Op zoek naar de havenmeester – deel 4

Waar vooraf ging: deel 3

Dinsdag 22 juli 2014.
Om 8 uur de wekker, een uur later vertrek. We bereiden ons voor op een lange dag varen. Een groot deel stroom tegen, weinig wind, hoewel er ’s middags ietsje pietsje meer wind komt en aan het eind van de middag krijgen we de stroom weer mee. Als je dat van te voren weet is dat geen probleem. Het is een heerlijke dag en we kunnen op z’n vroegst om kwart over zes in de haven van Courseulles binnen varen. We hebben dus ruim 9 uur de tijd om 25 mijl te varen. Met 3 mijl per uur gemiddeld zijn we nog aan de vroege kant.
Als we tegen het middaguur naar een voortgang van onder de twee knopen zakken, zet Ricco de halfwinder erbij, waarna we door het water in elk geval weer 2,5 knoop voortgang hebben.
We komen een uur te vroeg bij de aanloopton in zee voor de haven aan. We gaan overstag en koersen een half uur naar buiten, om daarna hetzelfde stuk weer terug te varen. Ricco vaart de haven binnen, de deur is open, evenals de brug, dus we kunnen in één keer doorvaren. We zien de Gannet met Paul en Nanda aan boord al liggen!
We leggen aan en voegen ons de rest van de avond bij Paul en Nanda, die de champagne al voor ons hebben koud gezet.

Woensdag 23 juli 2014.
Paul en Nanda zijn tegen negen uur vanochtend al weer vertrokken, net daarna strompel ik de kooi uit met een duffe kop. Ricco zet koffie en haalt croissants bij de boulangerie aan de kade naast ons.
Ricco haalt de Genua weer naar beneden om er nog een reparatie aan uit te voeren, terwijl ik de krant van afgelopen zaterdag uitgebreid tot me neem.
Als de Genua weer is gehesen vindt Ricco dat het tijd is voor actie. Het is dan ook al na drie uur in de middag en het zonnetje begint net door de wolken te komen.
We lopen maar wat, zonder een vooropgezet plan of doel. We komen als vanzelf bij een terrein dat is ingericht ter nagedachtenis aan de Canadezen die hier omkwamen bij de bevrijding in 1944. Voor elke omgekomen militair is een paaltje neergezet met aan één kant een bordje met hun naam, rang en plaats van herkomst. Aan de andere kant van het paaltje een QRcode via welke je de achtergrond van de desbetreffende militair kunt achterhalen. De gegevens zijn door jongeren van een middelbare school achterhaald binnen een project waarbij zij de opdracht kregen de gegevens in beeld te brengen.
Hier zijn, evenals eigenlijk in elke plaats aan deze Normandische kust, allerlei overblijfselen van de tweede wereldoorlog te bezichtigen.

We lopen door allerlei verschillende wijken. Een wijk met moderne appartementencomplexen, de oude binnenstad en een modernere villawijk. Alweer op de terugweg naar de haven ziet Ricco een paadje richting de watermolen dat we inlopen en zo ontdekken we een prachtig stukje natuur, waar we doorheen wandelen. Uiteindelijk blijkt het paadje vlak achter de haven uit te komen.
Het NOS-nieuws staat bol van de mededelingen over de dag van nationale rouw die in Nederland is georganiseerd. Ik heb er een dubbel gevoel bij, misschien omdat je er vanuit hier toch met enige afstand naar kijkt. Ik kan me zo voorstellen dat er ontzettend veel mensen zijn die één van de slachtoffers gekend hebben. Mensen die familie verloren, vrienden, iemand van school of van het werk of uit je dorp. Als je dat meemaakt dan komt zo’n wereldschokkende gebeurtenis wel heel akelig dichtbij. Maar tegelijk zie ik ook zulke overdreven reacties van mensen op sociale media of in reacties op krantenberichten, die zelf waarschijnlijk helemaal niemand van de omgekomenen persoonlijk kennen. Zij spreken er schande van als in andere landen het gewone leven gewoon door gaat en mensen aldaar blijkbaar niet beseffen dat bij ons in Nederland gerouwd wordt. Maar beseffen deze mopperende mensen wel hoe vaak in Nederland het gewone leven gewoon doorgaan bij allerlei ellende en nieuws over brandhaarden in de wereld? Dan zeggen we hooguit een keer ‘erg hè’ en gaan vervolgens onze weg. Ook logisch, het is onmogelijk om bij alle ellende in de wereld stil te staan, het leven moet wel doorgaan. En diezelfde mensen die vanmorgen nog moord en brand riepen en schande spraken, zie ik een uur na de minuut stilte hun gewone leen al weer oppakken. Ze zetten weer een vrolijke foto op hun facebookprofiel, waar deze vandaag nog op zwart stond. Ze verheugen zich alweer op het volgende festival of hebben net hun koffers gepakt voor de vakantie.
Als we nou eens met z’n allen ieder in zijn waarde zouden laten, zou de wereld er dan niet een heel stuk beter uitzien? Laat ik daar maar eens zelf mee beginnen.

