen zich op. Veel daarvan gaat over het verleden, maar de hedendaagse geestelijkheid zit nog steeds in de ontkenningsfase. Een ander artikel in de krant gaat over die pastoor die het wel voor elkaar krijgt om mensen bij de kerk te betrekken door in te spelen op wat er in de wereld gebeurd en hij wordt geschorst omdat hij wereldse zaken te veel de kerk in haalt, door bijvoorbeeld een zogenaamde ‘Oranjemis’ te organiseren tijdens het WK-voetbal. Dit etaleert eveneens precies wat er aan de hand is: de kerk plaatst zich volledig naast, dus los van de maatschappij.

Afijn, de komende weken zien we geen krant en hoef ik me over dit soort thema’s niet druk te maken. Hoewel ik nu al weet dat het eerste wat ik doe als ik thuis kom is: alle kranten van de afgelopen weken doorscannen…

17.00 uur.

“Bon Giorno” staat er in grote letters op de rand van Ricco’s onderbroek, het enige kledingstuk dat hij draagt. Shirt en broek heeft hij uitgetrokken om te voorkomen dat hij er olie op morst.

Met een oliepomp zuigt hij de oude olie uit de motor, waar hij op zijn knieën voor ligt. Met zijn ene hand knijpt hij het rubber om de metalen huls, zodat het apparaat geen valse lucht aanzuigt. Met de andere hand pompt hij. Ik zie zijn spieren spannen onder de huid van zijn armen. De zwarte smurrie wordt zo naar boven getrokken en loopt via een andere slang in de oude oliebus.

Ricco’s linkerhand verkrampt zich. Hij laat het apparaat los. Hij strekt zijn vingers en balt daarna zijn hand tot een vuist. Hij herhaalt deze handeling een aantal keren, staat dan op en vist uit een van de materialenlaatjes een slangenklem, waarmee hij de slang aan de oliepomp vastzet. Het karweitje gaat nu een stuk eenvoudiger. Als de smerige klus geklaard is, vult hij de motor met nieuwe goudkleurige olie.

De meeste klusjes op de lijst zijn inmiddels doorgestreept. Zo meteen wordt de proef op de som genomen en gaan we de motor starten. Ricco draait in de kuip het sleuteltje om. Niets. Doodse stilte.

‘Daar was ik al bang voor’ mompelt hij en klautert weer naar binnen. Hij grijpt de startkabels onder het bankje achter de kaartentafel en sluit de startaccu op één van de serviceaccu’s aan. Nogmaals draait hij de sleutel om. De motor pruttelt. “Zet de kleplichters even omhoog en zodra ik ‘ja’ zeg zet je ze meteen weer verticaal” commandeert Ricco. Ik gehoorzaam braaf en de motor doet wat hij moet doen: een rotherrie maken.

Ricco komt weer naar binnen en inspecteert de motor geconcentreerd aan alle kanten. Liefdevol aait hij over sommige onderdelen. Dan verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. Blijkbaar is alles in orde.

23.00 uur

We zijn nu goed voorbereid om te vertrekken. Er staan nog een paar puntjes op Ricco’s to-do-list. Er moet nog een kastdeurtje worden gerepareerd, het reddingsvlot moet nog aan dek worden vastgemaakt en we moeten nog water laden. Daar hebben we morgenochtend ruim genoeg tijd voor.

img_0297

De weg is vrij

Morgen gaan we naar Den Helder. De stroom begint dan bij Den Oever (met de sluis tussen IJsselmeer en Waddenzee) pas om 16.00 uur mee te lopen in de richting die wij opgaan, dus we hebben morgen zeeën van tijd. We doen er een uurtje of drie over om van Medemblik naar Den Oever te varen, dus voor 12.00 uur hoeven we niet te vertrekken. We verwachten dat we morgen om een uur of acht ‘s avonds in Den Helder zijn. De volgende dag (dinsdag) vertrekken we dan om half zeven uit Den Helder. Als alles dan volgens planning verloopt komen we op vrijdag in Noorwegen aan.

Ricco haalt via internet de nieuwste weerkaarten op. We concluderen daaruit dat het misschien wel verstandiger is om Den Helder morgen over te slaan en direct de zee op te gaan. Oké, dat is dus ook een optie! Daar word ik enthousiast van. Tegelijkertijd durf ik me er niet te veel op te verheugen. Want dan kan het zo tegen vallen, als het anders loopt, zoals zo vaak. We zien morgen wel hoe het loopt en nemen dan op grond daarvan een besluit. We kunnen morgen in elk geval uitslapen, zodat we goed uitgerust aan de reis beginnen.

Ricco leest de Navtexberichten nog even. Een paar waarschuwingen over boorplatforms die onverlicht zijn, maar niet op onze route. Stormwaarschuwingen zijn er ook niet in de gebieden waar wij doorheen gaan varen. Alleen voor de Engelse oostkust.

Dan pakt Ricco de Cruising Almanak over Noorwegen erbij en af en toe leest hij een aantal zinnen voor. Bijvoorbeeld dat je alcohol en tabak bij je mag hebben voor een redelijk persoonlijk gebruik. Laten we hopen dat onze voorraad voor vier weken redelijk bevonden zal worden in het geval dat de douane een controle op ons uit gaat voeren. Ricco leest verder dat je weerberichten in Noorwegen en Zweden alleen op verzoek krijgt en alleen in respectievelijk de Noorse of Zweedse taal. Daar hebben we dus weinig aan.

Nog één sigaretje en een glaasje wijn en dan gaan de luiken dicht. En dan morgen op weg naar Kristiansand?

Medemblik, maandag 19 juli 2010. 12.00 uur

img_0298

water laden

Onder een wolkenloze lucht laden we water. De laatste handeling voor we vertrekken. Door de slang stroomt er 400 liter water in de tanks. De intentie is nu in één keer door te varen naar Kristiansand in het zuiden van Noorwegen. Daar komen we donderdag of vrijdag aan.

Het zweet loopt in straaltjes over mijn gezicht. Er vallen druppeltjes op mijn jurk. Nog even, dan gaan we het water op en krijg ik verkoeling.

Om 12.30 uur varen we het IJsselmeer op. Met een zuiden wind varend naar het noorden, varen we voor de wind. Dus hoezo verkoeling? We varen gelijk met de wind, dus die voel je amper. Ik sta op en open het dekluik om de putsemmer te pakken.

img_0302
Verkoeling!

“Ga je al weer soppen?” vraagt Ricco. Ik antwoord ontkennend, trek mijn jurk over mijn hoofd en laat de emmer in het IJsselmeer zakken. Ik hijs hem omhoog tot boven mijn hoofd en laat het koude water over me heen stromen. Ik span al mijn spieren in mijn gezicht, want ik verwacht een ijskoude douche, maar dat gebeurt niet. Het is heerlijk!

De verkoeling duurt ongeveer vijf minuten. Ik moet dit ritueel vandaag nog vaak herhalen.

Om kwart voor drie draait de wind plotseling. Ik heb de zeilen net opnieuw gesteld voor de halve wind, als we plotseling ín de wind liggen. In een kwartier tijd is de wind 180 graden gedraaid! De blauwe lucht heeft inmiddels plaats gemaakt voor een bewolkte lucht. We moeten een slag maken (twee keer overstag) om naar Den Oever te kunnen varen. Het is gedaan met de oververhitting. Ik trek mijn jurk weer aan.

Voor de laatste mijl zetten we de motor aan en om half vijf liggen we voor de sluis bij Den Oever.

“Scheisse!” roept de Duitser uit de grond van zijn hart. Hij maakt de fout die zo vaak wordt gemaakt in deze sluis. Hoe het natuurkundig zit heb ik nog nooit begrepen, maar ik weet wel dat de gulden regel is, dat je in een sluis die je van zoet naar zout water brengt, eerst het lijntje aan het achterschip moet vastleggen en pas daarna het lijntje bij de boeg. Anders overkomt je wat de Duitser en nog twee of drie andere boten overkomt: de kont van het schip komt niet bij de wal, maar draait er juist vanaf, zodat je niet meer bij de kant kunt komen en het schip dwars in de sluis komt te liggen.

17.00 uur

We varen de Waddenzee op. Recht tegen de wind in, zodat we op de motor moeten varen in deze relatief smalle vaargeul.

Ondertussen zit Ricco te balen, omdat de elektronische stuurautomaat niet doet wat hij moet doen. Zonder enige aanwijsbare oorzaak wordt het schip soms 90 graden de verkeerde kant op gestuurd. De kompaskoers die wordt aangegeven klopt van geen kanten.

Bovendien rammelt de windvaan van de andere stuurautomaat (met de windvaan) als een bezetene, omdat de lasser bij het repareren ervan een niet precies passende as heeft gemaakt voor het lager.

Ricco vraagt mij het roer over te nemen. Hij pakt een spanband en gaat op het achterdek liggen. Zijn hoofd en armen verdwijnen achter het schip. De spanband wordt om de windvaan gemonteerd en de mate van rammelen neemt iets af. Dan gaat Ricco op zoek naar het instructieboekje van de elektronische stuurautomaat. Een hele batterij aan handleidingen wordt uitgespreid over de vloer van de kajuit, maar degene die hij nodig heeft is er niet bij. Het blijft vooralsnog een raadsel wat er aan de hand is. Ik besluit me heel stil te houden. Elk woord dat over mijn lippen dreigt te sluipen, slik ik nog net op tijd in, want Ricco’s totale lichaamshouding straalt onweer uit.

18.00 uur

We varen voor Den Helder langs en ik ga een potje koken. Geen idee hoe het op zee is, maar hier op het Wad is er in elk geval bijna geen golfslag. Ik zie daarom nu mijn kans schoon om het keukenwerk ter hand te nemen, zonder dat ik me in allerlei bochten hoef te wringen om me zelf in evenwicht te houden.

19.00 uur

We zitten met een volle maag op zee. Een glad zeetje met helaas ook zo goed als geen wind. Ik stuur weer een poosje en we proberen de stuurautomaat nog een keer. Die is nog steeds totaal de kluts kwijt. Hij stuurt ons een hele andere kant op dan we instellen. Dan maar weer op de hand sturen.

Ineens denk ik te zien dat het elektronisch kompas weer de goede koers aan geeft. Of verbeeld ik me dat? Ricco’s hoofd verschijnt in de kajuitingang en hij werpt een blik op het elektronisch kompas. “Hij geeft de juiste koers weer aan he?” zegt hij triomfantelijk. Als ik dat beaam zegt hij: “Ik heb ontdekt waar het aan ligt. Er lagen een paar bierblikjes bij het kompas in de bergruimte onder de kajuitvloer! De magneet van het kompas raakt daardoor van de wijs. Ik heb de blikjes nu verplaatst.” De stuurautomaat doet het weer perfect.

Om 20.00 uur starten we met het zogenaamde ‘wachtjes draaien’. Ieder is om de beurt vier uren verantwoordelijk voor het varen. Ik start van 20.00 – 00.00 uur. En Ricco daarna van 00.00 uur tot 04.00 uur. Mijn wacht is nog maar net begonnen, wanneer we besluiten om te proberen te zeilen. Ook al lijkt de hoeveelheid wind minimaal, de zeilen kunnen de motor zo een beetje helpen. Ricco laat de motor stationair draaien en legt de kop van de Pinta in de wind. Ik hijs de zeilen. Dan slaat de motor plotseling af. We proberen opnieuw te starten, maar de motor geeft geen sjoege. De motor is oververhit geraakt. Ricco probeert nog een aantal keren om de motor te starten. Hij laat de motor namelijk liever draaiende afkoelen, omdat het koelwater dan in de motor rond blijft pompen. Maar het lukt niet, dus er zit niets anders op dan de motor de tijd te geven om af te koelen. “Ik moet de kleppen stellen” constateert Ricco. Maar dat kan pas als we weer aan de wal zijn.

Er is maar heel weinig wind, dus het gaat allemaal maar heel langzaam vooruit, zo’n 1,5 knoop per uur. Wandelen gaat sneller. Hoewel, dat houd je niet onafgebroken drie dagen en nachten 24 uur per dag vol.

22.00 uur

img_0310De wind is helemaal gaan liggen en we liggen nu echt stil. We proberen de motor, die ondertussen is afgekoeld, te starten. En ja! Hij draait weer als vanouds. We zetten de motor nu niet meer voluit, maar met 4 knopen per uur gaat het een stuk sneller dan het de afgelopen 2 uren is gegaan.

De lucht is prachtig schilderachtig en met veel afwisseling in vormen en kleuren wolken. Het is wat frisser geworden. Tijd om een trui en een legging aan te trekken. De zon verdwijnt achter de horizon. Zij geeft nog tot lang daarna haar rode gloed af aan de lucht in het oosten.

Dinsdag 20 juli 2010, 06.00 uur. Twaalf mijl ten noorden van Terschelling.

“Margit, kom je er uit, het is half vijf”. Langzaam dringt het besef tot mij door dat ik op moet staan. Een half uur eerder blijkt Ricco me al geroepen te hebben, maar daar kan ik me helemaal niets van herinneren. Ik schijn nog wel geantwoord te hebben. Ricco heeft net verse koffie gezet. Ik kan wel een kop of wat gebruiken.

Het begint in het oosten al te dagen. We varen de TSS over, de snelweg voor het vrachtverkeer, die we exact dwars moeten oversteken, maar er is geen boot te bekennen. Het is een beetje heiig, het zicht is redelijk. Ricco blijft nog op, tot we de TSS bijna uit zijn. Er komen alleen twee boten, die ruim achter ons langs gaan. Na de TSS zijn we weer vrij onze eigen koers te bepalen. Ik verleg de koers naar 25 graden. Deze koers kunnen we blijven varen tot we over een paar uur de volgende TSS over moeten steken.

Gisteravond heb ik het laatste uur in het donker gevaren. Best wel weer even wennen. Het gekke is dat je ’s nacht veel meer ziet dan overdag. Boten, vuurtorens, boeien. Ze zijn ‘s nachts allemaal verlicht en je ziet ze daarom al vanaf een veel grotere afstand dan overdag. Je ziet ’s nachts beter, maar je hoort ook veel meer. Geluiden lijken zich te versterken, vallen meer op. Het klapperen van een zeil, het kraken van het roer. Ineens gaat de motor sissen. Maakt die altijd zo’n geluid? Waar komt dat suizen vandaan? Geluiden die je ’s nachts hoort komen je onbekend voor, terwijl ze je overdag niet opvallen.

En dan ineens komt daar uit het niets die donkerbruine mannenstem, die onverstaanbare woorden bromt. Een andere man, ook met zo’n door grote hoeveelheden wodka, whisky of jenever beïnvloedde en doorrookte stem, antwoordt. Niets uit op te maken dan soms een scheepsnaam en dat ze op een ander kanaal via de marifoon met elkaar verder willen praten. Want het noodkanaal 16 is niet bedoeld om gezellig met elkaar te kletsen.

De zee is nog steeds zo glad als een spiegel. Af en toe rimpelt het even en krijg je hoop dat er weer wind komt. Even verder is alle rimpeling, en daarmee de hoop dat de motor uit kan, weer verdwenen.

De zon is opgekomen als een rode gloeiende bol. Als een gloeiende kool in het haardvuur. Je ziet gewoon dat het hier een brandende planeet betreft. Prachtig, alsof ik even het wezen van de zon zie. Even later verandert hij weer naar hoe we hem kennen, een diffuse waterige gele schijf, die langzaam omhoog stijgt.

16.30 uur

We hebben een heel aantal gasten aan boord. Twee spinnen (een grote en een kleine), waarvan er één druk bezig is een draad te spannen aan de giek. Verder is daar de hommel, op zoek naar een bloem. Daarvan is er aan boord geen enkele te vinden. Het beestje zal wel honger hebben. Dan zijn er nog twee vliegen (eveneens een kleine en een grote) en twee wespen. Is het misschien een stelletje? Of zijn ze misschien familie van elkaar? Ze zoeken elkaars gezelschap niet op, dus mogelijk is er sprake van een familievete of een ordinaire burenruzie. Zojuist werd ik opgeschrikt door een nachtvlindertje, die het op deze klaarlichte dag in haar bolle hoofd kreeg om op mijn arm te landen. Waardoor zou zij uit haar slaap zijn opgeschrikt? Wat ik me af vraag is, wat er door deze beestjes heen gaat wanneer ze straks in Noorwegen aan de wal komen. Als ze dan tenminste nog leven, niet vermoord zijn, -in het geval van de vliegen en de wespen- niet omgekomen zijn van de honger of, gedreven door honger, bezweken, als ze het wagen om voortijdig van boord te gaan om zelf de grote oversteek te maken. Beseffen ze dat ze in een totaal andere omgeving zijn terecht gekomen of kunnen ze daarvan zelfs genieten? Verlangen ze naar huis en missen ze hun familie en vriendjes? Als dat het geval is, is het ze aan te raden om in Noorwegen een flinke hoeveelheid voedsel in te slaan en te zorgen dat ze op tijd weer bij ons aan boord zijn om ook de terugreis met ons mee te varen.

19.00 uur

Na het eten doen we samen even de afwas en zetten ondertussen koffie. Als het water voor de afwas kookt, houd ik het keteltje opnieuw onder de kraan, dit keer om water voor de koffie te kunnen koken. Als het keteltje op het vuur staat pomp ik met mijn voet koud water bij het kokendhete afwaswater. De eerste drie keren spuit er, zoals dat hoort, een straal water uit de kraan. Daarna denkt het pompje ‘doe het zelf maar’. Ik kan pompen wat ik wil, maar geen water. Dus Ricco pakt zijn gereedschap erbij en gaat weer als vanouds aan het klussen. Hij schroeft de pomp uit elkaar en constateert kalkaanslag, wat hij vervolgens verwijdert. Uit de nu loszittende slang die het water uit de watertank naar het pompje moet brengen, druppelt water en dat beangstigd me een beetje. We hebben wel 400 liter water aan boord en als dat in de boot loopt…. In gedachten lees ik de krantenkop al: “Zeiljacht gezonken in zee door zoet water”. Ricco lijkt zulke gedachten niet te hebben, gezien de ontspannen houding waarmee hij de klus klaart. Ik moet maar op hem vertrouwen.

“Potver!” klinkt er dan uit de kombuis. Het blijkt allemaal toch niet zo eenvoudig te lukken. “Dan eerst maar koffie drinken.” Na de koffie wordt de pomp helemaal uit elkaar geschroefd, schoongemaakt met azijn en weer in elkaar gezet. Daarna doet het apparaat zijn werk weer, beter dan ooit te voren.

22.00 uur, 90 mijl voor de Deense kust, ter hoogte van Pellworm.

Klotsende golven.

Het suizen van de wind.

Zo nu en dan een schreeuw van een vogel.

Stilte met geluid.

Woensdag 21 juli 06.00 uur. 75 mijl voor de kust van het Deense eiland Mandø

Twee vogels trekken over.img_0316

Zeker trekvogels.

Beslist niet zeker.

08.00 uur

Er heerst altijd een gezonde competitiestrijd aan boord, hoewel wij dat allebei hartgrondig ontkennen. Ricco laat zich er op voorstaan dat hij een luie zeiler is en zijn daarbij behorende motto is ‘a gentleman never sailes up-wind’. Je wilt niet weten hoe vaak we, ondanks dit motto, genoodzaakt zijn om aan de wind te varen. En ik beweer, bij hoog en bij laag, dat dat competitiegedoe een mannending is, waar ik als vrouw natuurlijk niets mee heb.

Gisteravond begon het fantastische zeilweer dat tot nog toe ononderbroken voortgaat. Na meer dan een etmaal geen tot weinig wind is het echt genieten. Ik zag de teller oplopen tot rond de zes mijl per uur. Het laatste half uur van mijn wacht draaide de wind iets, zodat we ruimden van aan de wind naar halve wind. Ik stelde de zeilen een beetje bij om de snelheid vast te houden. Ik vermoed sterk dat ze beter nog iets verder uit moeten worden gezet bij deze halve wind (wind vanaf de zijkant van het schip), maar ik ben doodsbang dat ik de boel verpruts, door ze te ver uit te zetten. Zo bedreven in het zeilen stellen ben ik niet en als ik eenmaal aan het klungelen kom, weet ik op een gegeven moment niet meer wat het beste is om te doen. Al met al was ik beretrots met mijn hi-speed van 6.4 knopen.

Na mijn korte nachtrust loste ik Ricco om 04.00 uur vannacht weer af. Toen ik op de teller keek las ik 7.2 knopen af. “Wauw Ricco, 7,2 knopen!” Ricco’s stoïcijnse gezicht bleef net iets té uitgestreken. “Ja Ricco, hoezo is dat veel hè, heel gewoon toch, 7,2 knopen varen. Niks bijzonders toch?” We lachen er samen om. Al met al zijn we de afgelopen uren flink opgeschoten. 65 mijl in 10 uur, terwijl we rekenen met 100 mijl in 24 uur. Maar laat ik eerlijk zijn, die 100 mijl per 24 uur is het gemiddelde, berekend over een aantal dagen.

11.30 uur

Het is afgelopen met het gladde zeetje. Ik merk het meteen wanneer ik om 10.00 uur wakker word. Je kunt niet meer rustig door de boot lopen zonder je ergens aan vast te houden. De golven timmeren tegen de scheepswand aan. Buiten gekomen zie ik het: Het is weer een echte zee met golven met witte koppen er op. De golven slaan weer zeewater over de boeg van de Pinta. De wind is niet veranderd, we lopen nog steeds ruim zeven knopen met halve wind uit het oosten.

12.30 uur

Ricco start zijn laptop op en we bekijken de weerkaarten die Ricco voor vertrek heeft gedownload. Best lastig om de kaartjes goed te interpreteren. Ik pak het schriftje met de aantekeningen erbij van de weercursussen die we dit voorjaar samen volgden. Het ziet er allemaal gunstig uit en we blijven een periode met windstilte net voor. Met een beetje geluk kunnen we morgen lunchen in Kristiansand.

“Ik zal even wat te eten pakken” zegt Ricco. Maar zover komt hij niet. Hij begint te knikkenbollen en valt vervolgens tegenover mij in de kuip in slaap. Een paar minuten later wordt hij wakker en besluit hij om binnen in de kajuit verder te slapen.

Het is een stuk kouder dan gisteren, maar het is, na een bewolkte start van deze dag, nu toch een zonnige dag geworden en de temperatuur loopt langzaam op.

Ricco wordt wakker doordat hij geplaagd wordt door één van onze gasten. Geïrriteerd staat hij op en gaat op zoek naar de vliegenmepper, wat resulteert in een moord op de Pinta.

21.30 uur

img_0312De rust is wedergekeerd. De golven zijn hun witte koppen kwijt geraakt, de wind is wat gaan liggen. We varen niet meer zo hard, maar nog altijd wel zo’n 5 mijl per uur.

De wind is ook gedraaid, wat Ricco in zijn wacht de nodige actie bezorgde. We gingen op een gegeven moment plat voor ’t lapje toen het grootzeil achter de verstaging boven de zaling schoot. Ricco forceerde een halve gijp, waardoor het zeil weer losschoot. Even later moest hij deze handeling nog een keer herhalen Om verdere herhalingen te voorkomen trok Ricco het grootzeil een beetje aan. Even later ruimde de wind nog verder en nu kunnen we al een hele tijd met ruime wind (schuin van achteren) rustig verder varen.

Tijdens etenstijd, toen we nog voor de wind voeren, was het haast niet mogelijk om fatsoenlijk te koken. De boot schommelde als een bezetene van stuurboord naar bakboord en weer terug. Daarom maar snel een omelet klaargemaakt.

Nu wacht ons zo meteen weer een prachtige zonsondergang, want in het westen is het amper bewolkt.