Donderdag 24 juli 2014.
Het ia onduidelijk hoe laat de deur van de haven open gaat. Ricco heeft opgezocht dat het rond acht uur moet zijn; twee uur voor hoogwater. Maar op een overzicht bij het havenkantoor staat het tijdstip van tien over zeven genoemd. We zijn om 07.00 uur opgestaan en kijken wel wanneer we weg kunnen. We hebben vanuit onze ligplaats het oog op de deur. Om iets over achten is het zover en zijn wij helemaal klaar om te gaan. De brug voor de deur gaat ook al net open als wij er aan komen varen. Onze koers is recht tegen de richting in waarvan het kleine beetje wind dat er is staat. We laten de zeilen nog maar even neer. De zee is knobbelig met hoge golven en de motor heeft het er maar moeilijk mee. Als iets verderop de wind weer een beetje aantrekt en inmiddels schuin van voren komt, hijsen we toch de zeilen maar en laveren in de richting van Ouistreham. Uiteindelijk willen we vandaag door de bruggen en sluizen van Ouistreham het kanaal opvaren naar Caen. Omdat de openingstijden van de sluizen en bruggen nogal onduidelijk en beperkt zijn en bovendien niet op elkaar aansluiten, zien we wel of we vandaag ook nog de tijd kunnen nemen om even bij Ouistreham aan te wippen.

‘Wat komt daar nou steeds boven het water uitwippen, dat zouden wel eens dolfijnen kunnen zijn. Eén, twee, het zijn er drie!” We kunnen ze een tijdje volgen, maar helaas komen ze niet dichterbij om met ons mee te zwemmen.
Om kwart voor elf zijn we bij het begin van de invaart naar Ouistreham en varen we tussen de boeien door naar binnen, groene boeien aan stuurboord, rode aan bakboord.
Om half twaalf liggen we aan de wachtsteiger voor de sluis, die als het goed is over een kwartiertje gaat draaien. Om Ouistreham weer uit te komen moeten we onder de brug door, die pas om 16.30 uur open gaat. Dat geeft ons de ruimte om in de tussentijd een bliksembezoek aan Ouistreham te brengen. Er is niet veel meer te doen dan van een heerlijk terras in de wind en schaduw van een bakkie leut te genieten, waarna we op de motor met het fokje erbij het kanaal opvaren richting Caen.

Langs het kanaal loopt een fietspad waarop en waarlangs volop wordt gerecreëerd; verkoelingzoekende zwemmers en vissers langs de waterkant, fietsers, wandelaars, zelfs een tweetal backpackers. Respect!
Over het kanaal gaan een aantal bruggen die we moeten passeren. Ze draaien allemaal drie maal per dag in serie. Boten op weg naar Caen varen op die manier in konvooi. Als iedereen er is, gaat de brug draaien en kunnen ze er allemaal tegelijk door. Wij zijn op dit moment blijkbaar de enige die naar Caen varen, dus het is deze keer een konvooi van één.
Bij de eerste brug moeten we om 17.30 uur zijn. Precies op dat tijdstip gaat de bel rinkelen en de brug gaan als een pendule omhoog open, nadat het verkeer op de weg door middel van slagbomen is stilgezet.
De tweede is een draaibrug, die vertikaal opendraait. Over het fietspad komt ons even later met een noodgang een wielrenner tegemoet. Hij schreeuwt iets naar ons, onverstaanbaar met grootse gebaren naar zijn pols, de plek waar naar alle waarschijnlijkheid zijn horloge zit. Zijn we niet op tijd? Moeten we opschieten? Varen we te langzaam? We willen ons oude motortje niet teveel op zijn donder geven en we varen toch vooraan in het konvooi?
De derde brug is een hele hoge, waar de snelweg overheen loopt, daar kunnen we zo onderdoor varen. We passeren het gebouwtje van de roeivereniging en even verderop weet Ricco een aanvaring tussen twee roeiboten ternauwernood te voorkomen door ‘Attendez!’ over het water te roepen naar de mannen die achterwaarts in elkaars richting roeien. ‘Merci!’ roept één van de roeiers nadat hij de ander veilig is gepasseerd. Hij is zichtbaar dankbaar. De andere roeier kijkt verdwaasd om zich heen, lijkt niet te beseffen dat hij op een haar na kopje onder geduikeld zou zijn.