22.10 uur

Aan me hoela, mooie zonsondergang zien, dat ging dus mooi niet door, want een grote vrachtboot stevende op ons af. Nu moet zo’n joekel officieel wel voor ons zeilbootjes wijken, maar je houdt het liever wel in de gaten. Want zij zijn groot en wij is klein, zullen we maar zeggen. Ricco geeft me het peilkompasje aan en ik constateer dat we op ramkoers liggen. Maar even daarna zie ik dat de boot zijn koers verlegt en besloten heeft om achter ons langs te varen. Toen het schip voorbij was zagen we nog net het bovenste randje van de rode schijf onder water duikelen. Het rood van de zon schijnt nog wel tegen de onderkant van de wolken, waardoor de lucht prachtige kleurschakeringen toont. Van felroze tot zacht zalm en van grijs en diepdonkerblauw tot helblauw en wit.

Donderdag 22 juli 2010. 04.00 uur. Begin van het Skagerak, 30 mijl voor de Deense kust, ter hoogte van Hamstholm.

img_0318

vrachtzeilschip

Wow, wat is het moeilijk om mijn warme nestje uit te komen. Omdat ik gisteravond de slaap niet kon vatten, heb ik hooguit twee uur geslapen.

Ik ga rechtop zitten en probeer mijn arm- en nekspieren te rekken. Voor zover dat tenminste mogelijk is in de krappe kooi. Daarna laat ik mijn benen over de rand van het bed hangen. Ik kleed me aan als op de automatische piloot. Onderbroek, shirt, legging, sokken, fleecevest, zeilbroek, zeiljack, zwemvest met de lifeline en schoenen.

Ricco heeft verse koffie in de kan zitten. Wat kan een mens opknappen bij alleen al de gedachte aan verse koffie.

Het is al weer licht, eigenlijk niet eens helemaal donker geweest. Je kunt echt merken dat je een stuk noordelijker bent, en de midzomernachtomgeving nadert.

12.00 uur. 20 mijl voor Kristiansand.

Ik heb het moeilijk. Heel moeilijk. Alles in mij verzet zich om op te staan. Mijn hoofd voelt als… Hoe eigenlijk? Alsof de inhoud ervan een poosje in de blender heeft gezeten en vervolgens als pulp weer terug in mijn schedel is gekieperd. “Het moet Margit, het moet. Nog heel even volhouden. Aan het begin van de avond zijn we er”. De gedachte aan de terugreis doemt zich voor mij op, maar ik dring die gedachte snel mijn hoofd weer uit.

Eenmaal in de kuip, slobber ik twee bakken koffie weg. We gaan keihard vooruit. Regelmatig varen we boven de 8 knopen. De zee is woest. De golven hoog. Met het zonnetje erbij heerlijk en spectaculair. Daar knapt een mens van op.

Ricco probeert te voorkomen dat hij net zo’n geschredderd hoofd krijgt als ik. Hij doet dat door te proberen op de bank een dutje te doen in plaats van op bed te gaan slapen. Zijn lange lijf ligt in elkaar gefrut op het voor zijn lijf te korte bankje.

Het klopt inderdaad dat je van een kort dutje minder duf wordt. Dat merkte ik vanmorgen. Toen ik voor de eerste keer wakker werd nadat ik om acht uur naar bed was gegaan, sprong ik fris en fruitig mijn bedje uit. Naar toen bleek, had ik maar drie kwartier geslapen. Dus dook ik opnieuw mijn bed in en raakte in een diepe slaap waaruit ik geenszins uitgerust ontwaakte.

“We kunnen land zien!” zegt Ricco. Ik voel me blij gemaakt met een dooie mus als ik in de kuip kom. Ik had me al een voorstelling gemaakt van het Noorse landschap, bezien vanuit een fjord waar wij door voeren. De werkelijkheid is dat we nog op de volle zee varen met aan de horizon een minuscuul streepje land. Nog even een paar uurtjes doorbijten dus.

img_0324Het land komt langzaam dichterbij en ineens dringt het tot me door. Het is Noorwegen wat we daar zien! We zijn gewoon in drie dagen met een snelheid waar een fietser nog niet trots op zou zijn, naar Noorwegen gevaren!

Het Skagerak is superdiep. We varen nu op een bak met water van ruim 300 meter diepte, en op sommige plekken is het Skagerak meer dan 500 meter diep. Twintig keer zo diep dan de Noordzee. Mijn aardrijkskundeleraar heeft nooit kunnen bedenken dat mij dat ooit nog eens zou interesseren.

Er varen voor ons nog twee zeilboten. De eersten die ik zie sinds we bij Den Helder de Noordzee op voeren. Even later blijkt dat maar in één geval sprake is van een zeilboot. De andere blijkt bij naderbij komen, de vuurtoren voor Kristiansand te zijn, die ik voor een zeilboot had aangezien.

img_0327We varen het fjord binnen. De heuvels aan beide zijden van het fjord zijn niet hoog, maar wel stijl en rotsig. Hier en daar liggen dorpjes met hun witte huisjes. Alsof iemand een handjevol huisjes hier en daar tegen de bergwand heeft aangekwakt, waar ze aan zijn blijven plakken. Na een paar mijl moeten we rechts aanhouden en dan om de uitstekende rots varen waar de vuurtoren op staat. Ik lees de kaart en geef navigatieaanwijzingen, terwijl Ricco aan het roer staat en met 8,3 knopen per uur het fjord verder in vaart.

Het is even zoeken naar een lege ligplaats in één van de haventjes. Er is één plekje, maar daar moet je aanleggen op een manier die wij nog niet kennen. Je moet eerst een lange lijn door een ankerboei halen. De lijn naar de ankerboei wordt vastgemaakt aan de achterkant van het schip. Dan vaar je naar de kade. Langzaam laat je de lijn vieren. De voorkant van de boot wordt met een andere lijn aan de kade vastgemaakt. Na 385 mijl (693 km) varen zijn we om 17.00 uur in de haven van Kristiansand aangekomen.

Na onze aankomstborrel duik ik voor een uurtje het bed in en Ricco gaat koken. Na het eten lopen we langs het havenkantoor en boeken 2 nachten. Daarna lopen we door naar het centrum van Kristiansand, waar we terecht komen in het feestgedruis van het zomerfeest, inclusief liveband. “We moeten zeker naar die herrie?” zegt Ricco, mij kennende. Ik knik heftig van ja.

img_0338Allemaal vrolijke lachende gezichten. Ik maak een aantal foto’s en we drinken een biertje (€ 8,00 per stuk, maar wel glazen met een halve liter bier). Dan lopen we nog even door de winkelstraten, waar Ricco het weer voor elkaar krijgt om elke etalage te sportten waar een bootje in is te ontdekken.

Tegen elven zijn we terug bij de boot, drinken nog een glaasje en gaan slapen. Lang slapen!

Vrijdag 23 juli 2010, Kristiansand

Als ik wakker word lig ik alleen in de kooi. Ricco zal wel op de bank in de kajuit zijn gaan slapen. Het gebeurt wel vaker dat één van ons halverwege de nacht onze gezamenlijke kooi verlaat, want het bedje is wat krap. Bij het hoofdeinde gaat het nog wel, daar is het bed 120 cm breed. Aan één zijde loopt het matras taps naar het voeteneind, dat slechts 45 cm breed is. Ik sta op en dan blijkt dat Ricco aangekleed en wel op de bank zit. Het blijkt al 10.00 uur te zijn en Ricco is al twee uur wakker.

Tegen half twaalf vertrekken we, gewapend met handdoek en toilettas naar de douches. Vuil van drie dagen en vier nachten spoelt van onze lijven. We lunchen aan boord met gebakken eieren en brood en dan gaan we Kristiansand in. We lopen eerst even langs de VVV. We hadden al een folder gezien van het Agder Naturmuseum met een botanische tuin waar we naar toe willen.

img_0364

witte vissershuisjes

“Wat moeten we beslist in Kristiansand gezien hebben, voor we hier weer vertrekken?” vraagt Ricco aan de medewerkster van de VVV. Ze raadt ons aan om door één van de oude wijken te lopen met typische architectuur van de Noorse kustplaatsen. En we moeten beslist de vismarkt bezoeken. We lopen door de wijk die het meisje ons heeft aangeraden. Allemaal witte huisjes, niet echt spectaculair.

img_0381Het Agder natuurmuseum daarentegen is zeer de moeite waard. img_0388Veel opgezette dieren, prachtig geëxposeerd, zoals ze zich in hun natuurlijk omgeving bevinden. Verder bijvoorbeeld een enorme verzameling van alle mogelijke soorten kevertjes. Een grote uitstalling mineralen, met daarbij de scheikundige uitleg; hoe het bijvoorbeeld kan dat pyriet de vorm van een perfecte kubus aanneemtimg_0407 .img_0403

Een broeikas met allerlei soorten cactussen en buiten nog een tuin, eigenlijk meer een park, waar we heerlijk kunnen wandelen. Nadeel is dat alle bordjes met uitleg in het museum alleen Noorse teksten kent. Hoewel, gedwongen om dan toch maar te proberen ze te lezen, kun je er meer van begrijpen dan je je voor kunt stellen als je geen enkel woord Noors spreekt. We wandelen vervolgens naar de vismarkt. img_0440img_0442Eerst eten we een ijsje op het nabij gelegen pleintje met allerlei visrestaurants rondom het water. De vismarkt zelf stelt wat mij betreft niet zo veel voor. Grote bakken met krioelende kreeften. Imponerend om die beesten van zo dichtbij te kunnen bekijken, maar vooral heel triest, hoe ze daar met zo velen in zo’n kleine bak over elkaar heen moeten kruipen, img_0446img_0453hun scharen met postelastieken vastgebonden.

Tegen zeven uur zijn we weer bij de boot. Ricco waagt een nieuwe poging om zijn navigatiesysteem op de laptop aan te sluiten. Uiteindelijk lukt dat en daar wordt hij heel erg blij van.

Morgen trekken we weer verder. We willen binnendoor door het Blindleiafjord naar Lillesand varen. Dat wordt een uitdaging wat betreft het navigeren. Het navigatieprogramma op de computer moet daarbij behulpzaam zijn. Ik verheug me er op!

Kristiansand, 24 juli 2010. 10.00 uur.

Het is koud, zwaar bewolkt en er staat maar weinig wind. Ricco heeft verbinding gemaakt met internet en haalt de weerkaarten op. De vooruitzichten zijn redelijk gunstig, in de zin dat er de komende dagen geen regen wordt verwacht. Stabiel weer met weinig wind. Op zee 6 knopen NNW, maar binnen nog minder wind. We gaan zien dat we verderop komen. Als we binnendoor willen toeren is het niet ongunstig om een beetje rustig te moeten varen. Het is nieuw voor ons om te navigeren door smalle doorgangen en langs rotsen boven, maar ook vlak onder water. Dat willen we goed onder de knie krijgen.

12.00 uur.

We gaan onderweg met als mogelijke eindbestemming aan het einde van de dag: Lillesand in het Blindleiafjord.

Skagerak. 13.40 uur

We zitten weer op zee. We moeten een klein stukje over zee langs de kust, voor we naar binnen kunnen varen. Er staat toch nog aardig wat wind. Ik schat zo’n windkracht 3. Omdat we de wind tegen hebben steken we eerst een stuk (aan de wind) naar buiten, zodat we zo weer een slag naar binnen kunnen maken. In het fjord zullen we niet kunnen zeilen, maar aangewezen zijn op de motor. We kregen net een sms’je van Paul en Nanda, die met hun zeilboot onderweg zijn in Denemarken, dat het Blindleiafjord elke bocht een foto waard is, een goede reden om dan maar genoegen te nemen met varen op de motor.

We zijn met behulp van het navigatieprogramma op de laptop naar buiten gevaren. Prachtig systeem. Het geeft precies op de kaart op het scherm van de laptop weer waar je vaart. Zowel de geprogrammeerde route als de koers die je in werkelijkheid hebt gevaren zijn zichtbaar op het scherm. Ricco heeft gisteravond en aantal waypoints geprogrammeerd, zodat de computer precies de koers aangeeft die je moet varen van punt naar punt.

Er komt ons een groot containerschip tegemoet. Voor de zekerheid gaan we overstag om het schip de ruimte te geven. We maken een kleine slag naar binnen en gaan daarna opnieuw overstag. We lopen rond de 6 knopen.

Ik sta aan het roer en plotseling zie ik aan stuurboord een zeiljacht op ons afkomen. Hij is al heel dichtbij. Ik kan niets anders doen dan rechtdoor varen op hoop van zegen. Het gaat goed. Het schip kan net achter ons langs varen. De opvarenden zwaaien vriendelijk naar ons. Zij hadden ons vast al veel eerder gezien dan wij hen. Waar kwam die boot nu plotseling vandaan? Waarschijnlijk zat hij net in de dode hoek achter de Genua, de grote fok. Ik ben er van geschrokken. Denk je dat je zó goed op let. Ik probeer het te relativeren en het te zien als een extra waarschuwing.

16.00 uur.

img_0482We varen vlak langs de kust in 140 meter diep water. Wat kan je gebeuren, zou je zeggen. Toch moet je hier strak navigeren. Op sommigen plekken steken de rotsen net een beetje boven het water uit en sommige rotspunten zitten net onder het wateroppervlak. Allemaal heel venijnig. De andere kant van de medaille is dat het hier prachtig is. De lucht in inmiddels strak blauw en langs de oever zien we imposante rotspartijen.

Wanneer we vanaf zee naar binnen steken, blijkt ineens dat er ontzettend veel stroming staat. Denk je op je kompas 30 graden te varen, blijkt dat je in werkelijkheid (volgens de GPS) 345 graden koerst, doordat je door de stroming wordt weggezet. Dat is een verschil van 45 graden! Zeilen is met onze koers tegen de wind in niet meer mogelijk, dus starten we de motor. Ik stuur met de elektrische stuurautomaat en Ricco geeft de navigatieaanwijzingen door. Het is constant switchen tussen de twee meters; de kompaskoers en de koers van de GPS op het andere scherm. De GPS-koers komt wat later door dan de kompaskoers. Dat maakt het lastig; als je niet oppast stuur je bij en dan blijkt even later dat je wel op de goede koers zat en nu dus te veel hebt bijgestuurd. De mate van stroming wisselt, dus telkens stuur ik een paar graden bij, de ene keer naar bakboord en de andere keer naar stuurboord. Er zijn hier honderden kleine rotseilandjes, met hier en daar een plukje groen van begroeiing.img_0488 Op enkele van de eilandjes zijn kleine dorpjes met een paar witte huisjes. De mensen die hier wonen leven echt afgelegen op een kaal eilandje. Leven in alle vrijheid, los van de dagelijkse beslommeringen van de grote maatschappij. Tegelijk leveren ze een groot stuk vrijheid in; ze moeten ontzettend op elkaar zijn aangewezen.

Ricco heeft het roer overgenomen en stuurt nu met de hand. Als hij even de kaart wil checken geeft hij het roer aan mij over. Ik raak een beetje in paniek, vind het doodeng om tussen al die rotsen met de hand te sturen, omdat je niet goed kunt koersen op de richting waarin je wilt varen, omdat de stroming je opzij zet. Ik vind het te moeilijk om het goed in te schatten. Ricco neemt het roer weer van me over. img_0504Ik maak liever foto’s van de omgeving. Zo meteen maken we een bocht naar binnen en komen we dichter bij het fjord. In feite varen we nog steeds op zee achter de eilandjes door, die voor de kust liggen. Op een heel aantal van de rotseilandjes staan schattig ogende kleine vuurtorentjes. Kaboutervuurtorentjes noemt Ricco ze. Op een aantal rotseilandjes staan ook torentjes, die niet als vuurtoren zijn te herkennen. Althans, het ziet er niet naar uit dat er een licht bij aanwezig is. Het lijken gemetselde, naar boven taps toelopende schoorsteentjes. Of ze echt gemetseld zijn, kan ik van deze afstand niet goed zien. Het lijken wel bakens te zijn. Misschien zijn het vuurtorens van voor de tijd van het elektrische licht en werden er vroeger vuurtjes in gestookt? Dat brengt me op de gedachte aan de Noormannen, die vanaf hier de wereld in trokken. Ik kan me nu voorstellen dat als je hier groot wordt gebracht, dat het varen je in het bloed gaat zitten, als je dat van jongs af aan met de paplepel ingegoten hebt gekregen. Boven zee is een stralend blauwe lucht te zien met een paar windveren van wolken. Boven land hangen de lage cumuluswolken met hun platte onderkant.

We varen het Blindleiafjord in. Aan beide zijden rotsige heuvels, groen van de daarop groeiende dennen. Wel heel toeristisch hier, zowel op het water als aan de wal, waar het vol staat met zomerhuisjes. Geen wonder natuurlijk, in zo’n prachtige omgeving. Je moet hier echt heel precies navigeren. Ik zit in de kajuit en geef navigatieaanwijzingen door aan Ricco die aan het roer staat. “Kom maar naar buiten” zegt Ricco. “Zonde als je deze omgeving mist. Vanuit de kuip kan ik het navigatiescherm ook goed zien”. Ricco denkt op een gegeven moment dat de navigatieaanwijzingen van de laptop niet helemaal kloppen. “We moeten niet links, maar rechts langs dat rotseiland!” Hij koerst niet de opgegeven 12 graden, maar 32 graden.

KLABANG!!! Met een enorme klap schuift de Pinta een rots op die net onder het wateroppervlak verscholen lag. De koelbox schiet van z’n plek en de tomaten rollen door de kajuit. De Pinta zit vast. Muurvast. Ricco zet de motor volle kracht achteruit. Ondertussen gaat er van alles door mij heen. Hebben we schade? Loopt er nog geen water in de boot? Ik gluur naar binnen, maar kan zo op het eerste oog niets ontdekken, dat op het binnenstromen van water duidt. De PK-s van de motor hebben geen effect. Geen beweging. We gaan op aanwijzing van Ricco allebei op het achterdek staan, in de hoop dat de punt van het schip door ons gewicht (samen toch zo’n 130 kilo) een beetje ophoog komt. Ik kan me niet voorstellen dat dat wat uit maakt op een schuit van 6000 kg. Maar baadt het niet, dan schaadt het niet. De motor staat nog steeds op volle kracht in zijn achteruit.

img_0592

Dan komt Pinta dan toch langzaam in beweging. We varen achteruit en pikken dan de koers weer op die het navigatieprogramma aan geeft; links langs het rotseilandje.

Misschien dat we een flinke deuk in de kiel hebben opgelopen, maar dat zullen we pas kunnen constateren wanneer de boot de komende winter voor onderhoud uit het water gaat. Voor het overige de schade vooralsnog mee te vallen. We zijn met de schrik vrijgekomen.

We varen het hele Blindleiafjord door, af en toe met nauwe doorgangen, maar dit doorstaan we verder zonder brokken, door ons precies aan de aanwijzingen van het navigatieprogramma te houden. Aan het einde van het Blindleiafjord koersen we weer richting zee. Vlak voor de zee-uitgang is een ankerplek en daar gooien we ons anker uit, een paar mijl voor Lillesand. img_0543Het is een prachtig beschut plekje. Er zijn een eindje verder nog twee boten geankerd, maar verder liggen we hier heerlijk in the middle of nowhere in de natuur. Een stuk prettiger dan in de haven, waar honderden boten op een klein gebiedje op elkaar liggen gepropt. Op de gemiddelde camping heb je meer plek voor je tent, dan je in de haven hebt voor je boot. Een haven heeft eigenlijk ook wel iets van een camping, terwijl een ankerplek te vergelijken is met vrij kamperen.

img_0526img_0534Om de boot drijven honderden oranje kwallen, groot en klein. Ik spendeer veel tijd aan het bekijken ervan.

Om 20.00 uur zegt Ricco: “Schrijf nou niet dat het dommigheid was om op die rots te varen”. Ik reageer dat het ons vakantieverhaal alleen maar spectaculair maakt. “Daarvoor heb je het toch ook gedaan?” probeer ik hem aan een goede reden te helpen. Vervolgens komt Ricco met een fantastisch verhaal, dat hij het kompas heeft schoongemaakt met een mesje, dat een puntje van het metalen mes in het kompas is blijven steken, waardoor het kompas de verkeerde koers aan gaf.

“Het is niet zo erg hoor, zo’n aanvaring. Daar leren we alleen maar van” relativeert Ricco dan de aanvaring met de rots en hij eindigt met: “ik hoop wel dat die rots niet te veel beschadigd is”.

Ricco is na het eten nog druk in de weer met siliconenspuit en elektrische schroefmachine. De vlaggenstok is naar beneden komen zetten en de navtex-antenne is omgeklapt. Dat moet meteen maar gerepareerd worden. De olielamp wordt als ankerlicht in de verstaging gehesen. Als dat gefikst is, probeert Ricco nog internetverbinding te krijgen, maar dat lukt niet. We zijn te ver van de bewoonde wereld. Dan maar op de digitale almanak kijken naar de routemogelijkheden voor morgen. We zien dat we een heel eind naar binnen kunnen varen naar de het gehucht Vic, vlak voorbij Grimstad. Dat lijkt me een mooie route. Zo hebben we een doel voor morgen. We willen een beetje op tijd vertrekken om ’s middags niet weer in die enorme stroming terecht te komen.

img_0566’s Avonds verschijnt de maan boven de baai. Ik probeer er een foto van te maken. Ik heb er niet veel fiducie in, want ik heb dat al zo vaak, zonder succes geprobeerd. Je kunt natuurlijk geen flits gebruiken. En een tijdopname op een boot, ook al lijkt hij nog zo stil te liggen, werkt gewoon nooit. Wonder boven wonder ben ik nu redelijk tevreden met het resultaat.

Ankerplaats nabij Lillesand. Zondag 25 juli 2010.

We ontbijten heerlijk in het zonnetje in de luwte van de baai. Wat is dit een prachtige plek. Rondom ons kleine eilandjes met rond afgeslepen rotsen. Eén van de eilanden doet denken aan een stapel zeerobben of olifanten. Het lijkt alsof een hele kudde dikhuiden besloten heeft hier massaal een dutje te komen doen. De lucht is blauw met de voor Scandinavische landen karakteristieke wolken, laag aan de lucht. Even overwegen we om hier nog een dag te blijven. Maar het anker lichten en verder gaan trekt nog net iets harder.

12.00 uur

Van ons plan om op tijd te vertrekken is niets terecht gekomen. Om 12.00 uur voegen we de daad dan uiteindelijk bij het woord en kiezen we het ruime sop. De wind is oost en we varen tegen de wind in een eindje het Skagerak op. Dan verleggen we onze koers naar een iets noordelijker koers, maar helaas is de koers die we willen varen nog niet te bezeilen. Ik moet me er maar bij neerleggen dat de motor voorlopig aan blijft. De temperatuur is zalig. Heerlijk warm, met voldoende wind, waardoor je niet meteen zit te puffen in de zon, maar er heerlijk van kunt genieten. We besluiten nog iets verder door te varen de zee op, zodat we zo meteen een bezeilbare koers kunnen varen.

We zien Lillesand nu liggen. Als je niet beter wist, zou je denken dat het dorp vrij aan de zee ligt. Er voor liggen echter talloze eilandjes, waar je tussen door moet manoeuvreren om vervolgens weer in het Blindleiafjord terecht te komen, waar het stadje aan is gelegen.

13.00 uur

img_0590Ricco besluit om toch voor de oorspronkelijke koers (met motor) te kiezen en niet verder de zee op te varen. Er staat zo veel stroom dat het niet zinvol lijkt om daar eerst tegen in te knokken, om vervolgens slechts een klein stukje te kunnen zeilen.

13.10 uur

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ricco heeft de zeilen gehesen en de motor uitgezet. Heerlijk, die rust, nu de motor niet meer raast. We varen maar heel langzaam (2,3 knopen) en worden door de stroom 40 graden weggezet, dus de vraag is wel hoe lang we dit vol houden. Maar vooralsnog zeilen we.

14.45 uur

Dachten we net nog dat we tegen de wind op moesten knokken, nu is de wind in de voor ons gunstige richting gedraaid, en we varen plat voor het lapje met de wind recht achter ons. Het gaat niet hard, met 2,5 tot 3 knopen per uur, maar we varen heerlijk rustig voorwaarts. Boven zee is de lucht stralend blauw, boven land pakken zich donkere wolken samen. Het is genieten van het prachtige uitzicht, nu we zo dicht langs de kust varen. De zon glinstert in het water. Even verderop slaan witte, schuimkoppende golven tegen de kleine rotseilandjes stuk. Langs de kust staan kleine poppenhuisjes op de rotsen tussen de dennenbomen.

15.40 uur

We varen weer naar binnen, laverend tussen de rotseilandjes voor de kust. We halen de boom uit de Genua en draaien de Genua in. Het grootzeil laten we nog staan. Het is hier weer heel precies navigeren. De diepteverschillen zijn enorm. We moesten net door een beboeid klein gaatje tussen twee ondieptes, waar geen twee schepen langs elkaar heen kunnen, met een diepte van 8 meter. Heel even daar voorbij is de diepte weer ruim 50 meter. Het is daar beneden net zo bergachtig als daarginder aan de wal.

img_0600

Daar drijft een rots in het water...

We naderen Grimstad, waar we een tussenstop willen maken. “Kijk, daar drijft een rots in het water” grapt Ricco. Er staat een op een oog lijkend navigatieteken op een klein rotseiland, waardoor deze aan de verschijning van een walvis doet denken. Vanaf het water oogt Grimstad als een idyllisch plaatsje, met haar witte huizen met rode daken tegen de berg gestapeld. Vlak voor het stadje strijken we het grootzeil en op de motor varen we de haven binnen. De havenmeester staat aan het begin van de steiger en wijst de binnenkomende boten een ligplaats toe. Ricco zegt hem dat we slechts een paar uur willen blijven. We krijgen een plek aangewezen naast twee andere zeilboten. We maken een praatje met de buren en dan lopen we het stadje in. Alles is dicht op deze zondag.

img_0603

De houten kerk van Grimstad

Zelfs de kerk. Volgens de toeristische informatie is deze kerk een van de grootste houten kerken van Noorwegen. Behalve dat de kerk mooi hoog gelegen is en deze plek je een goed uitzicht geeft op Grimstad en haar omgeving, maakt het gebouw zelf niet echt indruk. We dalen af naar het centrum dat op een aantal terrasjes na een doodse indruk maakt. Op het pleintje in het centrum zitten een paar jongeren, waar de verveling van afdruipt. img_0620Een paar meter verder zit een oud vrouwtje op haar rollator van het zonnetje te genieten. Kijkend naar de etalages waan je je in de vijftiger jaren, met een echte schoenmaker die meer doet dan schoenen oplappen, maar ook zelf nieuwe maakt. In etalages van kledingzaken jurken die volgens Ricco tot de categorie ‘soepjurken’ behoren. Opvallend aantal handwerkwinkels met afschuwelijk lelijke gehaakte jurken. Ricco verklaart dit als goed tijdverdrijf voor de lange Noorse winters. Die mooie Noorse truien zie ik nergens. De huizen zijn hier zo goed als allemaal van hout, opgetrokken uit wit geschilderde planken.

img_0624

... ziet Ricco een schoener liggen...

Terug in de haven zien we een schoener liggen en uiteraard kan Ricco het niet laten om zich aan deze tweemaster een poosje te vergapen. Terug op de boot gaan we eerst koken, eten en koffie drinken en om half acht varen we weer verder naar onze ankerplaats, een paar mijl verderop bij het plaatsje Vic. De avondzon schijnt haar licht op de oever aan stuurboord. Ik verbaas me over de wijze waarop de grote dennenbomen op de kale rotsen groeien. Aan het einde van het fjord gaan we ankeren. Ricco loopt naar voren om het anker te laten zakken. Hij geeft mij aanwijzingen voor de bediening van het roer. “Klapje achteruit” roept hij en ik haal de gashendel naar achteren. De boot zet zich langzaam achterwaarts in beweging. Het duurt even tot ik Ricco’s vuist omhoog zie steken. Zijn teken dat ik moet stoppen met gas geven. Ik zet de motor in zijn vrij. Dan komt Ricco teruglopen met een pijnlijke uitdrukking op zijn gezicht. Zij hand bloedt als een rund. “Klapje achteruit betekent heel even gas geven tot de boot achteruit gaat drijven en dan meteen in zijn vrij zetten” zegt hij. Door mijn actie , waarbij de boot achteruit bleek drijven, kon hij de ankerketting niet goed houden en daardoor is het vel van zijn hand open getrokken. Ik voel me schuldig, hoewel Ricco mij niets kwalijk lijkt te nemen. img_0638Als er een pleister op de wond is geplakt, stopt het bloeden. Ricco zet de motor nog even in zijn achteruit om het anker te testen. Het anker blijft keurig op haar plek liggen. We drinken onze aankomstborrel. Ondertussen bekijken we de kaarten om voor morgen een route uit te stippelen. We komen er op uit dat we naar Arendal gaan koersen. Een tochtje van zo’n 20 mijl, met een tussenstop op het eiland Merdø.

Als de zon al onder is lopen we een rondje over dek. Ik merk op dat we het boeitje van het anker nergens zien. “Misschien is het touwtje in de knoop geraakt, of te kort” zegt Ricco “Het boeitje wordt daardoor waarschijnlijk door het anker onder water getrokken”. Even later gaat Ricco de ankerlamp ophangen en dan hoor ik hem zeggen dat hij het boeitje achter het schip in het water zit liggen. Het is even stil en dan hoor ik:

‘Oh nee toch!

Hij zit toch niet in de schroef.

Ja, hij zit in de schroef….’.

Ik sprint naar de kuip waar Ricco verslagen naar het water staart. De pikhaak wordt er bij gepakt en het boeitje wordt uit het water gevist. Het touwtje aan het boeitje verdwijnt onder het schip en zit daar ergens muurvast. Ricco schuift de motorkap open om van binnenuit aan de schroef te draaien. Ik sta in de kuip en houd het touwtje aan het boeitje op spanning. Ricco draait de schroef handmatig rond en ik voel beweging in het touwtje. Bij elke draai van Ricco roep ik “Losser. Losser. Losser”. Een keer of zes en dan roep ik ‘vaster!’ Ricco stopt met draaien. Het is nu 100% zeker dat het touwtje vast zit in de schroef. We zetten het touwtje op de lier en draaien die aan, maar er is geen beweging in te krijgen. De vraag is nu: met hoeveel slagen zit het touwtje nog om de schroef? En is het touwtje ook nog steeds verbonden met het anker of is het aan die kant al geknapt? Probleem is dat we niet zonder meer de motor aan kunnen zetten. Het touwtje kan zich zodanig om de schroef hebben gewikkeld dat de schroef niet kan draaien en de motor met één klap af zal slaan. We besluiten om een en ander eerst eens rustig te overdenken en om morgenochtend de benodigde actie te ondernemen. Er zit waarschijnlijk niets anders op dan dat Ricco onder water duikt om te inspecteren hoe het er daar onder uit ziet en op grond daarvan een plan te maken. Als Ricco de motorkap dicht wil doen, valt me op dat er een plas water onder de motor ligt. Als ik Ricco vraag of dat normaal is, beaamt hij dat en zegt dat het juist goed is, als er een heel klein beetje water door de schroef drupt. Ik zie de druppeltjes vallen en bij elk druppeltje dat valt zet ik “drup, drup, drup”, ongeveer elke seconde één. Dat vindt ook Ricco veel te veel. Hij pakt zijn gereedschap om de moeren aan te draaien. Het druppen stopt. Als we in de kajuit aan ons glaasje wijn zitten opper ik dat we misschien morgen eerst het anker op moeten halen om te kijken hoeveel van het boeitouwtje nog aan het anker zit. Als blijkt dat het touwtje gebroken is en er nog meer dan tien meter los touw aan zit, zou dat ook nog in de schroef kunnen komen als we de motor starten.

We gaan nu eerst maar slapen, zodat we morgen bij daglicht en hopelijk een warm zonnetje actie kunnen ondernemen.

Ankerplaats bij Vic, even voorbij Grimstad. Maandag 26 juli 2010.

img_0647

De volgende stap is het inspecteren van de schroef

Ricco maakt me wakker. Het is nu windstil, dus een goed moment om het anker op te halen. We kunnen nu immers de motor niet aanzetten en zonder anker gaan we stuurloos drijven. Met weinig wind beperken we dat tot een minimum. Ik trek een vest over mijn pyjama en we lopen naar de punt van de boot. Ricco trekt de ankerketting naar binnen. Dan zie ik een hoop blubber naar boven komen in het heldere water. Ricco trekt uit alle macht, maar krijgt het anker niet verder omhoog. Het ligt vastgezogen in de blubber. Ricco staat op en wijst in het water; daar ligt het touwtje. Het is dus inderdaad afgebroken. Het touwtje is nog een meter of vijf lang, dus niet lang genoeg om in de schroef te komen. De volgende stap is om de schroef te inspecteren. Ricco trekt zijn wetsuit aan en zet de duikbril op. Hij maakt een touwtje aan de schaar en knoopt het andere einde van het touw om zijn pols. Hij klimt via de beugels van de windvaan naar beneden en laat zich in het water zakken. Hij neemt een flink hap lucht en verdwijnt onder het wateroppervlak.

Als hij weer boven komt zegt hij dat hij het touwtje niet helemaal tussen de schroef uit gaat frutten, maar zo dicht mogelijk bij de schroef af gaat knippen. Hij heeft gezien dat het lijntje keurig om de as van de schroef zit gewikkeld en niet om de schroefbladen zit verstrikt. Volgens Ricco kan dat verder geen kwaad. Ik houd het boeitje met het touwtje strak tot het lijntje omhoog schiet als Ricco, onder water, de schaar er in heeft gezet. Ricco komt helemaal verkleumd weer aan boord, de bikkel. Het water is koud en Ricco heeft weinig vet op de botten. Als Ricco zijn wetsuit uit heeft getrokken gaat hij met zijn handdoek de kajuit in. Ik blijf aan dek en dan zie ik dat we aan het afdrijven zijn. Ik roep naar Ricco en vertel hem dat het anker los is gekomen. Ricco komt direct weer naar buiten en haalt het anker op. Ik probeer met het roer de boot te sturen. Zo goed en zo kwaad als dat gaat, zonder dat we enige snelheid hebben. We starten de motor. Veel tijd om na te denken of dat wel goed zal gaan hebben we niet. De motor slaat aan en blijft probleemloos lopen. Ik zet de motor in de versnelling en geef gas. We zijn weer onderweg. We varen eerst terug naar Grimstad om boodschappen te doen. De twee boten waar we gisteren naast lagen, zien we de haven uitvaren. De open plek die ze in de haven achterlaten kunnen wij nu innemen. Het is maar een klein gaatje, waar de Pinta precies in past. Ricco gaat de boot er tussen in manoeuvreren. Dan zie ik dat er aan de kade geen kikkers zitten, waar je je lijn om heen kan lassoën, maar ringen waar je je touw doorheen moet halen. Ik geef de informatie door aan de schipper en ik krijg het commando om aan de buitenkant van de reling te gaan staan, zodat ik op het goede moment op de steiger kan stappen om de boot aan te lijnen. Ik stap in het midden van het schip over de reling heen. Ik klem mijn vuisten aan de relingdraad. Behalve mijn handen en de voorste helft van mijn voeten hangt mijn lijf nu buiten boord. Langzaam komt de kade dichterbij. Ik probeer in te schatten wat het juiste moment is om op de kade te stappen, maar ik ervaar de afstand tussen het schip en de kade als een gapend gat. De punt van de boot is al wel bijna bij de kade. Ik moet opschieten nu! Ik schuifel met een paar stappen richting de punt van het schip en waag de sprong. Nou ja, sprong, het is achteraf gezien gewoon een grote stap. Ik heb het allemaal veel groter gemaakt dan het is!

Grimstad is, nu de winkels open zijn en er een hoop mensen op de been zijn, een stuk levendiger dan gisteren. Ik loop maar zo een beetje rond, op goed geluk, in de hoop tegen een supermarkt aan te lopen. Als ik het opgeef en aan een voorbijganger de weg vraag, blijk ik er nog geen 10 meter vandaan te zijn. img_0661We eten van het verse brood en varen dan weer verder richting het eiland Merdø. Het is echt super zomers weer en heerlijk varen. Het enige storende zijn de motorboten. Ze maken allemaal een klere herrie en sommigen komen ze als een razende vlak langs varen, behalve gepaard gaande met een hoop herrie, zorgen hun hekgolven bij ons voor een hoop geschommel.

15.00 uur

img_0692

Overal prachtige uitzichten

Voor het eiland Merdø ankeren we. Ricco blaast de bijboot op en we (lees: Ricco) roeien naar het eiland. We bezoeken het plaatselijk museum en lopen een rondje eiland. Prachtige uitzichten vanaf alle kanten van het eiland.

17.00 uur

We besluiten om vannacht hier te blijven. Morgen trekken we wel weer verder. Ook hier weer een hele berg kwallen. De beestjes (dat zijn het toch?) bewegen zich prachtig door het water. Oranje paddestoelen, met daar overheen een sluier van wat op wit tule lijkt, van boven stervormig met afgeronde punten. De buitenkant van het lijfje beweegt zich naar boven en naar beneden. Het is niet duidelijk of ze hierdoor ook vooruit zwemmen, het lijkt eerder alsof ze alleen meegenomen worden door de stroom, ze drijven allemaal met dezelfde snelheid dezelfde kant op. Onderaan de paddestoel hangen lange witte draden waardoor ze als parachuutjes door het water glijden. Ik vind het zo fascinerend, dat ik er opnieuw tijden lang naar kijk.

19.30 uur

img_0715

Alweer een prachtige zonsondergang

De rust is wedergekeerd op Merdø. De boten met dagjesmensen zijn vertrokken. De laatste badgasten op het vanmiddag nog overvolle strand drogen zich af en trekken hun kleren aan. Nog maar drie boten, waaronder de Pinta, liggen voor anker voor het autoloze eiland. Verderop is nog wel de herrie van de motorboten te horen, die over het water spuiten. Maar voor het overige zijn er geen mensengeluiden meer, de vogels voeren met hun gefluit en geschreeuw weer de boventoon. Als de zon zich achter de wolken verstopt, is het ineens een stuk frisser, maar het is nog steeds heerlijk om aan dek te zitten en te genieten van het uizicht over het water.

Arendal, dinsdag 27 juli

img_0744Om 11.00 uur liggen we in de haven van Arendal, een half uur varen van Merdø. Met de pont kost de overtocht 150 kronen per persoon (voor een retourtje, dat wel); € 37,50 voor met z’n tweetjes. Opnieuw een bevestiging van Ricco’s slogan, dat zeilen een hele dure manier is om ergens goedkoop te komen. Arendal is een leuke stad. In het centrum is het gezellig druk, maar als je iets buiten het centrum de wegen neemt die omhoog voeren, is er geen kip meer te bekennen. We genieten van de verschillende mooie uitzichten over de stad. Als we terug richting de haven lopen, komen we langs de kade waar verschillende grote zeilschepen liggen. Eén ervan, het Russische zeilschip MIR, is open om te bezichtigen. Een enorme zeilboot met drie masten (twee van 49,5 meter en één van 46,5 meter). Totaal aan zeiloppervlak: 2771 m2. Dat is een half voetbalveld zeil of 85 x de hoeveelheid zeil die wij op de Pinta maximaal voeren. OLYMPUS DIGITAL CAMERADe hoeveelheid touw aan boord is enorm. Ik kan daar geen gegevens van vinden, maar het moet wel zo’n 100 kilometer zijn. Voor de boot die Ricco aan het bouwen is, is al 5 kilometer touw nodig voor 250 m2 zeil, maar dat is moeilijk te vergelijken, omdat die boot langs is getuigd, terwijl de MIR dwars getuigd is. Als we op het achterdek van de 110 meter lange schuit staan, zien we dat het Nederlandse zeilschip Morgenster, ook een grote driemaster schoener, uit gaat varen. Hij ligt aan lagerwal en moet met een rubberboot met buitenboordmotor geholpen worden om met de neus van de kade afgeduwd te worden. img_0755De rubberboot ligt met zijn neus tegen de bakboordskant van de boeg van de Morgenster en geeft vol gas vooruit, fungerend als een buitenboordboegschroef. Zo een enorm joekel van een schip dat niet weg kan zonder hulp van zo’n klein rubberbootje. Toch wel verbazingwekkend! De MIR, waarop wij ons bevinden, is een zeiltrainingschip voor cadetten van de Maritieme Academie van Rusland. We zien een stel cadetten aan boord zitten met op hun schoot allemaal een laptop. Een bevreemdend gezicht, omdat de boot zelf historisch aandoet. Dat is trouwens niet het geval, want de boot is in 1987 gebouwd.

We zien hier in de haven en in de omgeving zeilend, heel veel van die grote zeilschepen. In Kristiansand was vorige week de ‘tall ship race’ en de eerste week van augustus is het ‘Wooden Boat Festival’ in Risør. Vandaar waarschijnlijk dat er veel van die schepen in de buurt zijn. Ricco haalt hele dagen zijn hart op.

14.30 uur

img_0772We varen weer verder op weg naar een nieuwe plek. Het is het mooiste zeilweer dat je je kunt bedenken. Een stralend blauwe lucht, heerlijke temperatuur en wind met zowel voldoende sterkte als de goede richting. We varen halve wind door de Tromøy-Sundet; een brede rivier, zeeinham of fjord, dat is me niet helemaal duidelijk. Het eerste deel met veel industrie aan beide zijden van het water. We gaan een hoge brug over het water onderdoor. Hoog genoeg om er met onze 12 meter hoge mast onderdoor te kunnen varen, maar als je vlak bij komt begin je daar toch aan te twijfelen, omdat de hoogte van de brug op het oog heel moeilijk is in te schatten. Verderop is de omgeving weer prachtig. Als we bijna bij de zee zijn, gaan we bakboord uit, een zijrivier in, die ons naar een baaitje voert, dat we op de kaart gezien hebben. Daar willen we weer een tussenstop maken.

16.30 uur

img_0800Nou, het baaitje was geen succes. Van een tussenstop hebben dan ook maar afgezien en we hebben het ruime sop gekozen. Twee keer hebben we een poging gedaan om te ankeren. Bij de tweede poging leek het in eerste instantie goed te gaan, maar toen bleek dat ik de motor niet helemaal in z’n vrij had gezet en dat de motor nog een beetje in zijn achteruit stond te kachelen. We hebben het anker weer opgehaald en hebben rechtsomkeert gemaakt. Ik voelde me er knap onzeker door. Stom om niet goed te checken of de motor wel in zijn vrij stond! Ricco zegt dat dat niet het enige was. Volgens hem was het hele zachte blub, daar in die baai, zodat het anker sowieso niet goed gehouden zou hebben. Voor we het zeegat uitvaren zet Ricco eerst een rif in het grootzeil, want er staat een straffe wind. Veel golven en weer met van die woeste witte koppen er op. Met het rif in het grootzeil en de Genua half uitgerold halen we de 8 knopen net niet. Als onze koers verlegd moet worden en we voor de wind gaan varen, rol ik de Genua in. Die staat alleen maar te klapperen en ook alleen op het grootzeil varend hebben we nog steeds een voortgang van ruim 7 knopen. Voor ons zwelt de zee op als de golven op ons af komen rollen. De horizon verdwijnt even achter de golven. Dan worden we door dezelfde golf opgetild en zwiepen we de hoogte in, varen tegen de golf op om, boven gekomen, weer neergekwakt te worden, op het lager gelegen water.

img_0783

Rotsen als een olifantspoot

Ook achter ons zie ik het water zwellen. Het is alsof het schip een spel speelt met de golven. De golven proberen ons in te halen, maar als ze ons bijna bereikt hebben, vallen ze naar beneden. Telkens doen ze een nieuwe poging, maar ze kunnen het niet van ons winnen. Dat vinden ze niet leuk en dat laten ze weten ook, ze briesen en grommen alsof ze in de branding waterpolo spelen.

Om vanaf zee het Sandnesfjorden in te varen heeft Ricco vier waypoints ingesteld, zodat we veilig met een bocht, om de ondieptes heen, naar binnen kunnen varen. Eenmaal in de fjord zien we aan de stuurboordwal de rotsen die als olifantspoten in het water staan.

20.00 uur

img_0787

Een mooi ankerplekje gevonden!

Een mooi ankerplekje gevonden in een baaitje aan het Sandnesfjorden, een paar mijl vanaf Risør.

Baai in het Sandnesfjorden. Woensdag 28 juli 2010. 10.30 uur

We hebben lang geslapen en de andere boot die in dit baaitje lag is vertrokken. We hebben de baai, voor zolang het duurt, nu voor ons alleen. We besluiten hier nog een dag langer te blijven liggen.

16.00 uur

Mijn eerste boek is uit en ik mag nu van mijzelf aan het volgende beginnen; Scheepjournaal van Cees Nooteboom. De foto voor op het boek, genomen vanaf een boot met het gezicht op een baai waarin het schip ligt, toont een grote gelijkenis met het uitzicht dat wij vanaf onze Pinta genieten.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

haren wassen

Vanaf de eerste bladzijden word ik gegrepen door de verteltrant van Nooteboom. Om jaloers op te worden.

We hebben de baai bijna de hele dag voor onszelf gehouden. Slechts een half uur hebben we gezelschap gehad van een visser die vanuit zijn boot zijn hengel uitgooide.

Eén keer zag ik hem een vis uit het water ophalen. Het spartelende diertje werd voorzichtig van het haakje gehaald en weer terug in zijn natuurlijke omgeving gekieperd. Misschien was hij te klein, van de verkeerde soort of was de visser slechts een zogenaamde sport-visser, die zijn vangst niet op placht te eten? Nooit begrepen, dat sportvissen. Soms uren met je hengeltje in het water zitten en als je dan uiteindelijk beet hebt, wordt het beestje met een vleeswond in z’n bekkie weer teruggegooid. Wat is daar nou toch de lol van? Ik herinner me ineens het visspel waar ik vroeger zo trots op was. Een kartonnen vijver. Een plaat die je uit kon vouwen en op kon zetten tot een vierkante bak. Daarin legde je de visjes, ook van papier, met een stukje metaal eraan. Het was de kunst om met een stokje met een touwtje met onderaan een magneetje, de papieren visjes uit de vijver te vissen.

img_0797Behalve de wind en af en toe wat geklots van het water, een kwakende eend, schreeuwende meeuw of ondefinieerbare andere vogelgeluiden, hoor je hier niets. Als de boer die aan het baaitje woont even later besluit met zijn tractor en maaimachine het gras te gaan maaien, is dat niet eens storend. Het past in het idyllische plaatje. Ricco heeft ook de rust kunnen vinden en heeft een paar uur zitten lezen. Nu poetst en schrobt hij het dek. Een eervol werkje, want je kunt precies zien wat hij al heeft gedaan.

Net voorbij Risør, donderdag 29 juli 11.00 uur.