Dan naderen we Caen, de hoofdstad van de Provence en Ricco kondigt aan dat we zo door de laatste brug moeten, waarna zich de haven direct aan stuurboord bevindt. De Nanuk ligt hier ook weer en Carla komt ons al vrolijk tegemoet om ons te begroeten. Maar daar is nu even geen tijd voor, want ook de havenmeester staat ons al op de steiger op te wachten. De havenmeester laat ons weten dat we over het stuk Ouistreham – Caen veel te lang hebben gedaan. Hij neemt ons vervolgens mee naar het havenkantoortje waar hij ons inschrijft en ons de sleutel van de sanitaire ruimte overhandigd. We hebben een geanimeerd gesprek met hem. In het Frans, aangevuld met handen en voeten. Hij vertelt dat hij niet de havenmeester is, maar slechts een havenbeambte. Ik vraag hem waar hij in de winter werkt. Hij vertelt dat de havens van Ouistreham en Caen bij elkaar horen en dat hij ook in de winter in de haven werkt.
Of we ook douchemuntjes willen kopen. Ricco vraagt hoeveel minuten je met 1 muntje kunt doen. Dat zijn er zes. Dan wil ik er wel twee. Ik leg hem uit dat ik meer tijd nodig heb als ik mijn haren wil wassen. Ik krijg het tweede muntje van hem cadeau.
We lopen even langs de Nanuk om Carla en Pete te begroeten. Daarna is er tijd voor een biertje en om 20.00 uur serveer ik het avondeten in de kuip. Tegen de tijd dat het donker wordt hangt Ricco de olielamp in de kuip en steekt hem aan. We genieten nog lang van deze zwoele avond.

Vrijdag 25 juli 2014.
We besluiten vandaag niet tot het heetst van de dag te wachten met actief worden. We hebben het idee dat Caen ons veel te bieden heeft en daarin worden we niet teleurgesteld. Ik heb in het toeristische gidsje gezien dat er op vrijdagochtend markt is, dus daar beginnen we mee. Het is een enorme markt. Ik word overweldigd door de variëteiten aan etenswaren, de geuren en kleuren die je hier krijgt voorgeschoteld. Deze markt is zo groot! Alleen al de viskramen bestrijken een hele straat. Daarnaast allerlei soorten groentekramen, met groenten waarvan ik geen idee heb wat de naam daarvan is. Soorten tomaten met een vorm die ik nooit eerder zag, of kleuren aubergine’s waarvan ik het bestaan niet af wist. Zoveel verschillende soorten kramen met franse kaasjes. Welke kraam is het beste? Ik kies tenslotte maar de kraam met de langste wachtrij. De Fransen zullen wel weten wat het beste is!

Caen is een mooie, schone, wijds opgezette stad met grote pleinen en veel groen. Het is licht en open, warm. Je voelt je hier al heel snel thuis. Ondanks de bombardementen in 1944 zijn er nog veel gebouwen uit de voorgaande eeuwen bewaard gebleven. We bezoeken de Kathedraal St. Etienne, waar Willem de Veroveraar ligt begraven en die verantwoordelijk is voor de bouw van een groot deel van de gebouwen hier. De Kathedraal heeft als schuilplaats gediend voor duizenden inwoners van Caen die tijdens de bombardementen in 1944 een veilig heenkomen zochten.
We lopen zonder vooropgezet plan door de stad. Je wordt vanzelf verrast als je goed om je heen kijkt. Zo lopen we per ongeluk een educatieve tuin binnen met een tentoonstelling over de bevruchting van planten en de rol van de insecten daarbij. Het is er ontzettend rustig en we praten een hele tijd met het meisje dat daar werkt.