Om 09.00 uur vanochtend hebben we ons baaitje verlaten. Het miezert een klein beetje, het is bewolkt en een stuk kouder. We later Risør links liggen. We zijn van plan om Risør op de terugweg aan te doen, wanneer het ‘houten-boten-festival’ daar volgende week gevierd wordt. We varen richting het Skagerak. We varen nu nog rustig, halve wind. Zo meteen op zee moeten we aan de wind varen, dus ik ga nog maar even snel naar de wc. Als we zo meteen aan de wind zo schuin varen, en je moet eerst nog je zeilpak uittrekken voor je op de pot kun ploffen, is dat een heel gedoe.

img_0809

...gezien de grijze lucht voor ons...

De uitgang naar zee is een klein gaatje. We zeilen tussen twee boeien door waar slechts een paar meter ruimte tussen zit. Aan de buitenkant van de boeien is de ondiepte van de rotsen onder water. Een andere zeilboot, die wat harder gaat omdat hij de motor bij heeft staan, haalt het in zijn bolle hoofd om ons precies in dat nauwe gaatje in te halen. Het gaat allemaal net. Tussen de twee boten zit een armlengte ruimte. Ricco moppert op het asociale gedrag van de schipper.

Op zee varen we weer als een speer met 7 knopen aan de wind. Het gaat jammer genoeg wel steeds harder regenen en het lijkt, gezien de grijze lucht voor ons, nog wel even aan te houden.

Jomfruland. 14.45 uur

img_0810

Druilerig weer

Aangekomen bij het eiland Jomfruland gooien we het anker uit. Oorspronkelijk bedoeld als tussenstop om een wandeling te maken op het eiland, met kenmerkende vogelsoorten en fauna (althans dat vertelt de Capitool reisgids). Dit druilerige weer nodigt echter totaal niet uit om van boord te gaan. Sterker nog, ik voel de behoefte groeien om alle luiken dicht te gooien en lekker in een hoekje op de bank weg te kruipen met Cees Nooteboom.

16.00 uur

Cees Nooteboom schrijft veel over de geschiedenis van de landen waar hij door reist. Nu ik daar zo over nadenk, hebben we tot dusver nog weinig van de oude geschiedenis van Noorwegen gezien. Hier worden huizen uit de 19de eeuw in de reisgids historische gebouwen genoemd. Misschien omdat de gebouwen hier voornamelijk uit hout zijn opgetrokken en dus, zeker in vroeger tijden, gevoelig voor brand. Van voor de 19de eeuw is waarschijnlijk weinig overgebleven. In Kristiansand zagen we trouwens twee keer een recentelijk afgebrand huis staan, dus ook in deze tijd komt dat voor. Wel verwacht ik dat tegenwoordig, in tegenstelling tot vroeger, niet meteen een hele wijk of dorp plat brand. Ik ben benieuwd naar de echt oude geschiedenis, zoals bijvoorbeeld die van de tot de verbeelding sprekende Vikingen of Noormannen. Ik ga er naar op zoek in de reisgids.

Vikingboot

Ah, gevonden! Rond het Oslofjord liggen veel restanten uit de Noorse geschiedenis. De gids vermeldt verder wat genoegzaam bekend is, namelijk dat de Vikingen krijgshaftige zeevaarders waren die dood en verderf zaaiden in de kustgebieden van Noord Europa. Wat nieuw voor mij is, is hoe ver hun zeereizen reikten; in het westen tot Amerika en in het oosten tot de Kaspische zee. Maar ik lees ook dat de Vikingen (8ste tot de 11de eeuw) niet alleen barbaren waren. Ze waren slimme handelaren, uitstekende zeelui, vaklui en scheepsbouwers. Ze leefden in een open, voor die tijd democratische maatschappij. Ik kan me daar niet veel bij voorstellen. Vikingen en democratie. Het is blijkbaar maar net vanuit welk perspectief je het bekijkt. Om meer te weten te komen over de Noorse geschiedenis van de eerste nederzetting tot heden moeten we naar het Historisch Museum in Oslo. Maar we verwachten Oslo deze vakantie niet aan te zullen doen. Als ik de beschrijving lees van wat Oslo allemaal te bieden heeft, is deze stad een aparte vakantie waard. Ik ben er denk ik twee keer eerder geweest. Ik herinner me daarvan alleen het Vigelandpark, dat grote indruk op mij maakte en het Vikingskiphuset, waar drie goed bewaarde Vikingschepen zijn te bewonderen uit de 9de eeuw. Schepen zeiden mij in die tijd nog niet zo veel. Tot nog toe hebben we vooral veel van de natuur van Noorwegen genoten. Door het lezen van de reisgids word ik nieuwsgierig naar de cultuur van dit land. De expressionist Edvard Munch, de componist Edvard Krieg, de beeldhouwer Vigeland en Nobel, naar wie de prijs voor de vrede is genoemd, om maar een paar bekende Noren te noemen. Maar ook de schrijvers Heyerdahl ( De Con Tiki expeditie) Jostijn Gaarders (De wereld van Sophie) en Herbjørg Wassmo (Toratriologie) wekken mijn belangstelling. Hendrik Ibsen en Bjønstjerne (mooi naam) Bjørnson zijn toneelschrijvers over typisch Noorse onderwerpen. De naam Ibsen zijn we al eens ergens tegengekomen in de afgelopen week, maar ik kan niet terughalen waar. Over Bjørnson staat geschreven dat Noorwegen zich aan het begin van de vorige eeuw onder zijn leiding liet gelden bij vredesoperaties. In die periode (1901 om precies te zijn) kreeg het Noorse parlement (stortinget) de taak om de jaarlijkse Nobelprijs voor de vrede uit te reiken. Als je de geschiedenis van Noorwegen zo in grote stappen doorloopt, geeft dat hoop voor de toekomst. Van dood en verderf zaaiende barbaren heeft dit volk zich ontwikkeld naar een land dat zich wereldwijd inzet voor de vrede. Het vraagt wel enig geduld, het heeft allemaal wel wat tijd gekost.

22.30 uur

We zijn met onze boot lekker blijven liggen voor het eiland Jomfruland, zonder van boord te gaan. De regen spettert nog altijd door. De verwachting is dat dat morgen ook nog het geval zal zijn.

Jomfruland, vrijdag 30 juli

img_0804

Het ochtendlicht schijnt over het landschap

Ik heb het warm, gooi de dekens van me af. Ik heb dorst. Sta op om een glas water te drinken. Het is al licht, maar het voelt vroeg. Hoe laat is het eigenlijk? De mobiele telefoon ligt op de tafel in de kajuit. 05.00 uur. Het eindeloze tikken op het dek is opgehouden. Zou het inmiddels droog zijn? De boot ligt in elk geval niet meer zo te stampen als gisteravond toen ik ging slapen. Ik schuif het luik open en stap aan dek. Het ochtendlicht schijnt over het landschap, dat ook net de slaap uit de ogen wrijft. Een blauwe gloed reikt tot in de verten. Ik pak mijn fototoestel en maak een aantal foto’s. Dan begint het weer te miezeren, wat al snel overgaat in regen. Ik kruip mijn kooi weer in. Lekker onder het warme dekbed.

09.30 uur

We lichten het anker, dat zich diep heeft ingegraven in de modder voor Jomfruland. Ricco moet het anker met de hand uit de modder trekken en hij heeft daarmee zijn ochtendfittness meteen ook weer achter de rug. We varen naar Kragerø. Opnieuw tussen de honderden eilandjes door. De Kragerø Archipel. Het is nu droog en de hemel zit niet meer zo dicht, stukjes blauw proberen ruimte te veroveren. Als de zon onder zo’n klein stukje blauwe hemel onze boot beschijnt, schiet de temperatuur als een speer omhoog. Even later varen we weer in de schaduw van de wolken. Vest aan, vest uit, vest aan.

img_0813Van de eilandjes zijn er veel bewoond. Zelfs op de kleinste eilandjes staat een huisje. We naderen Kragerø. In de verte zien we het regenen; een grijze wolk met zijn voetjes op de vloer.

Kragerø. 13.00 uur

We lunchen in Kragerø op een terras aan het water, nadat we een tijdje in het stadje hebben rondgedwaald. De haven, waar een trap met oneindig veel treden ons naar boven voert. Het valt niet mee om de bijna 70 kg naar boven te sjouwen. Al halverwege ben ik het hijgend hert der jacht ontkomen (psalm 42, oude vertaling. Ik weet niet, waarom ik dat er altijd bij denk). We komen een klein parkje tegen met het borstbeeld van Anton M. Schweigaard. Nog niet kunnen ontdekken wie dat is en waarom aan hem de eer is gegeven om hier verbeeld te worden. We hebben hier geen internetverbinding, dus ik kan het ook niet even googelen. (Later thuis vind ik dat hij een in Kragerø geboren professor, jurist, economische hervormer en parlementariër was in de 19de eeuw.) Even verder komen we op het kerkplein, waar we niet één, maar maarliefst drie kerken gebroederlijk op een rijtje vinden. We gingen er van uit dat het centrum wel in de buurt zou liggen van deze hoog gelegen kerken, maar nee, het wereldse gebeuren is in het lager gelegen deel van het stadje te vinden. We lopen door de steile smalle straatjes. De huizen zijn op sommige plekken recht tegen de steile rotsen opgebouwd. Een gebouw van vijf verdiepingen staat er tegen, maar de rots reikt nog hoger.

Na de lunch, teruglopend richting haven, komen we langs een antiekwinkel die onze aandacht trekt.

img_0829img_0832img_0837img_0840

Een waar snuffelparadijs. Boegbeelden, harpoenen, koperen ankerlampen, kompassen, visnetten, enorme touwen, van die met touw omknoopte glazen bollen die je vroeger in je visnet op je slaapkamer hing. Servies, modelboten, timmergereedschap, meubels, opgezette beesten. En dan, in een kast met een glazen ruit er voor, een paspop met een naziduits uniform aan. Met zijn boekje (wat is het, een paspoort?) met hakenkruis erop in zijn hand. Wat doet dat hier? Wie koopt zoiets? In de kast, ter hoogte van de onderbenen van de soldaat, hangen krantenknipsels, ook hierop het hakenkruis prominent aanwezig. Misschien kunnen de knipsels nadere uitleg geven. Ik kan de Noorse teksten echter niet ontcijferen. Er blijkt daar achter nog een ruimte te zijn, en daarachter nog één en dan nog één en nog één. Allemaal volgestouwd met spullen. Helemaal achterin, als je denkt dat het einde nu echt is gekomen, ontdek ik een trap naar boven. Ik klim er op en kom uit op de zolder. Nog twee ruimtes. Niet zo volgepakt. Een ontdekkingsreis door een winkel, die tegelijk ook een museum is.

14.30 uur

We verlaten Kragarø en gaan op weg naar Stavern.img_0851 Aan de punt van één van de eilanden is een groot deel van de rotsen weggehakt om plaats te maken voor een aantal grote gebouwen. Daarvoor kleine huisjes. Het lijkt er op dat hier een resort wordt gebouwd. De nieuwe tijd valt ook hier blijkbaar niet weg te houden. Niet dat ik iets tegen nieuwbouw heb, hier en daar staan tegen de rotsen prachtige moderne huizen opgetrokken. Maar deze resort heeft een vreselijke uitstraling. De natuurlijke omgeving is kapot gemaakt, beter gezegd vernield, omwille van de commercie. Dan begint het weer te regenen. Het is inmiddels zo warm dat de spetters op blote armen en benen alleen maar een heerlijk verkoelende uitwerking hebben. Zo moet de moesson voelen.

img_0866We varen door een fjord naar zee. Het water tussen aan beide kanten steile rotswanden, op sommige plekken vaar je door een smalle kloof. Het is hier minstens zo mooi als in het Blindleiafjorden.

16.00 uur

We naderen de open zee en de zeilen gaan weer omhoog. Rotseilanden als oude verweerde afgeplatte witte kolossen, geklemd tussen het blauw van de lucht en het blauw van de zee. Ze lijken wit gekrijt als de zon haar licht er op laat schijnen. Onbeschrijflijk eigenlijk en ook op de foto onmogelijk vast te leggen.

Verwondering. Bewondering. Gewoon ondergaan.img_0889

Heel stil varen,

voor de wind.

licht klotsen.

‘t Geluid dat je armen maken

als je de schoolslag zwemt.

De bergen in de verte blauw.

vervloeien de zee met de lucht.

17.30 uur

We varen lange tijd dezelfde koers richting Stavern. Eerst krijgen we nog een behoorlijke bui. Dan is de zon weer helemaal terug. Ik lig op mijn rug, lekker lui te zijn. Ik voel me rijk. Het gevoel tot de jetset te behoren, maar dan zonder de poeha die daar meestal om heen hangt. Om 20.30 uur bereiken we Stavern en ankeren net buiten de haven.

Stavern. Zaterdag 31 juli 09.30 uur

Het is koud en de wind giert door de mast. Ricco leest hardop het Noorse weerbericht van de navtex voor. Het ziet er niet goed uit. Er komt storm op het Skagerak. Ik krijg zo het gevoel dat de komende tweede helft van de vakantie er wel eens heel anders kan uit kan gaan zien dan de voorbije eerste helft, waarin we voornamelijk prachtig weer hadden.

10.00 uur

“Klonk, klonk” klinkt het. We kijken elkaar vragend aan. Ricco staat op om in de kuip te gaan kijken. We drijven af! Ik schiet mijn kleren aan. Ricco start de motor. We halen het anker op en varen richting haven, nog geen 100 meter verderop. Ik hang de stootwillen vast op en leg de lijnen klaar, warmee we ons zo meteen aan de wal kunnen vastmaken. Er staat een stevige wind, ook binnen de haven. “Is daar achter een plekje?” vraagt Ricco. Ik kan hem hierbij niet behulpzaam zijn. Mijn contactlenzen liggen nog in het bewaardoosje op tafel. Die heb ik in de gauwigheid nog niet in kunnen doen. Met deze wind zijn niet alle plekjes even geschikt om aan te leggen. Met sommige benodigde manoeuvres is de kop van de boot onmogelijk door de wind te krijgen. De haven ligt bovendien aardig vol. Ricco ziet een geschikte plek, maar het lijkt er op dat dat een private plek is, gezien de stootwillen, lijnen en lege kratten die er op de steiger liggen. We besluiten de Pinta er toch maar neer te zeggen. We zien later wel verder. We worden door de wind richting de steiger geblazen. Als we eenmaal goed vast liggen spreekt een Fransman ons aan en vertelt dat we op de ligplek van het veerbootje liggen. Ricco heeft verderop nog één ander geschikt plekje gezien, maar dat is maar een klein gaatje. De vraag is of we daar net wel of juist net niet in passen. Terwijl we de strategie bespreken, ziet Ricco op een goede plek een boot vertrekken. We starten onmiddellijk de motor weer. De kunst is nu om hier, aan lager wal, weg te komen. We hangen wat extra stootwillen op bij de punt van de boot en Ricco zet de motor in zijn achteruit. We liggen nog met één lijn aan de wal, die ik langzaam laat slippen, tot we voldoende afstand van de steiger hebben. Dan haal ik de lijn binnen.

Aan de steiger waar we aan gaan leggen, komen we aan de hoge wal te liggen en we worden dus door de harde wind van de steiger afgeblazen. Ik ga alvast aan de buitenkant van de reling staan om op de steiger te kunnen stappen. We blijven echter te ver van de wal af, om de overstap te kunnen maken. Ricco stuurt een extra rondje en we doen een tweede poging. Dan zie ik dat op de steiger twee, naar later blijkt Hollandse, mannen ons te hulp willen schieten. Zij vangen onze lijntjes en trekken ons aan de wal. Nu liggen we stevig vast en veilig in de haven.

14.00 uur

Als we nu niet van boord gaan, doen we het helemaal niet meer. Het weer buiten nodigt er niet toe uit, maar ik weet dat ik er lamlendig en chagrijnig van wordt, als ik aan boord blijf hangen. We lopen eerst naar het havenkantoor, want we hebben ons nog niet aangemeld. We betalen één overnachting aan het meisje dat zowel de snackbar als het havenkantoor bestierd. Ze blijkt Nederlandse te zijn en zes jaar geleden naar Noorwegen te zijn verhuisd. Ze was toen negen jaar oud. “Mijn stiefvader is Noor” verklaart ze haar emigratie, samen met moeder en zusje. Haar moeder volgde haar Noorse liefde, concludeer ik, maar ik zeg dat niet hardop. Wel zeg ik: “Wat een verandering zal dat voor je geweest zijn!” “Nogal” reageert ze en ze vertelt over de strenge winters in Noorwegen, met de dikke pakken sneeuw. Dat is wel het laatste waar ik zelf aan gedacht had toen ik haar de vraag stelde, maar blijkbaar is dat het gene dat de meeste indruk op haar heeft gemaakt.

img_0914Onze volgende missie is het VVV-kantoor, dat zich blijkt te bevinden op het terrein van de voormalige scheepswerf van Stavern; “Fredriksvernverft”. Dit terrein is zo groot, veelzijdig en interessant dat we ons daar de rest van de middag ruimschoots vermaken. Musea, kunstateliers, tentoonstellingen. We starten met een aantal ateliers. De eerste van Jan Olav Forberg. Eén van zijn werken spreekt me aan. Gek eigenlijk, want ik kan het in eerste instantie niet verklaren. Geen bijzonder kleurgebruik of mij aansprekende stijl. Maar waar zit het hem dan in? Het thema ‘dromen’, de titel van het werk, wordt haast letterlijk voelbaar weergegeven. Twee kindjes, hand in hand, een paar vogeltjes, als bij elkaar gezochte en geplakte poëzieplaatjes, worden het schilderij ingetrokken, de schaduwfiguren op de achtergrond trekken zowel de kinderen als mij als een magneet aan. Je móet er wel naar toe.

We lopen het terrein van de eigenlijke voormalige werf op. De brug over, over wat ooit het droogdok was. Het volgende atelier toont werk van Per Hoel, met fluoriderend felle kleuren.img_0922 Voor één van de volgende deuren staat een groot bord. “If you have the soul of a sailor, go further”. Daar is geen ontkomen aan. Het blijkt het museum van de reddingsbrigade te zijn, maar het is meer dan dat. Vondsten uit wrakken. Een compleet servies, verpakt in stro in een houten kist. Geen bordje gebroken. Hoe lang heeft het zo op de bodem van de zee gelegen?

Herinneringen aan de Duitse bezetting in WO II. Scherven van een nazi-servies. Nooit geweten dat dat ooit bestaan heeft. img_0931Stukjes scherf met het merktekentje van de adelaar en het hakenkruis in blauw onder het glazuur op de achterkant van het voormalige bordje. Tussen een wirwar van ondefinieerbare spullen kijkt een opgezette zeehond mij hopeloos vragend aan. Alsof het beestje postuum bevrijd wil worden. Delen van scheepsinterieur, een miniatuur (nog wel 2 meter hoog) Vrijheidsbeeld. Een hoekje over de Kon Tiki, het balsahouten schip van Heyerdahl. Ergens in een hoekje een houten kist, met kruiken van onder andere Boomsma’s Berenburg. Even het gevoel van thuis. Iets van ons.

We drinken koffie en kijken uit op een boot, de Mariëlla, die Ricco inspiratie geeft voor een aantal details bij het bouwen van zijn eigen boot. Daarachter een rijtje kanonnen, waarover een legergroene foedraal is getrokken, waardoor ze meer aan fallussen dan aan kanonnen doen denken.

Een volgend museum, de geschiedenis van Stavern. Opvallend afwezig is informatie over de scheepswerf. Misschien omdat dit terrein al meer dan een eeuw andere functies heeft gehad, zoals dat van een militair opleidingsinstituut. Aandacht voor mensen die belangrijk zijn geweest voor Stavern of bekende Noren uit Stavern. Althans dat denk ik te kunnen ontcijferen uit de Noorse tekstbordjes, want ook hier is niets vertaald in een taal die ik meer machtig ben. Een foto van Sigurd Bodvar. Uitstraling van Annie MG Smidt. Van de tekst begrijp ik helemaal niets, maar het lijkt mooi te klinken. Ik maak er een foto van, zodat ik het thuis door de vertaalmachine kan halen om dan de tekst te kunnen begrijpen. Of misschien moet ik dat juist niet doen, om de ervaring van bewondering te laten zijn voor wat hij is. (Later vind ik via Google uit dat Bodvar inderdaad een dichter is. Maar het is geen zij, maar een hij. Als ik de foto dan nog eens bekijk, zie ik dat ook duidelijk dat er een man op de foto staat. De associatie met Annie MG heeft mij op een dwaalspoor gezet).

img_0968Als we buiten een sigaretje staan te roken stapt er op afstand een chic gezelschap uit een grote BMW. Het ziet er uit als koninklijk bezoek. Misschien slaat mijn fantasie op hol, maar voor de zekerheid gedraag ik me als paparazzi.

In een volgend gebouw weer een atelier en op de tweede verdieping een grote tentoonstelling over van Prefab (maar wel van de geavanceerde soort) gefabriceerde gebouwen. Ook een brug. Een horecacentrum op de Prekestøle, de 600 meter steile rots boven het Lysefjord in de buurt van Stavanger, waar ik bijna 30 jaar geleden al eens geweest ben. Toen nog afgelegen en moeilijk bereikbaar. Nu vercommercialiseerd.

img_0978Het meest indrukwekkende van alles komt aan het einde van deze middag. De fototentoonstelling ‘Silence’ van Charlotte Spetalen. Meisjes en vrouwen als nimfen, zeermeerminnen in het water. Zwart Wit. Alles klopt, de houding, de uitdrukking op de gezichten, het haar, de manier waarop de stof van de kleding om de lijven dwarrelt, de scherptediepte.

Als we teruglopen naar de haven komen we als afsluiter van de middag langs de sculptuur van Ragschild Helme-Kristianer; Skøtegutten. Schaatsenrijden.

23.00 uur

Ondertussen is het er in de haven allerminst rustiger op geworden. Wij liggen aan de binnenkant van de buitenste steiger van de haven. Vanmiddag lag de steiger ook aan de buitenkant nog helemaal vol. De golven komen recht van zee en die bateren de boten telkens opnieuw in de richting van de steiger. Het begon al met de lijn die één van de boten met zijn achterschip aan de ankerboei hield. img_0987Die knapte. We hoorden een hoop geroep en geschreeuw op de kade, van mensen die toestroomden om de bemanning van het schip te hulp te schieten.

Inmiddels zijn alle boten vertrokken. Voor de laatste moest vanavond de reddingsbrigade er aan te pas komen om hem uit zijn benarde positie weg te bevrijden. De reddingsboot nam het schip langszij en bracht het naar een veiliger plek in de haven. Wij liggen aan de binnenkant wat veiliger, maar de boel wordt nog steeds aardig door elkaar gerammeld. De golven slaan over de twee meter brede steiger heen en slaan dan stuk op onze Pinta.

De Pinta wordt door de golven en de wind weggeduwd, tot de lijntjes er voor zorgen dat verder duwen niet kan. Met een ruk wordt de Pinta tegengehouden. Dat rukken van de lijnen aan de boot; het is alsof de boot telkens moet kokhalzen. Ricco heeft de boel met nog twee extra lijnen vastgezet. Hopelijk is de wind wat gaan liggen als we morgen wakker worden.

De dag overdenkend zou ik in een plaats als deze langere tijd willen blijven, meer willen ontdekken achter de rijke geschiedenis, die dit plaatsje lijkt te hebben. Met mensen willen praten die daar meer over kunnen vertellen, waar ik als dagtoerist te beschroomd voor ben (en van dat laatste, daar baal ik van).

Zondag 1 augustus 2010. Stavern. 09.15 uur

De Pinta is gestopt met kokhalzen, heeft alleen nog de hik. Het mooie weer is teruggekeerd, de lucht is helemaal opgeklaard en opnieuw stralend blauw. Maar img_0998Ricco is het zat hier, wil hier weg, verder naar Larvik, drie mijl verderop, kijken of we daar een comfortabeler ligplaats kunnen vinden. Hopelijk hebben we daar internetverbinding, want die is er hier ook niet. Het Nederlandse meisje in het havenkantoor zegt dat de verbinding hier altijd slecht is en geeft ons het alternatief om met onze laptop onder de arm naar het benzinestation te gaan, aan de andere kant van het dorp. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik daar rustig kan zitten om al die dingen op te zoeken die ik wil weten. Wat is het Dreyfus-drama, waarin Johan Georg Sigholt, in de eerste helft van de 19e eeuw hier in Stavern gelegerd, als ik het goed heb begrepen een hoofdrol heeft gespeeld? Wat heeft Charlotte Spetalen verder nog voor werk gemaakt en was Sigrid Bodvar inderdaad een dichteres?

9.45 uur

Ricco is het gesjor aan zijn lijnen nu echt helemaal zat. Hij staat op en loopt naar buiten om alvast een aantal lijnen los te gooien. Ik ga me snel aankleden en alles zeevast zetten in de boot, zodat we zo los kunnen gooien.

11.00 uur

Ricco zegt zich opgelucht te voelen en dat is hem aan te zien ook. Hij wordt er een stuk vrolijker door. We varen de paar mijl naar Larvik alleen op de Genua en halen daarmee bijna de zes knopen. Er staat hier buiten ook nog aardig wat wind. De temperatuur laat voor zomerse begrippen nog een beetje te wensen over, maar de zon doet flink haar best. Larvik is zo te zien een echte stad.img_1001 De containeroverslag. Gestapelde gekleurde blokjes. Grote witte silo’s. Cilinders die keurig in het gelid staan. Daarnaast een eenzame brok rots, bijna zo hoog als de silo’s, die uit de lucht gevallen lijkt te zijn. Verderop het gekrioel van witte vlekjes, waarin gewoond wordt. Vooraan de statige koopmanshuizen, die je al van ver imponeren. Zijn dat het, koopmanshuizen? Ik meen het ergens gelezen te hebben. We sturen op een jachthaven aan die Ricco op de kaart heeft gezien. Als we naderbij komen blijkt dat het een privéhaven is en we rechtsomkeert moeten maken. Ricco geeft het roer aan mij over en gaat in de almanak kijken waar een haven is waar we kunnen liggen. Hij leest hardop voor uit de almanak dat als je niet om een speciale reden in Larvik hoeft te zijn je er vooral niet naar toe moet gaan en beter in Stavern kunt gaan liggen. Daar is Ricco het al bij voorbaat helemaal niet mee eens. Ik stuur op het stadje aan. Twee groene boeien moet ik aan stuurboord laten liggen. Er staat veel stroom en ik word richting de eerste groene boei weggezet door de stroming. Ik ben blij dat ik dit zie, opmerk en inmiddels weet op welke manier ik daarop moet anticiperen. Eerder kon ik door een dergelijke situatie nog wel eens aardig in paniek raken of, nog eerder, had ik het niet eens in de gaten.

12.00 uur. Larvik

We vinden een piepklein haventje zonder verdere faciliteiten. Een tweemasterjol staat op het punt te vertrekken en zo hebben we het geluk het enige vrije plaatsje te kunnen innemen. Ricco vindt weer en onbeveiligd netwerk en ik kan deel twee van mijn verhaal, dat al een tijdje klaar ligt voor verzending, de wijde wereld insturen.

14.00 uur

Larvik is zowel de geboorteplaats van Colin Archer (scheepsbouwer) als van Thor Heyerdahl (zoöloog en avonturier).

img_1068Als we op zoek gaan naar het museum over deze mannen, blijkt dat we er met onze boot op steenworp afstand vanaf liggen. We liggen in het haventje dat tot het gebied (Tollerodden) behoorde dat eigendom was van Colin Archer. Veel van zijn schepen zijn hier gebouwd. De benedenverdieping van het museum is ingericht rondom de reizen die Thor Hyerdahl maakt. Over zijn eerste reis, in 1947, met het balsahouten vlot Kon Tiki schreef hij een boek, ‘De Kon Tiki expeditie’, dat het populairste boek is in Noorwegen. Wereldwijd zijn er miljoen exemplaren van zijn boek, vertaald in bijna 70 talen, verkocht. Met de reis (in 101 dagen reisde men de 8000 kilometer van Peru naar Polynesië) wilde Heyerdahl bewijzen dat de inwoners van Zuid Amerika in het verre verleden in staat waren om Polynesië te bereiken. In 1970 ging Heyerdahl opnieuw op reis, dit keer met een papyrusboot (de RA II) over de Atlantische Oceaan van Marokko naar Barbados. Hij wilde bewijzen dat Amerika al veel eerder ontdekt was dan Columbus dat deed, namelijk door West Afrikaanse ontdekkingsreizigers. De derde reis die Heyerdahl maakte was met een rieten boot (de Tigris) over de Indische Oceaan.img_1009 Hij wilde aantonen dat het mogelijk is geweest dat de antieke beschavingen van de Indusvallei met Egypte contact onderhielden. De tentoonstelling is ruim en overzichtelijk opgezet. Schaalmodellen van de boten waarmee de expedities zijn uitgevoerd. Een grote kaart, die de reizen duidelijk in kaart brengt. Ik voeg daar mijn verwondering aan toe, dat men het aandurfde om op de gammele vlotten oceanen waagde over te steken. De bovenverdieping van het museum is gewijd aan Colin Archer, een generatie ouder dan Heyerdahl. Op 80 jarige leeftijd in 1921 overleden, toen Heyerdahl 7 jaar was. Voor we de trap op gaan voorspelt Ricco dat ik na het zien van de tentoonstelling de ontwerpen van Colin Archer altijd zal herkennen. ‘Double Enders’ of ‘Spitsgatters’ heten ze ook wel. Omdat ze aan de achterzijde geen spiegel hebben, maar een spitse kont. Archer is bekend geworden om de door hem ontworpen reddingsboten. Hij heeft er ruim 200 op zijn naam staan, deze autodidact.img_1024 De Archer-afdeling staat vol met talloze scheepsmodellen, beschermd in glazen vitrines, als aquaria. Maar niet volgepropt, maar keurig gerangschikt. Daar onder een model van het meest beroemde schip van de hand van Archer, de Fram, een statige driemaster, een schoener met zijn dikke buik en zijn spitse achterste, speciaal werd gemaakt voor Poolexpedities. Het schip is zo ontworpen dat het niet in het ijs vastvriest (en dus kapot vriest), maar door haar ronde vorm omhoog wordt gedrukt op het ijs. Er werden drie poolexpedities ondernomen met de Fram. De laatste naar de Zuidpool, waarbij expeditieleider Admunson de eerste was die de Zuidpool in 1911 bereikte. In die tijd heel belangrijk voor het nationale gevoel, de nationale trots van de Noren, in die tijd was Noorwegen pas net een onafhankelijke natie.

img_1022In het midden van de zaal een opzet van het interieur van een schip. Een grote tafel, met daar om heen tien stoelen. Hout, met groen lederen bekleding. Heel chic. Boven de tafel een grote koperen scheepsbel. Daarachter een schijnlicht; een koepel die boven de kajuit zit om daglicht binnen te laten. Aan de buitenkanten ervan banken, als kerkbanken, waar je op dek op kunt zitten. Achter het schijnlicht is de stuurinrichting geplaatst. Het roer (een stuurwiel, geen helmstok) en de kompaszuil. Een buste van Archer op leeftijd met zijn grote baard. Een klein beetje loensend staart hij in de verte. Wat gaat er in hem om, waar op de wereld is hij met zijn gedachten?

Als we uitgekeken zijn, gaan we door naar het Larvik museum Herregarden. Het kaartje dat we voor het scheepvaartmuseum hebben gekocht, is tevens toegang tot dit museum. En we hebben nog tijd. Het barokke gebouw is in 1677 gebouwd in opdracht van de vader van de eerste bewoner, Graaf Ulrik Frederik Gydeløve. Als we binnenkomen is de gids net met haar rondtoer begonnen. Maar geen nood, een andere dame, ik denk een vrijwilliger die normaal andere werkzaamheden verricht, is bereid om ons in het Engels rond te leiden. Tijdens de toer verontschuldigt ze zich minimaal tien keer dat haar Engels te wensen over laat en dat ze lang niet zo veel kan vertellen als de echte gids. img_1031Wij zitten daar allerminst mee. Haar Engels is uitstekend en we hebben liever een globale uitleg dan eentje met allerlei onzinnige details. De vrouw neemt ons mee de verschillende ruimtes door. De eerste zaal na de hal is de schrijverskamer. Hier konden mensen, indertijd veelal analfabeet, hun brieven en documenten laten schrijven. De meeste kamers zijn leeg op de grote zwarte gietijzeren kachels na. Elke ruimte heeft er een, op een enkele na, waarin een open haard aanwezig is. Alle ruimtes zijn versierd met gekleurde plafonds en soms ook de wanden, telkens weer andere patronen en vormen met veel vooral donkere kleuren. Het huis is speciaal gebouwd voor de graaf, een bastaardzoon van de Koning van Denemarken, onder wiens bewind Noorwegen destijds viel. De graaf was door zijn vader in Noorwegen gesitueerd om daar toezicht te houden en de belastingen te innen. Noorwegen was al vanaf 1380 geen onafhankelijke natie meer. De koning die toen stief, HÅkon VI, was getrouwd met een Deense prinses. Hun enige zoon was in 1375 koning van Denemarken geworden en erfde vijf jaar later ook de Noorse kroon. Er volgde en periode van 400 jaar Deens-Noorse Unie. Noorwegen werd als een provincie van Denemarken bestuurd. De kroonprins van Zweden sloot zich in het begin van de 19de eeuw aan bij de coalitie tegen Napoleon (Rusland, Groot Britannië, Oostenrijk en Pruisen) en wist hen er van te overtuigen dat hij Denemarken kon dwingen Noorwegen af te staan aan Zweden. En zo kwam het dat, nadat Napoleon in 1813 in Leipzig werd verslagen, bij het Verdrag van Kiel (1814) Noorwegen aan Zweden werd overgedragen. De Noren kwamen zo van de drup in de regen. Ze waren niet blij met deze overdracht. Pas in 1905 werd Noorwegen een onafhankelijke natie.

De verontwaardiging bij de gids, wanneer ze over de overheersing vertelt, is groot. Even groot als wanneer ze even later vertelt over het portret van een zwarte man, welke boven de deurpost van de grote balzaal hangt. De man was cadeau gedaan aan de graaf. “Niet voor te stellen! Een mens als koopwaar!” De man is later vrij gelaten en postbode in Kragerø geworden. img_1035De gids toont ons de kist met de drie sloten. Drie verschillende mannen bewaarden er ieder één sleutel van, zodat de kist alleen geopend kon worden wanneer alle drie de heren aanwezig waren. Staaltje preventie. De enige stoel die uit de beginperiode bewaard is gebleven met het embleem van de Graaf: de V ( de U – van Ulrik- werd destijds als V geschreven). img_1041

In de keuken krijgen we uitleg over verschillende keukengereedschappen. En een toelichting op een tafel die, heel ingenieus, veranderd in een stoel, wanneer je het tafelblad opklapt. De gids vertelt verder, over de graaf, over dat hij de kerk in Larvik liet bouwen, omdat hij in de kerk wilde trouwen en er in Larvik geen kerk was. Over de rijk versierde arrenslee, waarmee de graaf na zijn dood naar huis werd gebracht, waarna hij drie maanden boven de grond is blijven staan, omdat niemand wist waar ze met het lijk heen moesten.

img_1054Aan het einde van de rondleiding komen we in een kamer die totaal anders in ingericht. Niks Barok. Art Deco, begin 19de eeuw gok ik, maar ik weet het niet zeker; zoveel verstand heb ik er niet van. Strakke lijnen en sobere versieringen van het witte plafond en de witte lambrisering. Witte gladde plankenvloer. De muur blauw als de Noorse luchten bij mooi weer. Ook de (prachtige) meubels zijn strak vormgegeven. Ze heeft me meegenomen, deze gids, naar andere eeuwen. De sfeer van het huis met haar kasteelachtige uitstraling draagt daar ook aan bij.

img_1058Als we buiten zijn gaan we op het eerste bankje dat we tegenkomen zitten om een sigaret te roken. De auto’s die voorbij razen brengen me pardoes terug in het jaar 2010. Het is heel even wennen. We lopen richting centrum. Larvik is zo goed als uitgestorven. Het is zondag. Een lelijk pompeus plein, dat schijnbaar bedoeld is om te showen dat graniet in deze streek gewonnen wordt. Versieringen die aan grafstenen doen denken, maken het plein eerder doods dan levendig.

We lopen door de hoofdader van het centrum. Kiezen een zijstraat die er van een afstand gezellig uitziet, maar belanden dan aan de achterkant van het centrum. Overal parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen zijn schaars, net als in alle andere stadjes waar we tot nog toe waren. Overal betaald parkeren.img_1067 In de hoogte zie ik de klokkentoren. We klimmen er naar toe. Uitzicht op zee aan één kant, de richting waar de twee kanonnen die hier staan opgesteld heen wijzen, als twee priemende vingers. De andere drie zijden geven uitzicht op dezelfde achterkant waar we zojuist door heen gelopen zijn.

Dan weer terug naar de haven. De Pinta als enige van de zeilboten geen Colin Archer. De anderen allemaal spitsgatters. Ik herken ze nu inderdaad. Als we met de bemanning van één van die spitsgatters praten blijkt dat we in een privé-haven liggen. “Julie liggen op onze plek”. Maar het maakt niet uit, we mogen gerust blijven liggen. Larvik met zijn scheepsgeschiedenis heeft niet eens een gastenhaven. Een arme stad met een rijke historie.

Larvik. 2 augustus 2010. 11.00 uur

Ricco is Larvik in om boodschappen te halen en ik poog mijn haren te wassen in de kombuis. Een hele operatie. In de baai bij Risør kon ik me poedelen op het achterdek, met behulp van een putsemmer en zeewater. Ik zal het de mensen hier niet aandoen om me met mijn blote niksie op het achterdek uitgebreid te gaan wassen. Nu het toch binnen moet, gun ik mezelf de luxe van warm zoet water. Ik zet een ketel en een pan met water op, giet het kokende water in de gootsteen en pomp er koud water bij. Ik stop mijn hoofd er in en overgiet het deel dat niet nat wil worden met water uit de maatkan. Als ik schoon gepoedeld ben, was ik ook nog twee jurkjes. Op zo veel mooi weer had ik bij het inpakken van mijn tas niet gerekend. De truien en broeken, waarvan ik er wel stapels bij me heb, liggen nog keurig opgevouwen in mijn tas. Houden zo!

12.00 uur

img_1072We vertrekken om vandaag het meest oostelijke punt van onze reis te bereiken: Verdens Ende, wat vertaald zoiets betekent als ‘Het einde van de wereld’. Ik meen me te herinneren dat ik daar ruim 25 jaar gelden al eens geweest ben en dat het daar prachtig is. Aan het einde van de middag zal ik weten in hoeverre ik op mijn herinneringen kan vertrouwen en of het perspectief van in die dagen nog wel hetzelfde is, nu ik zeker twee keer zo oud ben als toen.

Opnieuw verbaas ik me over de enorme dieptes van de wateren die we bevaren. Net Larvik uit, nog in de Larvikfjord en redelijk dicht langs de kant, geeft de dieptemeter 75 meter aan. Even verder zeilen we langs een viskwekerij. In het water gemarkeerd met zwarte stootwillen die op een hoop lijken gegooid. Ze ogen als enorme cocons van buitenaardse wezen, die op het punt staan om open te barsten.

We zien Larvik achter ons liggen. Eén van de kranen van de containeroverslag lijkt van hieraf een grote windvaan die boven de stad uit torent. Hij zwaait ons gedag.

16.00 uur.

img_1113We zijn er al weer bijna! Het laatste stukje moeten we allebei ons hoofd er bij houden. Je moet hier weer oppassen voor venijnige rotsen, die zich net onder het wateroppervlak bevinden. Uiteindelijk gaat het heel soepel Het is druk in het kleine haventje, zo goed als vol. We kunnen de Pinta aan de kopse kant van de steiger vastleggen. Ondertussen heb ik al gezien dat Verdens Ende is zoals ik het me herinner.

Na onze aankomstborrel gaan we van boord en lopen over het bruggetje, naar het gebied met de gladde kale rondborstige rotsen. Prachtig is het hier! Nog mooier dan ik mij herinner. Het is een sensatie. Zo groots en wijds en veel. Die grote granieten rotsblokken, rondgeslepen. Hard en zacht tegelijk. Abstracte steenhouwkunst van de natuur.

Verdens Ende. 3 augustus 2010. 10.00 uur

img_1209Al een aantal keren is er niets terecht gekomen van het plan om een fikse wandeling te maken in de omgeving. Ik protesteer daarom heftig wanneer Ricco aan de hand van de weerberichten voorstelt om weer verder te trekken; in de namiddag wordt er veel wind verwacht. Ik breng daar tegenin dat we desnoods dan morgen vertrekken. Ik heb een onstuitbare behoefte om flink de benen te strekken.

Op de zeekaart van deze omgeving zijn de wandelpaden van dit eiland Tjøme aangegeven. Ricco prent de globale route in zijn hoofd en we gaan op weg. Een klein stukje over de verharde weg. Dan kiezen we het voetpad dat bestrooid is met een dikke laag klein gemalen graniet. De begroeiing is laag, hard en stekelig. De weersinvloeden verdragen hier geen loofhout, zeker geen hoge loofbegroeiing. Even verder is men gestopt met het verharden van het pad en lopen we over karrensporen. Weidepaden zonder weiden. Het is hier bezaaid met zomerhuisjes. Aan de rechterkant van het pad vermoeden we een mooi uitzicht over de fjord. Een bruggetje met daarvoor drie op de grond gekwakte kinderfietsen. We gaan het bruggetje over en klimmen naar boven, gaan op een rots zitten die ons een prachtig uitzicht verschaft. Ver beneden ons staat een huis. In de tuin de vermoedelijke eigenaren van de fietsen en hun moeder, in duster, die verstoord naar ons staart. Ik probeer haar blik te vermijden en doe alsof ik haar niet opmerk. Ze gaat naar binnen, misschien om moed te verzamelen, want even later verschijnt ze weer en roept iets voor ons onverstaanbaars. Ricco reageert met een Engelse zin en dan horen we haar schreeuwen dat we ons op ‘private property’ bevinden. Ricco zegt vriendelijk dat we alleen even een sigaret roken en even van haar prachtige uitzicht willen genieten. De slijmbal. Maar het werkt wel. img_1211De dame schenkt Ricco vanuit de verte gevleid haar glimlach. We krijgen toestemming om even te blijven zitten.

Even verder lijkt het pad dood te lopen in een tuin van een ander huis, hetgeen bevestigd wordt door de man die, met een mobiele telefoon aan zijn oor, over zijn grasveld ijsbeert. Ik heb 10 meter terug een rood geverfde stip op een boom zien staan en vermoed dat het openbare pad daar verder loopt. Dat blijkt te kloppen. We volgen de rode wegwijzers dwars door de rimboe. Ik waan me in het oerwoud. De kapmessen denk ik er in mijn fantasie bij. We lopen door een ravijn. Aan beide zijden twee muren van graniet, loodrecht opgetrokken.

Verderop komen we langs een scoutingachtige plek, compleet met tafels, bankjes, lampjes, barbecues, een complete bar, kruisboogschietschijven. Deze plek in het midden van nergens is compleet verlaten. Over het pad door het gebied zijn loopplanken aangelegd, alsof je midden in het bos over de steiger loopt. We klimmen één van de trappen op en komen op een nog veel mooier uitkijkpunt dan die boven de private tuin. Dan wordt de wereld weer steeds meer geciviliseerd en uiteindelijk komen we uit bij het dorpje Havna.

img_1232We drinken koffie op het terras van het hotel aan de haven. We zakken weg in de kussens van de loungebanken. Het is hier heerlijk, dus er volgt een tweede kop en, omdat we er dan nog steeds geen genoeg van kunnen krijgen, daarna een verrukkelijke lunch. Gewapend met een wandelkaart die Ricco bij de receptie van het hotel heeft gescoord, lopen we dan het dorp weer uit en vervolgen het wandelpad dat via de andere kant van het eiland terugkronkelt naar onze ligplaats. Wind en zee hebben hier, wat verder landinwaarts duidelijk minder invloed; loofbomen krijgen hier de kans groot te groeien. We lopen een schapenweide door. img_1236De schapen zijn duidelijk geen menselijke aanwezigheid gewend, ze draven er vandoor, blijven dan staan, kunnen hun nieuwsgierigheid niet bedwingen. Eén van de schapen is duidelijk het brutaalst en durft moedig en ferm op ons toe te stappen. Even lijkt het er op dat hij mij op zijn hoorns wil nemen, maar op het laatste moment houdt hij zijn pas in. Een rotsig pad voert ons naar boven en al gauw torenen we boven het Skagerak uit. Behalve een paar doorwinterde planten zijn de rotsen hier kaal. We lopen een heel eind over de rotsvlakten. Verwonderen ons over de patronen die in de stenen zijn gesleten. Graniet, met daartussen brede banen leisteen, hier en daar verder uitgesleten dan het graniet. Zo lijken kloven te ontstaan. Hier rondlopend, krijg je de behoefte om geologie te gaan studeren. Even verder pikken we het pad weer op en ineens zijn we al weer terug op de plek waar we onze wandeling begonnen. We lopen nog even naar het oude vuurtorentje dat, met haar draaiende vuurkorf, op het meest zuidelijke puntje van het eiland, boven Verdens Ende uitkijkt.img_1284

18.00 uur

We besluiten om hier nog een nacht te blijven en morgen een start te maken met onze terugreis, waar we nog zo’n anderhalve week over kunnen doen.

Verdens Ende. Woensdag 4 augustus 2010. 04.00 uur

Al uren heb ik liggen draaien in de kooi. Figuurlijk dan, want voor letterlijk draaien is geen ruimte met een man van bijna twee meter naast je. De hele afgelopen avond heb ik fanatiek zitten typen achter mijn laptop, tot Ricco mij weer tot het hier en nu terugriep. Nu spoken allerlei, overigens onschuldige, gedachten door mijn hoofd, waardoor ik de slaap niet kan vatten. Ik sta op, schuif het luik open en stap aan dek. Een rilling gaat door me heen. Het is koud. img_1196De ochtend begint al te gloren. Er heerst een nachtelijke stilte in het haventje. Het groene licht bij de havendoorgang knippert vertrouwenwekkend rustig. Aan. Uit. Aan. Uit. In de verte flitst het licht van de vuurtoren. Het water ligt er bij als een cellulitishuid. Vlak met putjes. Maar daar buiten, achter die rotsen waar wij achter verschuilt liggen, gaat het flink te keer. Ik hoor de golven woest bulderen, voor zeop de rotsen slaan. Onwerkelijk. Wat je ziet klopt niet met wat je hoort. Een vissersboot start zijn motor en vertrekt naar de woelige zee. De kou drijft me de kajuit weer in. Ik pak een deken en ga op de bank liggen. En dan krijgt de slaap me uiteindelijk toch nog te pakken.