Op de kade bij de haven is ook nog een markt gestart aan het einde van de middag met allerlei streekproducten en andere toeristenprullaria. Een bandje speelt er een vrolijke noot bij. Als we terug zijn op de boot begint er een salsa band te spelen en we hebben tot na middernacht live-muziek aan boord.
Ik ben bekaf, duik om half tien de kooi in, om er na een uur even hard weer uit te komen. Het is nog veel te benauwd. Hoe gaan we de komende dagen eigenlijk verder? Het is al even na middernacht als we bedenken dat we de mogelijkheden voor de komende dagen maar eens uit moeten gaan zoeken. Er wordt op maandag en dinsdag noorderwind verwacht, dus die dagen komen we geen steek verder als we dan Cap Grinez nog niet voorbij zijn. Gaan we zondag naar Dieppe of Fecamp om daar maandag en dinsdag af te wachten? Varen we eerst naar Dover en daarna terug oversteken naar Belgie? Of zullen we morgenavond al vertrekken naar Ouistreham, zodat we zondag al vroeg vanaf zee kunnen vertrekken? Nee, dat heeft geen zin, want om vóór maandagochtend Cap Grisnez te passeren zijn we dan toch al te laat. En als we morgenavond vertrekken en direct de zee op gaan?
Morgen om 15.00 uur is de laatste vertrekmogelijkheid in verband met de openingstijden van de bruggen in het kanaal. In Ouistreham kunnen we dan om 20.45 uur door de sluis. Dan zijn we zaterdagavond om 21.30 uur op zee en liggen we als het allemaal goed gaat zondagavond om diezelfde tijd voor Boulogne sur mer. Daar gaat de stroom, die we bij Cap Grisnez zeker mee moeten hebben vanaf 23.30 uur mee staan. En de wind is dan nog 6 knopen NNW tot uiterlijk maandagmorgen vroeg om 09.00 uur. Tegen die tijd moeten we ergens voor de Belgische kust naar binnen kunnen!

Zaterdag 26 juli 2014.
Na vier uur slapen ben ik om 08.00 uur weer klaar wakker. Ik ga eruit, eet een boterham en besluit er een uur later toch nog maar even weer in te kruipen. Ricco is nog in diepe slaap en de komende dagen wordt er weer weinig en onderbroken geslapen. Na twee uur extra slaap maakt Ricco me wakker met een bak koffie. De rest van de dag werk ik achter de computer de vakantiebelevenissen uit en Ricco gaat nog even de stad in. Tegen tweeën is hij weer terug en na wat te hebben gegeten, begint Ricco de boot vaarklaar te maken, zodat we om kwart voor drie los van de steiger kunnen maken.
Letterlijk klokslag drie uur, we horen de kerktoren klingelen, draait de brug zich voor ons open. We hebben een iets hoger tempo dan op de heenweg. We laten het motortje zodanig draaien dat we net boven de vier knopen lopen.
Tussen de brug waar we onderdoor kunnen varen en de derde brug ligt de professionele haven ‘Port de Caen-Ouistreham’. Naar aanleiding van wat de havenbeambte in Caen ons heeft verteld denk ik dat de twee jachthavens, de professionele haven én het beheer van de bruggen en de sluis allemaal onder één bedrijf vallen.

Het lijkt gedaan met de stralend blauwe lucht; we zien een toenemende bewolking in de lucht. Maar wat kan ons het schelen; we gaan lekker drie dagen varen en hopen in de loop van de maandag België te bereiken.
Om exact 15.00 uur zijn we bij de derde brug, de 2e die voor ons open moet worden gedaan. We zijn weer de voorste in het konvooi als we het kanaal afzakken naar zee. Ook de laatste trouwens, want we zijn weer in ons eentje het konvooi.
“Het zijn net reigers, die aan de rand van het water staan, in de hoop een visje te kunnen verschalken” zegt Ricco over de vissers die overal langs de kant van het kanaal staan. Kinderen krijgen het met de paplepel ingegeven. Al heel kleine peuters worden met een hengel op een visstoeltje geparkeerd. Ze zwaaien enthousiast als wij langs komen en zeker als wij ook nog terugzwaaien zijn ze door het dolle heen. Misschien vinden ze bootje varen wel leuker dan doodstil te wachten op een vis die zo dom is om toe te happen.

Oef! De boot maakt een zwieper en duikt naar stuurboord. Ricco geeft een zwieper aan het roer richting bakboord. De diepte is 1 meter 50! En onze boot steekt 1.80 meter… We schrapen met de kiel door de modder. Het hart klopt als een bezetene in mijn keel. Er is hier geen eb en vloed, dus wachten tot het water met de vloed vanzelf weer stijgt is hier geen optie. Straks hebben we een sleepboot nodig om ons hier vandaan te trekken! Dan loopt de diepte weer op. “Gelukkig is het zachte blubber’ zegt Ricco nuchter, zich er van bewust zijnde, dat hij veel te dicht langs de kant voer.
Kwart voor vijf leggen we aan in de haven van Ouistreham, in afwachting van de opening van de sluis. Ricco heeft nog eens goed naar het schema van de sluis gekeken en bij een tweede check komt hij er gelukkig op tijd achter dat de sluis op zaterdag al om 20.15 uur draait We moeten dus om 20.00 uur al klaar liggen voor de sluis.
Als de motor afgezet is, blijft er stoom uit zijn oren komen. Mmmmm toch een beetje boven zijn kunnen gedraaid dus. Ricco probeert de motor opnieuw te starten, zodat het koelwater blijft lopen om de motor af te koelen. Dat lukt niet meer. De motor is vastgelopen. Gelukkig heeft hij nu drie uur de tijd om af te koelen. Dat moet voldoende zijn.