11.30 uur

We varen weer. Verlaten Verdens Ende. Een beetje met pijn in mijn hart. Het einde van de wereld is paradijselijk. Er staat niet veel wind, maar wel een behoorlijke deining. Gevolg van de nachtelijke wind die over het Skagerak geblazen heeft. Als ik het grootzeil heb gehesen, ga ik op de bijboot liggen, die op zijn kop tussen de mast en de achterste stag van de fok ligt vastgesnoerd. Je kijkt zo net over de punt van de boot, onder de preekstoel door. Heerlijke deining, alsof je op een opblaasbaar matras over de golven vliegt. We realiseren ons dat we van plan waren de Genua te verwisselen voor de kleinere fok. “Maar goed” zegt Ricco “nu er zo weinig wind blijkt te staan.

13.00 uur

img_1312We varen aan de wind, zo hoog mogelijk, maar de koers die we willen varen halen we niet. Voor de ingang van de Larvikfjord maken we daarom een slag naar buiten. Een paar mijl verderop maken we weer een slag naar binnen. De wind neemt heel langzaam steeds meer toe. Ik merk nu de gevolgen van een te korte nachtrust. Handelingen die normaal gesproken als vanzelfsprekend gaan, daar moet ik nu bij nadenken. Zo maak ik bijna de grootschoot los, als we met de Genua overstag moeten. Ik merk het nog net op tijd.

14.30 uur

KLANG!

Wat is dit? Schampen we een rots? Ik kijk Ricco vragend aan. “De Genua is gescheurd!”. De flarden van het zeil hangen zielig naar beneden en flapperen in de wind. We rollen de Genua snel in, om verdere schade te voorkomen en rollen de stormfok op de tweede stag uit. Ricco is in mineur. Verwijt zichzelf dat hij niet naar zijn intuïtie heeft geluisterd of gereageerd heeft op de toenemende wind. De Genua is heel geschikt voor windkracht 2 of 3, maar de lichte grote fok kan windkracht 4 of hoger eigenlijk niet aan. We proberen zo hoog mogelijk te varen en aan de hand van deze koers bepaal Ricco wat onze bestemming zal zijn. Als Ricco op de kaart kijkt blijkt dat we met deze koers in Nevlungshavn terecht komen en dat is nu onze nieuwe bestemming.

Het is inmiddels een stuk kouder geworden en ik ben moe. Ik ga met mijn boek (mijn derde al deze vakantie!) in de kajuit liggen. Het duurt maar even en dan weigeren mijn ogen nog langer open te blijven.

Nevlungshavn. 16.30 uur

img_1307Ik word wakker van het ratelen dat het oprollen van de fok veroorzaakt. Dan wordt de motor gestart. Alles in mij verzet zich tegen het wakker worden, op te staan, lijntjes uit te leggen, stootwillen op te hangen. Dan roept Ricco. Er is geen ontkomen meer aan. Ik moet echt opstaan.

Voor Nevlungshavn liggen een aantal ankerboeien. Ik stuur op één ervan aan en Ricco ligt plat op zijn buik op de voorpunt met het lijntje in zijn hand, klaar om hem door de ring van de ankerboei te halen. Ik stuur recht op de oranje bal af. Als de bal vlak voor de punt van de boot lijkt te liggen, zet ik de motor in zijn vrij, zodat we bij de ankerboei precies stil liggen. “Nog vijf meter” roept Ricco. Ik zet de motor weer in zijn vooruit. Ik zie nu de ankerboei niet meer. Heb daarom geen idee meer in welke richting ik moet sturen. Ricco wijst naar bakboord. Ik zet de motor opnieuw in zijn vrij en duw de helstok helemaal naar rechts. “Klein klapje erbij” Ik geef een dot gas en neem het daarna direct weer terug. Ik zie Ricco over de punt heen hangen. Zijn hoofd verschijnt weer. “Ik heb hem!”. We halen meteen de Genua naar beneden. Een naad is over een flink stuk losgescheurd. Maar omdat de scheur een losgeraakte naad blijkt te zijn, ziet het er aardig reparabel uit. We zetten meteen de fok op de voorstag.

Na het eten lees ik nog een stukje verder in het boek van Oliver Sacks, ‘een antropoloog op mars’. Maar hoe interessant ook, mijn ogen willen niet meer kijken. Mijn hoofd niet meer denken. Voor 22.00 uur lig ik in de kooi en val bijna direct in slaap.

Nevlungshavn. Donderdag 5 augustus 09.00 uur.

We zijn al weer onderweg. Nadat we eerst water hebben geladen in het haventje van Nevlungshavn en Ricco een rif in het grootzeil heeft gezet. Tot acht uur heb ik geslapen; een hele ruk. Ik ben weer heerlijk uitgerust.

Het is donker weer. img_1312Dreigende regenwolken boven ons hoofd. Af en toe valt er een spat uit, maar dan mag je geen regen noemen. De golven zijn aardig vlak, maar er staat wel weer een behoorlijke deining. Heerlijk! Kriebels in de buik, zoals in een snelle lift of in een achtbaan. Daar kan geen kermisattractie tegenop.

Als je vlak onder de kust vaart, kom je heel wat zeilboten tegen. Hier, wat verder de zee op, ben je op een enkele vissersboot na, alleen met de golven die zacht langs het schip suizen. Golven tot aan de horizon. Bergen in verschillende schakeringen grijs en blauw. De kleur die je 360 graden om je heen ziet. Water, land, lucht.

11.30 uur

Het eerste stukje blauwe lucht verschijnt in de voor het overige grijze wolkenlucht. Is dit het eerste teken van een dag die toch nog zomers wordt, in tegenstelling tot wat vanochtend te verwachten was?

‘We hebben geen diepte meer” zegt Ricco. Ik kijk naar de dieptemeter die twee horizontale streepjes aangeeft. Hoe vaak Ricco dit grapje al heeft gemaakt, toch gaat er telkens even een siddering door me heen. Als het zo diep is dat de dieptemeter het niet meer kan meten, bij meer dan 100 meter diepte, stopt hij met het aangeven ervan. Even later: “ja, we hebben weer diepte. … 86 meter”. Een paar mijl verderop: “Nou, het wordt hier knap ondiep.” Ik schrik. “58 meter.” Opnieuw ben ik er in getrapt.

We varen nu langs de zeekant van Jomfruland, waar we op de heenweg aan de andere kant voor anker lagen en waar we vanwege de regen niet aan de wal zijn geweest, terwijl we van plan waren daar een wandeling te maken. In de reisgids heb ik gelezen dat het eiland bekend staat om zijn bijzondere flora en fauna. We zien nu ook de twee vuurtorens die in de gids staan beschreven. De oude toren uit 1836 en de nieuwe , die in 1936 is gebouwd. Raar feitje dat ik heb onthouden. In de verte zien we nu ook Kragerø liggen. Witte spikkels tot bovenaan de helling, tussen de donkergroene heuvels ingeklemd.

13.30 uur

We duiken weer achter de eilandjes, door het kleine gaatje, waar op de heenweg die motorboot zich langs ons heen wurmde.

Het is hier net een doolhof tussen al die eilanden. Zonder kaart heb je geen flauw idee waar je langs moet en vooral kan gaan. Links en rechts allemaal afslagen, die op het oog bevaarbaar lijken, nieuwsgierig maken naar wat daar achter is. Een baai, een doorgang of alleen maar de mogelijkheid of onmogelijkheid om rond het daar liggende eiland te varen? Voor ons een driesprong. Het zou een gok zijn de goede weg te kiezen. Dan doemt al snel onze eindbestemming, Risør voor ons op. Het is hier nog heel rustig, maar in de haven verwachten we een drukte van belang, nu daar vandaag het ‘Trebøt (houten boten) festival’ is begonnen. Het is de vraag of we een plekje in de haven kunnen bemachtigen.

img_1329De dieptemeter geeft nu ineens wel aan hoe diep het water onder ons is, terwijl het meer dan 100 meter diep is. Misschien omdat er hier minder golfslag is. 168 meter diepte! Onvoorstelbaar in wat we ervaren als binnenwater. Met de haven in zicht worden we met kanonschoten verwelkomd. Doffe droge dreunen, geluid dat zich ver over het water verspreidt. Hoe dichter we naderen, hoe oorverdovender. Dan zien we ook de rookpluim die de schoten veroorzaken en de krioelende kleine poppetjes er om heen.

14.30 uur

We leggen aan aan een Hollandse zeilboot, die als tweede schip aan de steiger ligt. Niemand aan boord zo te zien. Als we net aangelijnd zijn, verschijnt er een man op de steiger. “We are leaving in 15 minutes”. Ik antwoord hem in het Nederlands. “Ah, ja, jullie zijn ook Hollanders”.

img_1332Het is inderdaad een drukte van belang in de haven. Meer komen dan gaan. De een na de andere houten boot komt binnen. Ranke houten boten, allemaal piek fijn in orde, als nieuw, hoewel soms al bijna 100 jaar oud. Een Vikingschip, ik denk een replica. Dan opnieuw een serie kanonschoten. KLABANG. Ik krimp ineen van de harde knal. Buig mijn hoofd naar voren, als om me te beschermen. De hele haven in de mist van de kruitdampen. De zon is eveneens wakker geschrokken door de knal. Zij schijnt volop en plotseling zijn alle wolken verdwenen en de lucht weer stralend blauw.

Een rieten zeilboot komt voorbij. Zeilend met een rieten zeil. Een replica van Heyerdahls boot?

Een boot met vrolijke muzikanten, waarop lichtkogels de lucht in worden geschoten. Een oud militair fregat.

img_1373De eerste live-muziektonen klinken vanaf de wal. Tijd om het stadje in te gaan en te ontdekken wat het ons te bieden heeft. Een mannenkoor zingt volksmuziek. Ik word er door gegrepen. Weemoedig en vrolijk tegelijk. Hartstochtelijk. Kriebels in mijn buik. Ricco kijkt ondertussen zijn ogen uit. Zo veel houten boten. We zien ook de Colin Archer boten hier, inclusief hun schippers, met wie we in het haventje van Larvik lagen. Een festival met alles er op en er aan. Touwslagers, iemand die garen spint van hondenhaar, allerhande meubels (kasten, tafels spiegels) in de vorm van bootjes, tuinmeubels, een smid, allerlei verschillende houten botenbouwers, het plaatselijk shantikoor.

img_1355Een sigaretje roken op een dikke geschilde boomstam, 20 meter lang, doorsnee 70 cm. Waarom ligt die hier, wat gaan ze daarmee doen? Ricco weet het antwoord: er een mast van maken. Even verder klinkt de blues. Rygh Lyd. Drie muzikanten die er heel blues uitzien. Vijftigers, net geen lang haar, opkomende buikjes. Op een podiumpje van pallets met en partytent erover heen. Aan de overkant van de weg de PE. Een heel kleintje, bemant door twee mannen, die samen niet achter het paneel met de schuifknoppen passen. Zingen, spelen uit de toppen van hun tenen. Het maakt schijnbaar niet uit, dat iedereen voorbij loopt. img_1358De mannen maken hun muziek en hebben daar genoeg aan. Als het nummer is afgelopen klinkt vanaf het terras verderop toch nog applaus. Ricco duikt de boekwinkel in, ik zet me op het stoepje en geniet. Hier word ik vrolijk van.

Voor we teruggaan naar de boot, lopen we nog even de pier op. Niets te doen daar. Geen kip te bekennen. Dooie pier.

19.00 uur

Oorspronkelijk plan was om vanavond weer naar het festivalterrein te gaan met de verschillende livebands. Maar het gaat steeds harder regenen en we kiezen er voor om de avond gezellig in de kajuit door te brengen.

Risør. Vrijdag 6 augustus 2010. 11.00 uur

img_1389Vandaag kom ik maar langzaam op gang. Het is al bijna 11.00 uur als ik ga douchen. Er is aan dek al weer van alles te zien. De regatta, zeilrace, voor oude houten zeilschuiten is gestart, vlak voor onze neus, waar ook één van de boeien zich bevind, waar ze bij elke ronde om heen moeten varen. Ze komen recht op de haven afvaren en gaan dan op het laatste moment overstag. Het replica-vikingschip gaat met passagiers het water op en vaart rondjes voor de haven. De passagiers, meest kinderen, worden aan de riemen gezet en ze roeien zich een breuk op het ritmische schreeuwen van één van de pseudo-vikingen. Hey! Hey! Hey! Af en toe slaat hij dreigend met de zweep op het dek. img_1409Er gaat een siddering over het dek. Ondertussen staat de motor van de schuit gewoon te loeien, maar de roeiers zijn zo geconcentreerd en onder de indruk van hun voorman bezig, dat ze niet in de gaten hebben dat de motor de boot gewoon achteruit vaart, hoe hard de roeiers met hun riemen hun best doen het vaartuig vooruit te laten komen. Ricco gaat het festivalterrein op en ik blijf lekker alleen aan dek.

15.00 uur

Ricco is weer terug en nadat hij de makelaar in Nederland terug heeft gebeld over een bezichtiging van zijn huis aan de Haalmansweg, gaan we samen de stad in. We doen eerst boodschappen, want onze voorraad is aardig geslonken. Dan doen we nog een img_1429rondje festivalterrein en lopen het stadje uit, via de weg omhoog. Heel stijl gaat het. Binnen de kortste keren zijn we boven. We werpen nog een blik over de stad, waarvandaan de muziekflarden omhoog dwarrelen, dan lopen we het bospad op. De wind suist door de bladeren van de berkenbomen en imiteren de zee. We gaan een spelonk binnen. Aardedonker aanvankelijk. Ik gebruik de flitser van mijn camera voor een beetje licht. Met dat beetje licht durf ik pas naar binnen te stappen. Langzaam wennen mijn ogen aan het gebrek aan licht. Ik kan nu de contouren van de grot onderscheiden. Een enkele ruimte, meer dan mans hoog, een paar meter doorsnede. We lopen verder. Klein Zwitserland in Luxemburg lijkt het hier, waar ik het vroeger als kind zo prachtig vond. Wat is dat toch dat je op nieuwe plekken steeds de overeenkomst met plekken waar je al wel bekend mee bent zoekt. Of is het puur associatie?

De weg gaat weer heel steil naar beneden en we komen aan de andere kant van Risør weer terug in het dorp. We lopen nu door de straatjes, die niet tot het festivalterrein behoren. Rust heerst hier in de straatjes met een verscheidenheid aan witte houten huizen. img_1451Vlak bij de haven hoor ik de tonen van Pink Floyd’s ‘Comfertably numb’. Op het terras bij het hotel speelt een bandje. Heel jonge gastjes. Een jaar of 15, 16. We zetten ons op het terras en bestellen een biertje. De jongens, goede muzikanten, maar groen als gras, verlegen, als je ze zo ziet staan. Durven hun publiek nauwelijks aan te kijken. Ze hebben geprobeerd hun show compleet te maken met ‘sterretjes’. Koud vuurwerk. Van die stokjes die kinderen als vuurwerk zelf in hun handen mogen vasthouden. Eerst steekt de gitarist een aangestoken exemplaar op de hals van zijn gitaar. Heel schattig. De toetsenist heeft er één aangestoken en houdt hem in zijn hand, maar weet dan niet waar hij er mee heen moet. Dan houdt hij hem maar vast. Draait er kleine rondjes mee, maar het bijbehorende effect is er bij daglicht niet. Dan laat hij het stokje tot overmaat van ramp achter z’n keyboard vallen. Een meneer uit het publiek redt hem uit de penibele situatie. Verbazing dat ze het aangedurfd hebben, om daar te gaan staan. Maar dat is nu precies waar ik zo van geniet. Talentvolle jonge mensen, die zich over hun gêne heen zetten en daar, ondanks hun onzekerheid, toch maar gaan staan.

20.30 uur

img_1384We zitten op onze boot eerste rang voor de live-band die nu aan het einde van de steiger speelt. Wel met hun rug naar ons toe helaas, maar de muziek laat zich daar niet door weerhouden. We maken al weer plannen om verder te trekken. We moeten zo langzamerhand over de terugreis gaan nadenken. Als we er net zo snel over doen als op de heenweg, hoeven we Noorwegen pas woensdag te verlaten, maar daar kunnen we niet op gokken. Is één dag eerder vertrekken voor de zekerheid voldoende? De weerkaarten voorspellen voor de komende week veel zuidenwind en dat is geenszins gunstig als we naar Nederland terug willen varen. Kunnen we dan beter zorgen dat we wat westerlijker komen? Of is het slimmer om juist zo oost mogelijk te blijven? Als we de weerkaarten bekijken, dan is de wind de ene keer zuid, dan weer een poosje zuid-oost en dan weer zuid-west. Moeilijk een plan op te maken dus. Morgen gaan we in elk geval eerst naar Lingør, slechts een mijl of 4 verderop, het Venetië van het Noorden.

Nog een week, dan zijn we al weer bijna thuis. Maar ik wil nog helemaal niet met thuis bezig zijn. De komende week elke dag van alles wat we nog mee gaan maken genieten, zonder het idee te hebben dat we met terugreizen bezig zijn. Een mooie missie!

22.00 uur.

Onze buren, een uit Duitsland geïmmigreerde Noor met zijn vier Duitse gasten, nodigen ons uit om een biertje te komen drinken. We krijgen een aantal leuke suggesties om de komende dagen te bezoeken en leren het Noorse gezegde: ‘We kennen hier geen slecht weer, we kennen hooguit slechte kleding’.

We vertellen over ons avontuur in het BlindLeiafjorden, toen de Pinta de rotsen kuste. Daarop vertelt de Noors-Duitse schipper over zijn eerste kennismaking met dit Noorse fenomeen. Daarbij valt onze ervaring in het niet. Waar wij voorzichtig 2,5 knoop voeren, knalde deze schipper met 6 knopen per uur op een rots, waardoor hij zelf vanuit de kuip door het luik in de kajuit werd gelanceerd. Om 00.00 uur zijn we weer aan boord van de Pinta en om 01.00 uur liggen we op één oor in de kooi.

Risør. Zaterdag 7 augustus 2010. 09.00 uur

img_1463Stipt volgens de geplande tijd, voor het eerst deze vakantie, vertrekken we uit Risør. We liggen in de haven als middelste van vijf boten ingeklemd tussen aan beide zijden twee Noorse boten. Daar moeten we tussen uitpiepen, dus ook op de andere boten zijn alle hens aan dek, zodat boot 4 en 5 zich na ons vertrek weer kunnen vastmaken aan boot 1 en 2.

Om 09.10 uur liggen we al weer onder zeil. Weg uit de drukte. We zoeken de rust, die ook de talloze vogels op de kale eilandjes gevonden lijken te hebben. Er is meer wind dan we gevreesd hadden. Geen bijna windstilte, maar een heerlijk windje waar we ruim 5 knopen per uur mee vooruit komen. Even later staat onze koers geen halve wind meer toe. img_1477Voor de wind wordt onze snelheid gehalveerd. Maar dat is geen straf langs deze kust. Lyngør, onze tussenstop voor vandaag, is al in zicht. Het dorpje c.q. eilandje dat volgens de reisgids bekend staat als ‘het Venetië van het Noorden’.

13.30 uur

Alhoewel ik nog nooit in Venetië ben geweest, kan ik met zekerheid stellen, dat elke gelijkenis tussen Lyngör en Venetië krom gaat. Geen San Marcosplein, geen waterstraatjes, geen gondels. Zelfs geen punters. Des al niet te min is Lyngör wat natuur betreft een prachtig eiland. img_1483We volgen de route met de blauwe stippen en bewonderen het afwisselende natuurschoon. Een bospad dat heel ongelijk is door de bovengrondse wortels (geen wonder met al die rotsen, daar moet je als wortel wel overheen groeien) en rotsblokken, dan weer over stukken kale rots. Bos en heide wisselen elkaar af. Daar tussen varens, bosbessen, orchideeën en nog veel meer planten en waarvan ik de naam niet ken. Ik zie een koninginnepage vliegen. En uiteraard zijn er weer prachtige vergezichten. We nemen weer de tijd om een poosje te zitten om in de verte te staren. Ik kan niet ophouden met zeggen hoe mooi het hier is.

img_1504Terug in het dorpje, eten we een ijsje bij de –enige- supermarkt annex terras en motorbotensteiger en lopen terug naar de zeilbotensteiger, even verderop in het dorp.

14.15 uur

Onze tussenstop zit er weer op, tijd om verder te gaan. We willen weer binnendoor varen door het Lyngörfjorden, verderop door het Hagefjorden en dan naar het noorden, het Okselfjorden in. Omdat we in Lyngör even hebben geïnternet en de usb-kabel van de GPS even uit de computer is geweest, wordt onze positie niet doorgegeven aan het navigatieprogramma. We navigeren daarom weer op de ‘ouderwetse’ manier, die we vorig jaar nog heel up to date vonden. Zóóó 2009.

Ricco geeft de navigatieaanwijzingen en ik stuur door de wat wij inmiddels ‘slootjes’ zijn gaan noemen. Ricco prutst ondertussen aan de techniek en uiteindelijk krijgt hij het natuurlijk weer in orde. Omdat het beetje wind dat we hier hebben om de eilandjes circuleert, komt hij telkens van een andere kant. Het is hard werken, telkens de zeilen bijstellen, terwijl we toch telkens dezelfde koers blijven varen. Voor de wind, halve wind, dan weer voor de wind en dan weer een gijp. Dan is de wind weg, even later weer volop terug, tot hij zich weer stabiliseert tot een paar knopen. We sukkelen hier door een prachtig gebied met groene eilanden, begroeid met naaldhout. Hier en daar een verdwaald huisje en soms iets wat je een dorpje zou kunnen noemen. Steile rotsen, terrasvormig. Op elk terras doen een paar kleine boompjes en wat struikgewas hun best om groot te groeien.

16.00 uur

img_1520In het Okselfjorden worden de heuvels hoger en de bebouwing neemt met gelijke tred toe. Onder Sagesund, waar het Okselfjorden over gaat in het Tvedestrandfjorden, navigeer ik en stuurt Ricco door een smal gaatje met aan één kant een rotswand en aan de andere kant een rots die volgens de kaart 1.30 meter onder het water ligt. Ricco vraagt nog even bevestiging. “Is dit echt goed, ik kan de rotswand bijna aanraken!” Ik weet het zeker, want ik kan op de kaartplotter zien dat de afstand tot de onderwaterrots niet minder is.

Tvedestrand. 18.00 uur

Bij Tvedestrand loopt het fjord dood. Hier moeten we een besluit nemen. Gaan we in de haven van Tvedestrand liggen of ankeren in het baaitje aan de overkant van het fjord. We besluiten om eerst het baaitje te verkennen. Ik stuur de Pinta, met de aanwijzingen van Ricco, de baai in, die al snel smaller en smaller wordt. Te weinig ruimte om te ankeren, oordeelt Ricco. Dan schiet het verhaal van de Duitse Noor te binnen, die ons vertelde de boot meestal gewoon tegen de rotswand aan te leggen. img_1522We kijken naar de steile rotswand langs de baai, die ook onder water steil naar beneden lijkt te lopen. We gaan het proberen. Ricco stuurt de boot richting de kant en ik ga voorop staan, waar ik diep in het heldere water kan kijken We varen nog zo’n twee meter van de rotswand af. “Niet hier, maar als we hier voorbij zijn is alles vrij” geef ik Ricco door. Maar dan zie ik dat de donkere vlek in het water met ons mee schuift. Ik snap het niet. Dan gaat mij een licht op. De donkerte die ik aanzie voor een uitstekende rots, is de schaduw van onze eigen boot. Dan ziet Ricco een aantal haken in de rotswand zitten. Daar kunnen we onze lijnen gemakkelijk aan vast maken. Binnen no time liggen we veilig tegen de granieten rotswand aan. Alleen de stootwillen scheiden de Pinta van het vaste land. Alweer hebben we bij toeval een prachtig plekje gevonden om de nacht door te brengen. img_1528Langs en op de steile rots groeit en leeft van alles. Waterplanten, waterslakjes en zeepokken. Prachtig om te zien.

Ik probeer de steile rots op te klimmen. Ik klim naar zo’n drie meter boven de boot. Verder durf ik niet. Het klimmen gaat redelijk simpel, maar de weg naar beneden is veel moeilijker. Ik zit op een uitstekende rotspunt, de Pinta recht onder mij. Een bijzondere ervaring. Er is voldoende begroeiing om me aan vast te houden als ik naar beneden klauter. Het lastigste is de stap van de haak waar de boot aan vast ligt naar de boot beneden mij. De rots daaronder is te glad en te steil en de stap naar de boot net te groot voor mijn benen. Ik balanceer met één voet op de lijn, sta zo net iets lager, zodat ik de laatste stap kan nemen om veilig op de Pinta te landen.

Tvedestrand. Zondag 8 augustus 2010. 10.00 uur

img_1543We hebben onze rotsmuur weer verlaten en varen naar het stadje Tvedestrand. Ik ben gefacineerd door de weerspiegelingen in het spiegelgladde water. De rotsen, de rode boei , zelfs de weerschijn van de wolken, zijn haarscherp in het water te onderscheiden. We gaan van boord en lopen door het stadje, dat in zondagse rust verkeerd. Op een paar boekwinkeltjes na. Tvedestrand blijkt boekenstad te zijn met tientallen tweedehands boekwinkels, waarvan er een aantal open zijn. We laten de winkeltjes met voornamelijk Noorse titels voor wat ze zijn en lopen langs de kerk die dicht is. De eerstvolgende dienst is op 31 augustus. Het verbaast me, want de rust in de stadjes op de zondagen doet vermoeden dat Noren gelovige mensen zijn. We lopen over de verharde weg de stad uit. Het eerste het beste bospad dat we tegenkomen slaan we in. Het voetpad kronkelt vrij stijl naar boven en ligt vol met rotsblokken, boomwortels, takjes en dennenappels, maar het loopt heel verend door het dikke pak aan dennennaalden. img_1557Even later komen we weer op de harde weg uit. Tegenover ons een steengroeve waar graniet wordt gewonnen. De graafmachines staan er werkeloos bij. We zetten ons aan een picknicktafel. Het is hier stil, zo stil dat een voorbijvliegende hommel met haar gebrom geluidsoverlast veroorzaakt. Ik ben blij dat het zondag is en dat ook de graafmachines vandaag stil een dag rusten. Op een doordeweekse dag wil je hier niet wezen, zo stel ik me voor.

De rest van onze tweeënhalf uur durende wandeling voert afwisselend over geasfalteerde straten omlaag en dan weer een stukje door het bos omhoog.

13.30 uur

img_1563Na een heerlijke lunch op het terras van een hotel in Tvedestrand zoeken we de Pinta weer op. Het is tropisch warm aan de wal, ik heb weer zin om de verkoeling van het water op te zoeken. Omdat we aan het einde van een doodlopende fjord (of zijn alle fjorden doodlopend?) zijn terechtgekomen, moeten we ongeveer dezelfde weg terug. Door het Tvedestrandfjorden en het Okselfjorden varen we terug naar zee. De wind pal tegen, dus de zeilen kunnen hier nog niet omhoog. Straks op zee varen we meer naar het zuid-westen, dus dan kunnen de zeilen weer op.

Diverse malen zien we een spacy uitziende racebak van een motorboot langs komen die er genoegen in lijkt te scheppen in het fjord heen en weer te jagen. De beide inzittenden hebben een rode valhelm op. “Neptunes” heet de boot. Het staat er met grote gekleurde letters op. “Surrogaat geluid” vertaal ik. “Namaak herrie” zegt Ricco.

15.30 uur

Bij zee aangekomen blijkt dat de windrichting hier heel anders is, dan in het binnenland. Voor ons heel ongunstig, want we moeten opnieuw tegen de wind in. Dan maar laveren en eerst een slag naar buiten maken.

15.50 uur

img_1643PANG! Ik schrik me een ongeluk. Ricco heeft weer razend snel door wat er aan de hand is en wat de juiste handelswijze is om op de situatie te anticiperen. Het blok van de grootschoot is losgeschoten, diagnosticeert hij en dan direct daarop “We gaan overstag!”.

Pas als we overstag zijn, snap ik deze manoeuvre. Het grootzeil wordt als het aan de andere zijde staat op z’n plek gehouden door de schoot die nog wel functioneert. Ricco geeft aan dat er een nieuw harpje aan het blok moet en hij duikt met zijn neus meteen in één van de laatjes met naar het lijkt een oneindige hoeveelheid en assortiment aan reservematerialen. Het harpje wordt verwisseld en Ricco toont me de boosdoener, het totaal verbogen harpje. Binnen zeven minuten varen we weer alsof er niets gebeurd is.

Baai bij het eiland Moløya. 21.00 uur.

img_1620We varen nu dicht onder de kust en komen in de buurt van onze bestemming, een tip van de Duits-Noorse schipper. De laaghangende zon schijnt ons vanaf het land tegemoet. Met het tegenlicht van de zon lijken de rotseilanden voor de kust inzwarte kolossen, daarachter in verschillende donkergrijstinten de heuvels van de vaste wal, die daarachter ligt. De baai die we op het oog hebben, ligt ingeklemd tussen drie of vier eilanden. Geen idee wat we daar aan zullen treffen.

Tussen twee van de eilanden kunnen we binnenvaren, maar het is daar aardig ondiep. Ik ga op de punt van de boot staan en kijk in het heldere water. Veel waterplanten, waardoor het onmogelijk is de diepte in te schatten, maar even verder zie ik de bodem. img_1618Een zandbodem, een geruststellende gedachte. Tussen de planten en kwallen zie ik ook stenen, allerlei soorten schelpen en zelfs een aantal zeesterren op de bodem liggen. Het water is hier glashelder. Op het grootste van de vier eilanden lopen geiten. Als ze ons zien beginnen ze met zijn allen te blaten dat het een lieve lust is. Daar doorheen klinkt het vrolijke geklingel van de belletjes die ze om hun nek dragen. Een vrolijk welkom, van deze nieuwsgierige beestjes.

Dan komen we in de baai. Er liggen al twee zeilboten en drie motorboten, maar er is nog ruimte te over om er met de Pinta voor anker te gaan. Het is een paradijselijk plekje. Het geit-eiland is het mooist met allerlei verschillende naaldbomen, groene weitjes en kleine strandjes tussen de rotsen. Ondertussen is de zon verdwenen en met haar laatste stralen kleurt ze van achter de horizon de blauwe lucht extra hel en de witte wolkjes hier oranje en daar roze. Het water is glad als een spiegel. Zo dicht bij zee, zo’n rustig plekje, aan alle kanten beschermd en beschut voor invloeden van golven en wind. Geen wonder dat dit baaitje de bijnaam ‘Hurricane Bay”draagt; een ware vluchthaven als op zee een orkaan woedt.

23.00 uur

img_1630We eten aan dek, het is nog steeds lekker om buiten te zitten. Ik geniet van dit stille mooie plekje. De contouren van de bomen aan de wal spiegelen haarscherp in het water. Een levend en levensgroot knipselkunstschilderij. Ricco schijnt met een lamp in het donkere water. Binnen de kortste tijd verschijnen er honderden kleine waterbeestjes in het schijnsel van de lamp. Piepkleine visjes schieten heen en weer, zitten elkaar achterna en kronkelen om elkaar heen. Eén keer komt er een platvis van zo’n 15 centimeter voorbij zwemmen. We hopen op meer, maar we moeten het doen met de kleine visjes. Tot de lamp het begeeft. Maar dan is het toch hoog tijd om de kooi op te zoeken. Nog één peukje dan.

Maløya. Maandag 9 augustus 2010. 10.00 uur

Ricco heeft de bijboot over boord gezet, zodat we er mee naar de wal van het dichtstbijzijnde eiland (Maløya Ytre) kunnen varen. We lopen een pad op dat zich even later splitst. We kiezen het linkerpad dat even later dood loopt. We banen ons een weg naar boven door de wildernis van dit onbewoonde eiland. Ik balanceer, nu weer omlaag, over een rotsblokkenwaterval. img_1594We klimmen op een wat hoger gelegen rotspunt om te kijken of we het pad weer kunnen vinden, maar om ons heen is alleen wildernis, met dichte lage begroeiing waar we doorheen struinen. Dan zien we ineens weer de oranje driehoekige bordjes, met een uitgesneden wandelend mannetje, zodat we de route weer op kunnen pikken. Opvallend veel groen op onze weg. Kleine open plekjes in het bos met gras. En op de rotskeien zie je dat de begroeiing er bezit van neemt. Met mos begroeid. Hier en daar heeft zelfs een vossenbes zichzelf er op gepoot. Nog een paar jaar en dan zie je hier de rotsblokken niet meer terug, overwoekerd en begroeid als ze dan zullen zijn.

img_1604Dan bereiken we het hoogste punt van het eiland, 34 meter boven de zeespiegel. We kijken in de verte over de eilanden heen naar het vaste land. Daar ligt de haven van Hoviga, dat iets ten zuidelijk van Grimstad ligt. We struinen verder, het pad is soms moeilijk te vinden tussen de rotshellingen en heidevelden door. Uiteindelijk komen we bij de steiger waar de motorboten liggen. Hier zijn ook de geitjes inmiddels heen getrokken, in de hoop natuurlijk een graantje mee te pikken van de picknickende dagjesmensen. Maar daar is het nu nog te vroeg voor. Alleen de paar mensen die hier vannacht met hun boot gebivakkeerd hebben, zitten op de steiger. Kinderen vermaken zich in het ondiepe water. We lopen de steiger over die twee eilandjes met elkaar verbindt. We lopen over de richels van de rotsen aan de waterkant, totdat we ons ter hoogte van de Pinta bevinden. Aan de overkant zien we ook ons bijbootje liggen.

img_1617We volgen de waterkant terug naar de bijboot. Als ik op de steiger in het glasheldere water kijk, zie ik een hele grote school heel kleine visjes zwemmen. Van dezelfde soort als we gisteravond laat in het lamplicht zagen. Op de picknickplaats hebben de geitjes bezit genomen van het meubilair. Eén van hen heeft zich boven aan het trapje van het toiletgebouw, pal voor de deur, neergevleid. Geiten zitten graag hoog. Op de rotsblokken die half onder water liggen, lijken wel wratten te zitten. Als ik dichterbij kom, blijken het tientallen slakjes te zijn, die als op het strand in Scheveningen mannetje aan mannetje van de zon liggen te genieten. img_1635We komen weer bij de bijboot op het strandje waar het vol ligt met schelpen.

Terug bij de Pinta neem ik een duik in het water. Maar het is koud. Bar koud. Het duurt daarom maar even voor ik weer aan boord ben.

12.30 uur

We varen weer! Zodra we om de eilandjes heen zijn gevaren en weer op open zee zijn, gaat de motor uit. We varen heel langzaam aan de wind, halen af en toe de twee knopen. De koers die we moeten varen halen we net niet. Ricco hoopt dat er wat verder de zee op meer wind is. Hij start de motor en stuurt pal zuid, zodat we wat verder van de kust af varen. Misschien is onze koers dan straks wel te bezeilen. Over de gladde deinende watermassa zijn slechts een paar rimpelingen zichtbaar.

14.30 uur

De slag naar buiten heeft helemaal niets opgeleverd. Er staat nog steeds maar een miniem briesje, die ook nog eens geruimd is. Kortom: We zijn er niets mee opgeschoten. Ricco vloekt. “Ik kan beter een motorboot kopen”. Er verschijnt een grote glimlach op zijn gezicht.

We grijpen de situatie dan maar aan om in onze boeken verder te lezen. Ik nestel me op het achterdek, zodat ik ons vooruitzicht in de gaten kan houden. Ricco strekt zijn benen op de bankje in de kuip met het zicht op wat zich achter ons bevindt.

16.00 uur

Ricco constateert dat er iets niet klopt. We varen nog geen 2 knopen op de motor en de snelheid loopt nog steeds verder terug. “Is er iets met de schroef?” vraagt Ricco zich hardop af. “Zit hij er nog wel aan, of is er iets in terecht gekomen?” Ricco geeft extra gas en de snelheid loopt weer wat op. Met de schroef moet dus alles wel in orde zijn. Dan wordt duidelijk dat de oorzaak van het probleem heel simpel is. De wind is enorm toegenomen en het motortje heeft moeite om tegen de wind op te knokken. We hijsen de zeilen en varen laverend aan de wind verder. Ricco heeft meteen een rif in het grootzeil gezet en we voeren de stormfok. Dat blijkt heel verstandig te zijn, want de wind neemt toe tot windkracht 5 á 6.

16.45 uur

De fok begint als een razende te flapperen. De schoot heeft zich om de stag gewikkeld. Ricco sprint er heen om de schoot los te maken van de stag. Ik draai de schoot met de lier aan. Ik draai me een ongeluk, maar de schoot aan bakboord komt maar niet strak te staan en het zeil blijft flapperen. Hoe kan dit? Dan zet Ricco de schoot aan de stuurboordkant vast op de lier en daarmee staat ook de bakboordschoot ineens strak op de lier. De schoot, die in haar midden vast hoort te zitten aan het oog van de fok middels een geleider, is losgeschoten. We rollen de fok in. Ricco zoekt een harpje om in het oog van het zeil vast te zetten als vervanger van de geleider die nutteloos in het oog van het zeil bungelt. Hij maakt de schoot in haar midden met een knoop aan het harpje vast. Nu kan het fokje weer uit en dat scheelt meteen een paar knopen aan snelheid. We zijn het zat en besluiten onze trip van vandaag te bekorten. We gaan overstag richting de kust.

Het is heftig varen. De zee is als een berglandschap met sneeuw op de toppen. Enorme golven komen er aan rollen en slaan over de boeg. Af en toe komt er zo’n hele grote, die zijn water over de buiskap laat rollen. We duiken dan allebei met ons hoofd onder de buiskap. Ik heb mazzel, omdat ik onder de buiskap zit. Alleen mijn linkerarm en been zijn nat. Ricco heeft minder geluk, hij zit achter mij en krijgt de volle laag. Het water druipt aan alle kanten van hem af. Daar komt weer zo’n grote roller, met aan de bovenkant een mooie grote krul. Wit en azuurblauw, door het zonlicht dat er doorschijnt.

We worden begeleid door een serie regenboogjes langs het schip, door de zon die schijnt in het opspattende water. Met elke golf verschijnt er een, welke weer met de golf verdwijnt als we er voorbij gevaren zijn. Elke volgende golf veroorzaakt een nieuwe regenboog.

18.00 uur

We hebben de kust bereikt, in de buurt van Kristiansand. De wind neemt een beetje af, hier onder de kust. Nu we weer tussen allerlei eilandjes door moeten varen, laten we de zeilen zakken en doen we de motor aan. We gaan op zoek naar een ankerplekje in de luwte.

18.50 uur

We laten het anker zakken. Ik ben hartstikke moe, kan geen boe of bah meer zeggen. Morgen varen we naar Kristiansand om de laatste voorbereidingen voor de terugreis naar Nederland te treffen. Het lijkt er op dat we onze reis in Noorwegen gaan beëindigen waar we haar begonnen zijn.

Ankerplaats Kjehl N in het Kviviksfjorden. Dinsdag 10 augustus 2010. 11.00 uur

Na een lange nachtrust (we proberen goed uitgerust te zijn voor de terugreis) trekt Ricco het anker op. Ik zie hem een rustpauze nemen. “Heel erg zwaar”. Ricco trekt weer en dan zegt hij dat het anker boven water is gekomen. Ik zet de motor in de versnelling en met een mooie bocht laten we de baai achter ons.

Op zee zijn de golven in ruste gegaan, maar er staat nog wel veel deining. Ik stuur me bijna spierpijn in mijn armen om de Pinta op koers te houden. De ochtend begon met een paar regendruppels, maar inmiddels staat de koperen ploert alweer boven mijn hoofd te branden. Uit dat vest!

Vandaag gaan we Noorwegen vaarwel zeggen. Een weemoedig gevoel, gecombineerd met toch wel opzien tegen de lange en mogelijk zware terugreis. Drie dagen en drie nachten onafgebroken varen met zo’n drie keer per etmaal korte slaap van maximaal 3 uren. Er komt vannacht en morgenochtend een front over. Dat willen we afwachten en daarna gaan. Dat maakt wel dat we amper reservetijd hebben. Ik wil graag uiterlijk zaterdag aan het begin van de avond in Medemblik zijn. Dan kunnen we daarna nog een goede nacht op de Pinta maken, voor we weer in de auto stappen op weg naar huis. Ik hoop maar dat we dat redden, maak me daar een beetje zenuwachtig over. Gelukkig hebben we al weer mooi weer vandaag. Dat bevordert in elk geval de stemming!

11.50 uur

Ricco steekt zijn hoofd door het luik. “Nu we toch moeten motoren, zie ik op de kaart een mogelijkheid om binnendoor naar Kristiansand te varen”. Dat is een goed idee. Dat maakt het varen zonder zeilen een stuk minder saai en bovendien een stuk comfortabeler, omdat daar minder deining staat. Zodra we tussen de eilanden zijn, hier volop begroeid en bewoond, komen we in de luwte en is het sturen weer gemakkelijk.

12.45 uur

Alleen met het fokje op hebben we hier een goede voortgang, dus de motor wordt weer uitgezet. De lucht begint te betrekken, maar dat vind ik deze keer niet erg. Laat dat front maar komen, want hoe eerder dat er is, hoe eerder het over is en dat geeft ruimte om bijtijds te vertrekken, zodat we wat speling krijgen voor wat betreft de tijd die nodig is voor de overtocht.

13.15 uur

We varen opnieuw, net als drie weken geleden, op de haven van Kristiansand op aan. Toen vermoeid van de reis, zoekend naar waar we heen moesten. Waar is de haven? Hoe sturen we er op aan? Is er nog wel een plekje vrij? Onbekend met hoe ze hier aanleggen met de achterkant aan een ankerboei en de voorkant van het schip aan de steiger. Nu voelt het als bekend terrein. Ik herken de kerktoren voor het plein waar het zomerfeest werd gehouden. We leggen de lange lijn vast klaar die we nodig hebben om aan de ankerboei vast te maken en aan het achterschip, zodat we met de punt van de boot aan de steiger kunnen liggen. Ik herinner me de naam van de tuin bij het museum: GamblegÅrd. Oude tuin betekent dat, weet ik nu. Toch ziet Kristiansand er nu naar mijn gevoel heel anders uit. Veel meer stad en veel minder ‘Noors’, vergeleken bij de stadjes die we verder hebben gezien. Ik begrijp nu ook dat de medewerkster van de VVV ons naar het wijkje met de oude witte huizen verwees. De haven is super rustig. Je kunt goed merken dat de Noren geen vakantie meer hebben. Er is nu een zee van ruimte, terwijl je drie weken geleden echt goed naar een plaatsje moest zoeken.

21.00 uur

img_1644Vanmiddag hebben we de laatste boodschappen gedaan. Ik voel me een beetje wereldvreemd hier in deze stad. Al die geluiden. De enorme herrie van de auto’s. Muziek die uit de boxen schalt. Al die mensen in het moderne overdekte winkelcentrum. Een bosmeisje voor het eerst in de grote stad. Hoe snel dat gaat, het gevoel dat de stad op je af komt als een lawine van indrukken, geuren, geluiden. Maar ik weet ook hoe snel het weer went, je het niet eens meer opmerkt.

Als we rond 17.00 uur teruglopend naar de haven langs het douchegebouw lopen, ontdekken we dat die alleen open is tussen 08.00 en 16.00 uur. img_1646Het is nu dus te laat om te kunnen douchen en morgenochtend zijn we voor openingstijd weg. Flink balen, want ik had er op gerekend om voor ons vertrek nog twee maal een lekkere douche te kunnen nemen. Nou ja, dan maar weer een paar dagen aangewezen op het washandje.

Ricco heeft de motor geïnspecteerd, diesel bijgetankt en een controle rondje over het schip gemaakt. We hebben de weerkaarten bestudeerd en aan de hand daarvan besloten om vannacht om 03.00 uur te vertrekken. Dan moet de regen die zojuist (exact op tijd volgens de gripfiles) zijn begonnen, opgehouden zijn. Tenslotte zijn we vanavond heerlijk uit eten geweest, ons afscheidsdinertje van Noorwegen.

Kristiansand. Woensdag 11 augustus 03.00 uur

De wekker gaat. Ricco staat meteen naast het bed en gaat naar buiten kijken. De regen lijkt gestopt, ik hoor tenminste niets meer tikken op het dek. De wind loeit echter nog als een razende. Het front is nog niet helemaal overgetrokken. We besluiten ons vertrek met drie uur uit te stellen. We zetten de wekker op 06.00 uur en duiken het bed weer in.

08.00 uur

We zijn inmiddels aan het begin van het fjord bij ‘Gröningen”, het vuurtoreneiland aan het begin van het fjord. Het front is overgetrokken. Toen we om 06.00 uur wakker werden van de wekker, was de storm gaan liggen. Om 07.45 uur hebben we het vaste land van Noorwegen verlaten. Donkere wolken zie ik achter ons wegtrekken. We kunnen de koers die we moeten varen (201°) niet bezeilen, maar met een aandewindse koers toch nog wel 180°, dus een heel eind de goede richting op. Het blauw in de lucht wint steeds meer terrein. De zon, nu nog achter een dikke witte wolk, gaat zo meteen echt doorbreken.

09.00 uur

Ik smeer een paar broodjes in de kajuit. Hang tegen het aanrecht en zet mezelf klem met mijn voeten, zodat ik twee handen vrij heb. Ik pak de broodjes, jam, chocopasta, leverpastei en boter uit het kastje, een mes uit de la en een bordje uit een ander kastje. Dat is op zich al een hele operatie. Ik besmeer de broodjes met boter en zet de boterpot alvast weer terug in het kasje. Dat is al weer een voorwerp minder dat schuift. Het blikje smeerworst is inmiddels onder het kooktoestel verdwenen. Ik vis hem er onderuit en besmeer er twee broodjes mee. Na de pasta volgt de jam. Dat is rampzalig. De jam die ik op het broodje smeer, loopt er met dezelfde vaart weer vanaf en druipt op het aanrecht. Een nieuwe poging heeft hetzelfde effect. De enige manier om dat te voorkomen is om het broodje in mijn hand te nemen en hem zo goed als mogelijk is horizontaal te houden, terwijl ik er met de andere hand de jam op smeer. Maar dan gaat de hele pot aan het schuiven en valt op zijn kant. In een flits klap ik de twee helften van het broodje op elkaar, zodat de jam daar tussen gevangen zit. Ik grijp de pot, die gelukkig lang niet vol meer zit, nog net op tijd voor de jam er uit kan vloeien en draai de deksel er op. Bij een aandewindse koers wordt er vanaf nu geen jam meer op brood geserveerd!

12.30 uur

Om acht uur zijn we weer meteen begonnen met wachtjes draaien. De 08.00 – 12.00 wacht is voor Ricco, dus ik kan verder met mijn boek. Het is fris en ik werd koud, dus ik nestelde me op de bank in de kajuit. Het duurde niet lang of de letters gaan dansen voor mijn ogen. Tot 12.00 uur lig ik lekker te dommelen. Ik geloof dat ik af en toe wel in slaap val, maar wordt dan weer wakker uit een onprettige droom, waarvan de herinnering met het ontwaken direct is verdwenen.

Nu ligt Rico te slapen. Het is nog steeds koud, ook al schijnt de zon volop. Ik ben in de afgelopen weken verwend met die zomerse temperaturen. Gelukkig biedt het zeilpak uitkomst, heerlijk beschermd tegen kou en wind.

Bij het wisselen van de wacht zijn we overstag gegaan we varen nu zo’n 260°, bijna in westelijke richting dus. We compenseren op deze manier de zuidelijke richting die we de uren daarvoor hebben gevaren. Bovendien verwachte we in de loop van de reis oostenwind en dan komen we vanzelf weer op koers.

16.00 uur

Pfff. Mijn wacht zit er op. Vier uur in westelijke richting gevaren, dus nog steeds 20 mijl uit de Noorse kust, waarvan je nog steeds een randje kunt zien aan de horizon. We gaan overstag en Ricco kan nu 150° varen, dus wel meer zuidelijk dan oostelijk, dus richting de Deense kust. Het blijft nog wel een poosje tobben met de wind. Ik oefen mijn geduld.

19.50 uur

Na twee uren slapen kom ik een beetje bij kennis. Ik hoor het klotsen van het water tegen de romp van het schip. Half wakker, half dromend kan ik onder water kijken onder het schip. Een rustige kalme wereld. Ik zie asymmetrische lijnen als elkaar kruisende balken in het water liggen en ik kan er tussendoor zweven. Dan besef ik dat ik in bed lig met mijn voeten richting de boeg van het schip. Dat klopt niet met het perspectief van de onderwaterwereld die ik krampachtig probeer vast te houden. Het lukt niet, het bewustzijn wint het van de droom. Dan voel ik een kus en een kriebelende baard. Mijn wacht begint over tien minuten en er is verse koffie gezet.

20.00 uur

Uitgerust stap ik de kajuit uit. We hebben in tussentijd maar weinig voortgang gemaakt. De wind waait nog steeds uit de richting die wij gaan moeten. We varen dus de verkeerde kant op en halen daarbij nog geen drie knopen per uur. Ik heb geen zin om zo de hele nacht door te tobben en overtuig Ricco er van dat het het verstandigste is om de motor aan te zetten. En zo gaan we nu op het motortje de goede richting op. Zodra er weer meer wind is, of als de wind de goede richting op draait, mag hij van mij weer uit.

21.00 uur

In het oosten staan de wolken, die in de zee lijken te zakken, in brand.

43 mijl voor de kust van Denemarken, ter hoogte van Hanstholm. Donderdag 12 augustus 2010. 04.00 uur

De dag doet zijn intrede alweer. Tegen het licht in het noorden tekenen de wolken zich donker af. Enorme, veel meer dan levensgrote, schapen liggen daar. Even later ziet Ricco er een hele rij reusachtige slagschepen in. Ik zie het nu ook. Dreigende gigantische boten die achter elkaar aanvaren. Eén ervan met een kolossale rookpluim erboven. We hebben nu zuidoostelijke wind en we zeilen weer.

21.30 uur

In mijn vooruitzicht hangt een grote donkere regenwolk. Ik weet wat het kan beteken als je daar onder komt. De wind kan omslaan en toenemen. Ik trek mijn zeilbroek maar vast aan. Je weet maar nooit. Het is vroeg donker, deze avond, met al die bewolking.

21.45 uur

De eerste spetters beginnen te vallen. Ik trek nu ook mijn zeiljack aan, maar heb amper tijd om hem goed dicht te ritsen. De wind, die tot nu toe half was (dus van de zijkant van het schip), komt nu recht van voren. Ik trek snel eerst het grootzeil naar het midden om aan de wind te gaan varen en trek dan de fok aan. Onze koers is niet helemaal te bezeilen, dus ik moet iets afvallen. De windvaan van de stuurautomaat staat nog halve wind. Die koppel ik los en ik stuur op de hand, zodat ik het beter kan voelen. Bovendien kan ik nu aan de windvaan van de stuurautomaat zien waar de koers vandaan komt, want het is inmiddels donker en ik kan het windvaantje op de mast niet goed meer zien.

Ricco is wakker geworden, maar blijft alleen standby in de kajuit en houdt zijn mond dicht. De schat. Hij wil me altijd heel graag helpen, maar weet dat ik het leuk vind om te proberen of ik me kan redden zonder zijn hulp. En ik weet hoe moeilijk het voor hem is om werkloos toe te zien. Ricco doet de suggestie om de motor er bij te zetten als de snelheid steeds maar afneemt, omdat de wind terugzakt. Ik start de motor en laat hem stationair warm draaien. Maar dan is er toch weer wat meer wind. De motor gaat weer uit. En ik zeil verder. Ik ben beretrots op mezelf.

Vrijdag 13 augustus 2010. 06.30 uur

De ochtend is pastel. Zalm, lichtroze, lichtblauw, lichtgrijs. Ziet er prachtig uit, maar ondertussen schiet het niet op. We varen al weer zo’n vijf uren op de motor. Geen wind. Aan het einde van mijn wacht gisteren, om 00.00 uur, was de wind al aardig afgenomen. Ricco heeft het zeilen nog een uurtje vol kunnen houden, maar het schip is niet vooruit te branden.

Nu nog minimaal 24 uren varen tot de eerste TSS. Dan nog 8 uur voor we de tweede TSS over zijn. Op de heenweg deden we er 17 uur over om daar te komen. Als ik ga rekenen, dan hebben we nog twee volle dagen en nachten nodig om in Medeblik te komen en het is dan inmiddels zondagochtend vroeg. Dat vind ik helemaal niks. Maar goed, niks aan te doen. Wie weet gaat het allemaal aan het einde nog weer meevallen.

12.00 uur.

Het huilen staat me nader dan het lachen. Sterker nog, het lachen is me volledig vergaan en de tranen biggelen over mijn wangen. Als we pas zondag aankomen, ben ik maandag een dweil als ik weer aan het werk moet. We zeilen wel weer, maar die bak is nog steeds niet vooruit te branden en de wind staat helemaal verkeerd. Ricco neemt een besluit. Ik verzet me er eerst nog een beetje tegen, maar Ricco is onvermurwbaar. We gooien de wijze van wachtjes draaien om. Om het voor mij mogelijk te maken om een volledige nacht te slapen, gaat Ricco vannacht van 00.00 uur – 08.00 uur draaien. Ondertussen blijf ik hopen op een draaiende wind. We missen met deze koers, aan de wind, de Genua, die gescheurd in de bakskist ligt. Dat scheelt gauw twee knopen per uur en op een reis als deze dus een dag en een nacht.

Als we nog het genoegen mogen gaan smaken van halve wind, kunnen we de halfwinder er bij zetten, dan kunnen we eindelijk tempo maken. “Probeer te genieten van het zeilen en het mooie weer, je bent zeker op maandag om 08.00 uur thuis “ probeert Ricco mij op te vrolijken. En dat lukt nog een beetje ook, ik kan een lach niet onderdrukken, ondanks mijn slechte humeur.

20.00 uur

De hele dag hebben we met een redelijke voortgang kunnen zeilen in west-noord-westelijke richting. Aan het begin van de avond zakte de wind weer in, dus nu op de motor richting het zuiden. Nog 50 mijl tot de TSS.

We varen onder een zo goed als wolkenloze lucht. Ik zie alleen aan de horizon 360 graden rondom vage bewolking. Doordat de hemel bovenin helblauw is en naar de horizon toe rondom heel geleidelijk steeds lichter wordt tot hij wit is aan de horizon, lijkt het alsof ik me onder een koepel bevind. Het woord ‘uitspansel’ is hier invoelbaar. Het doet me denken aan de film ‘The Truman show’, waar een namaakwereld in een enorme koepel is gemaakt, ten behoeve van een soapserie die miljoenen aan de buis gekluisterd houdt, terwijl de hoofdfiguur (Truman) van niets weet en in de veronderstelling verkeert dat hij in een normale wereld leeft. Maar wat is normaal.

Het boek van Oliver Sacks dat ik aan het lezen ben gaat grotendeels over autisme. Pas in het laatste hoofdstuk kom ik er achter dat Sacks niet op zichzelf duidt in de titel van het boek ‘Antropoloog op mars”. Het is één van de autistische mensen die hij beschrijft, die zich een antropoloog op mars voelt, omdat ze zichzelf ervaart als van een andere planeet, die bestudeert hoe mensen op deze aarde met elkaar omgaan, hoe het sociale verkeer in zijn werk gaat. Ik voel me door mezelf betrapt, dat ik zo vanuit mijn eigen denkwereld denk, terwijl ik er altijd van uitga dat ik me goed in anderen kan inlevern. Daarom is het boek ook zo’n oogopener. Want Sacks probeert in zijn boek heel erg vanuit de leefwereld van zijn cliënten te vertellen en naar mijn idee slaagt hij daar bijzonder goed in.

Oeps. Ik moet niet vertegen dat ik op de uitkijk zit. Ik speur de horizon af of ik kleine grijze vlekjes kan ontdekken, de eerste verschijningsvorm van een schip in de verte. Dat zie je niet in één oogopslag. Als je even een snelle blik in de rondte doet, kan het maar zo zijn dat je een boot over het hoofd ziet. Dat is niet voor te stellen, in zo’n kale weidse vlakte, maar het gebeurt. Ik volg dus de rand van de horizon en speur die centimeter voor centimeter af. En als ik helemaal rond ben, nog een keer. Een beetje hetzelfde principe als dat je bij het oversteken van een straat eerst links kijkt, dan rechts en dan nog een keer links. Als kind krijg je dat al vroeg aangeleerd en je doet het altijd, zonder dat je je daar echt van bewust bent. Dat merk je pas als je in een land bent waar men links rijdt, zoals in Engeland. Daar zou je eerst rechts moeten kijken en dan links en tenslotte nogmaals naar rechts. Als ik in Engeland ben, merk ik hoe ingesleten het aangeleerde gedrag is. Ook al weet ik beter en staat het soms zelfs met dikke letters op de weg geschreven (look to the right), ik blijf de haast onbedwingbare neiging houden om eerst naar links te kijken. Nee, er is echt helemaal niets te zien aan ander verkeer. We zijn helemaal alleen op het stuk zee dat binnen oogbereik is. Dat was vanmorgen vroeg in mijn eerste wacht vandaag wel anders. Toen was het echt druk. Nou ja, druk. Relatief natuurlijk. Gedurende die wacht waren er toch constant wel drie boten tegelijk te zien. Als je ze eenmaal gezien hebt is het een kwestie van ze in de gaten houden. Welke richting varen ze op, is dat in onze richting en zo ja, gaan ze ruim voor ons of achter ons langs of moeten we voor hen wijken? Een deel kan je op het oog bepalen, maar meestal gebruik ik het peilkompasje, zodat je de gestelde vragen exacter kunt beantwoorden.

21.00 uur

PIEP! Ah, het piepje dat elk heel uur gaat en het moment dat degene die wacht heeft wat wij noemen ‘het puntje in de kaart zet’. In het logboek noteren we onze koers, de positie, de windrichting, de wind ten opzichte van het schip, de bewolking, de barometerstand en eventuele andere bijzonderheden. Tenslotte tekenen we de positie van dat moment met potlood in de kaart, zodat we terug kunnen zien hoe we gevaren hebben. Ik ga nog even een poosje lezen, voor het te donker wordt om de letters te zien.

Zaterdag 14 augustus 2010. 09.30 uur

Toen ik vanmorgen om 08.00 uur wakker werd was het stil aan boord. Geen motor. We voeren niet schuin en slechts een zacht klotsen van de golven. Ik concludeerde dat de wind weer flink was afgenomen. Maar niets was minder waar. We varen met 5 knopen per uur de goede richting op. De oostenwind is dan eindelijk toch gekomen. Ricco heeft de halfwinder opgezet en we zijn de eerste TSS al gepasseerd.

Ricco, die de hele nacht doorgezeild heeft, is nu zelf onder zeil gegaan. Doodmoe natuurlijk.

Het belooft een stralende warme dag te worden.

13.30 uur

Niks te zien op de TSS. Het lijkt wel een bootloze zaterdag. En dat noemt zich snelweg. Ah. Daar komt toch nog een snelle boot en dan nog één.

18.00 uur

Om 15.00 uur ben ik weer twee uurtjes plat gegaan met een gigantische hoofdpijn. Nu met Vlieland aan bakboord, krijg ik het gevoel dat we weer echt in de Hollandse wateren varen. Maar nog lang niet in Medemblik. Dat zal wel nachtwerk worden. We varen nu bijna voor de wind. Het grootzeil hebben we laten zakken, want die zat de halfwinder alleen maar in de weg.

Nog 13 sigaretten heb ik over van de voorraad die ik mee had genomen. Daarmee moet ik het zien te redden tot morgenochtend Ricco heeft nog voorraad shag zat en heeft me, tegen betaling van de som van maar liefst € 100,00, een pakje aangeboden. De vrek.

18.00 uur

Bij Vlieland is de koers met de halfwinder niet meer te bezeilen. Het leek er op dat we het net zouden halen, maar net op het moment dat ik het eten op de borden heb geschept, moet de halfwinder naar beneden.

20.00 uur

Nadat we het inmiddels koud geworden eten hebben opgepeuzeld (voor het eerst deze vakantie miste ik de magnetron) heb ik Ricco naar bed gebonjourd. Nu vliegen we langs Texel op. Zes knopen lopen we met een koers van ruime wind. Ineens krijg ik ongelooflijke zin in een bak koffie en dan realiseer ik me dat ik al twee dagen geen koffie heb gehad. Ik zet een ketel op het vuur en kook meteen voldoende water om ook de afwas te kunnen doen. Maar eerst koffie. Heerlijk! Ik kan me niet heugen wanneer een bakkie leut me zo heerlijk smaakte. Inmiddels ben ik weer in een opperbeste stemming geraakt. Een stemming waarin ik weer lol in heb lekker slap te ouwehoeren. De arme Ricco, net weer wakker en veel en veel minder uitgerust dan ik, kan het niet waarderen. Ik houd me in en zet mijn stemming om in binnenpret.

Nog 8 sigaretten.

22.30 uur

We zijn Texel voorbij en moeten voor Noorderhaaks bakboord uit. Ik heb Ricco beloofd hem dan wakker te maken, zodat we samen het wad over kunnen varen. Het begint al aardig donker te worden en het is hier zoeken naar de boeien. Volgens de kaart moeten die verlicht zijn. Ricco stuurt en ik navigeer. Op verzoek van Ricco maak ik een boeienlijstje. Want elke boei heeft haar eigen lichtsignaal. Ondertussen teken ik onze positie in de kaart. De lichten die we moeten hebben zien we niet. In de verte is een enorme wirwar van alle varianten knipperende groene, rode en witte lichtjes te zien. Daarachter Den Helder.

Ricco besluit op de lichtjes rechts af te gaan en hij stuurt stuurboord uit. Ik zet opnieuw een kruisje in de kaart en zeg Ricco dat de richting waarin hij vaart niet goed kan zijn. Ricco legt uit waar hij op afvaart en motiveert waarom hij die keuze maakt. Ik vertrouw maar op zijn stuurmanskunsten. Maar even later vertrouwd ook Ricco het niet meer en hij besluit dat we de zeilen gaan strijken, de motor starten en naar ons beginpunt teruggaan, waar we één onverlichte boei hebben aangetroffen. Het is inmiddels stikdonker geworden. “Laat mij maar sturen” stel ik voor. Ricco geeft me de opdracht om eerst op het eiland Texel af te varen . Als hij aan de hand van de kaart weet dat we in de vaargeul varen, moet ik op de vuurtoren afvaren, totdat we een verlichte groene boei zien die we hebben moeten. Zo varen we door het Molengat richting het Marsdiep voor Den Helder, langs een onverlichte boeienrij. Ik vaar rakelings langs een rode boei. Op het laatste moment zie ik hem, maar dan zit ik er eigenlijk al naast. Ik geef een ruk aan de helmstok. ‘Wauw’ roep ik ‘Dat ging net goed” Ricco staat op het trapje naar de kombuis en draait zich op ‘MG 16” leest hij. De laatste boei in het Molengat. We zijn nu in het Marsdiep belandt, waar het spookt als een bezetene. Golven en wind, die al maar toeneemt, oefenen ieder een tegengestelde kracht op het water uit. Ik heb alle concentratie en kracht nodig om het roer in bedwang te houden en de navigatieaanwijzingen van Ricco op te volgen. Tegelijk raak ik in een euforische stemming. Ik voel de adrenaline door mijn aderen stromen. Dit is vechten tegen de elementen en ik krijg er een enorme energie van. We varen weliswaar op de motor, maar het voelt alsof we scherp aan het zeilen zijn. Het water van de golven spuit aan beide kanten van het schip meters omhoog. Zo nu en dan komt er een enorme golf voor het schip omhoog en spoelt van voor naar achteren over het hele schip. Duiken! Met je hoofd onder de buiskap. En ondertussen de juiste koers vasthouden. Het zoute water prikt in mijn ogen.

De motor heeft het zwaar. Telkens als we tegen een grote golf botsen, hoor je dat zijn toerental wegvalt en varen we nog maar heel langzaam. Na enige tijd hoor je dat hij langzamerhand weer op gang komt. Ricco maakt zich zorgen, spreekt de motor bemoedigend toe. “Hou vol jongen!”.

Van het Marsdiep naar Den Oever zijn de meeste boeien verlicht. Er staat nog steeds wel veel wind en golfslag, maar vergeleken met het Marsdiep is het hier wat rustiger. Ricco neemt het stuur even van me over, zodat ik even een kop koffie kan drinken en een sigaret kan roken. Ik wrijf over mijn gezicht, dat helemaal korrelig is van het zout.

Nog drie sigaretten.

Inmiddels is de sluis bij Den Oever in zicht. Ricco en ik zijn een goed team. Ik geniet er van dat ik het sturen goed onder de knie heb. Ricco gaat de kajuit weer in om de volgende koers te bepalen naar de eerstvolgende boei. Ik zie dat hij het motorluik opent (omdat hij, zoals hij later verklaart, een vreemde lucht ruikt). En direct komt de smerige lucht ook naar buiten. En ook rook! Binnen de kortst mogelijke tijd is de hele kajuit mistig door de rookwalmen die uit de motor te voorschijn komen. Ricco zet de motor in z’n vrij om hem af te laten koelen, maar de motor slaat dan direct af. Totaal oververhit geraakt, dus die kan voorlopig niet aan.

Opnieuw weet Ricco onmiddellijk wat hem te doen staat. Hij hijst de fok en geeft mij een nieuwe stuuropdracht, omdat we nu weer rekening moeten houden met de windrichting. Na elke boei moet er een nieuwe koers gevaren worden. “Vaar zo dicht mogelijk langs die groene boei en ga daarna meteen bakboord uit, we moeten daar zo min mogelijk hoogte verliezen”zegt hij, “Vaar maar alsof je een wedstrijd zeilt”. Alsof ik dat ooit gedaan heb, maar ik begrijp de intentie. Ons teamwerk krijgt nog een verdiepingsslag. Ik stuur en Ricco navigeert en hij stelt ook de fok bij elke koerswijziging bij. Ricco gaat de kajuit weer binnen om de koers op het navigatieprogramma te zien. “Je moet veel meer bakboord uit” hoor ik hem zeggen en even later herhaalt hij de boodschap nogmaals krachtig, met veel nadruk. Ik zie de groene en rode boei waar ik tussendoor moet duidelijk voor me, maar Ricco stuurt me er in mijn ogen niet tussendoor, maar er langs op. Als ik hem dat zeg verklaart hij dat door de stroming. Ben ik nou gek? De stroming staat toch juist de andere kant op? Ondertussen komen de boeien steeds dichterbij en voor mijn gevoel vaar ik nog steeds de verkeerde kant uit. Ik ga steeds meer aan mezelf twijfelen. “Ricco, kom zelf even buiten kijken, dan kun je het zelf zien hoe het er uit ziet”. Als Ricco dat doet blijkt dat ik gelijk heb. De boeien zijn blijkbaar verlegd. Ik stuur nu tussen de rode en de groene boei, zodat we de vaargeul volgen. Er staat inmiddels zo veel wind dat we door het fokje met 6 knopen per uur vooruit worden gestuwd. Als we de doorgang door de afsluitdijk dicht genaderd zijn, rolt Ricco de fok half in, zodat onze snelheid afneemt. Maar nog steeds is onze voortgang drie knopen. We moeten nu zorgen dat we genoeg vaart hebben om (zonder motor) aan te kunnen leggen, maar niet te veel, zodat we de boot met onze lijnen kunnen afstoppen. De fok wordt nog verder ingerold en Ricco stuurt op de steiger aan. Ik sta op het achterschip klaar met een lijn, gooi de lijn en het lukt om in één keer goed te gooien. Ik geef de lijn aan Ricco, zodat hij die kan laten slippen en loopt naar de boeg. Daar gooi ik het tweede touw, waarmee ik de boot af kan stoppen. Het gaat perfect! “Met de motor erbij hebben we wel eens veel slechter aangelegd” bevestigd Ricco onze prima aanlegmanoeuvre. We leggen de boot vast en leggen de springen er bij. We ruimen alles in de kuip op. “Kom eens kijken” zegt Ricco en hij wijst naar het roer van de windvaan, die helemaal verbogen is en kapot. De smid heeft echt slecht werk geleverd. Er zal in de komende winter opnieuw een nieuw roer moeten worden gemaakt.

Het is inmiddels 03.15 uur. Nog een uur zitten we daarna in de kajuit na te praten Laten alle situaties nog eens de revue passeren. Laten de adrenaline langzaam uit onze aderen weglopen. Nu eerst maar slapen. Morgen zien we wel verder.

Ik rook de laatste sigaret uit mijn laatste pakje sigaretten.

Den Oever. Zondag 15 augustus 2010. 08.30 uur

Ik schrik wakker. De boot die vannacht strak tegen de steiger lag, gaat flink te keer. Het lijkt Stavern wel, aan die drijvende steiger! Drijvende steiger? Maar nu liggen we helemaal niet aan een drijvende steiger! En er is hier wel eb en vloed. We hadden onze lijnen veel verder weg moeten leggen om het getij op te kunnen vangen… Ik kijk door het raampje van de kajuit, maar kan niet echt een probleem constateren, behalve dat de lijnen een stuk losser liggen. Later blijkt dat we in de loop van de nacht wel heel erg strak aan de steiger hebben gelegen. Eén stootwil is verdwenen, één is er bijna plat en leeg en één is er kapot. Voor het overige gelukkig geen schade.

Na het ontbijt gaat Ricco zich over de motor ontfermen, haalt onderdelen uit elkaar, controleert van alles, stelt bij, vult olie bij en neemt contact op met zijn zeilmaatje Paul om samen over het probleem te sparren.

12.00 uur

Ricco concludeert dat we verder kunnen. Hoewel het olielampje en het oplaadlampje van de accu afwisselend branden.

We wachten tot het licht voor de brug op groen gaat. Het is moeilijk weg komen, hier op lagerwal met die enorme wind, die ons tegen de steiger geplakt wil houden. We varen de brug onderdoor en varen de sluis in.

Zodra we de sluis even achter ons hebben liggen, gaat de fok omhoog en de motor, die we zo min mogelijk willen belasten, uit. De windkracht is 6 á 7, dus het grootzeil blijft opgevouwen. De fok jaagt ons met zes knopen in tweeënhalf uur aar Medemblik, onze thuishaven.

17.00 uur

Alles is weer in de auto gepakt en de boot laten we schoon en opgeruimd achter.

Dag Pinta.

We moeten je weer een poosje alleen laten.

Maar ik kan niet wachten om weer opnieuw met je op reis te gaan!