Buiten is het met 24 graden in de zon knap warm, maar in de kajuit is het met 32 graden, als gevolg van de warme motor, helemaal niet uit te houden. Veel te warm om te koken. We pakken er daarom maar stokbrood en franse kaasjes bij. Ook in de kuip vind ik het nog knap warm. Ik ga op het dak van de buiskap zitten, omdat je daar de meeste wind vangt. Elk zuchtje wind wordt met blijdschap door mij ontvangen.
‘Hoor je dat Ricco, er is hier nog iemand die zo heet, ik hoorde je naam roepen’ zegt ik tegen Ricco. Dan nog een keer ‘Ricco!” en dan ‘’Ricco en Margit!”. Ah! Het is de Nanuk. Carla staat achter het roer. Pete, met de aanmeerlijn op de boeg, probeert onze aandacht te trekken. Ze willen naast ons komen liggen en we helpen hen de lijnen aan te nemen. We vertellen dat we wel weer over twee uur vertrekken. Dat vinden ze geen probleem en ze nodigen ons uit bij hen aan boord wat te drinken. Pete is in onze ogen een echte Brit, inclusief de Engelse humor. Carla is geboren en getogen in Engeland, maar in haar doen en laten een echte Nederlandse. Ik weet niet waar dat hem nu eigenlijk in zit, kan er de vinger niet opleggen, maar je merkt zo dat zij door een Nederlandse moeder is grootgebracht!

Om 20.45 uur zijn we weer op zee. Ik zie aan de vele kleine dansende puntjes in het water dat hier veel stroming staat. We moeten eerst de boeienlijn volgen. Aan het einde van de geul kunnen we stuurboord uit en 30 graden gaan varen. De zeilen kunnen weer omhoog.
“Kunnen we zo al stuurboord uit?” roept Ricco naar benden als ik de positie in de kaart zet. Ik leg het liniaal op 30 graden vanaf het punt waar we nu zijn en zie dat we dan net langs de ondieptes varen. “Dat kan, maar tot de volgende noordkardinaal niet boven de 30 graden varen’ antwoord ik.
Een kwartiertje later komen we precies bij de noordkardinaal uit. “Goed genavigeerd!” complimenteer ik mezelf. Ondertussen gaat de zon slapen en ga ik ook even twee uurtjes plat tot mijn wacht begint.

Zondag 27 juli 2014.
We varen onder een prachtige sterrenhemel. Ontelbare puntjes geven hun licht in het heelal boven ons. Een meevaller dat de wolken op afstand zijn gebleven en dat de heldere lucht ons een kijkje in de verten gunt. Ook de temperatuur valt mee. Waar ik me had ingesteld op een koude nacht waarin dik inpakken noodzakelijk is, volstaat een vest over mijn T-shirt met korte mouwen. Heerlijk!
Een half uur na aanvang van mijn wacht valt de wind volledig weg. Er zit niets anders op dan het ijzeren zeil erbij te zetten. Terwijl ik de motor stationair laat warm draaien, rol ik de Genua in. In het donker moet je letterlijk blind varen op je kennis waar welk lijntje is te vinden en wordt nog eens duidelijk hoe belangrijk het is dat alles aan boord zijn vaste plek heeft. Ik zet de motor een klein beetje in bedrijf en zet het grootzeil strak in het midden. Ricco, wakker geworden van het starten van de motor, steekt zij hoofd naar buiten en vraagt of ik hulp nodig heb. “Nee, ik red me denk ik wel” antwoord ik hem.

Ik zet de elektrische stuurautomaat aan en maak de windvaan los uit zijn vaste stand. Wat??? Hoe kan dat? We varen recht op de kust af! Ik kijk op het klokje van de stuurautomaat en begrijp het dan; hij staat nog ingesteld op het sturen op de wind in plaats van op een vaste koers. Ricco heeft straks nog uitgelegd hoe je dat omzet. Ik druk op de knopjes, maar ik merk al snel dat ik het niet meer weet.
‘Ricco, ik heb je hulp toch nog even nodig’. Ricco zet de stuurautomaat op koers. Net als hij weer zijn bed in wil gaan begint er een alarm te piepen. Oh jee, ik heb blijkbaar met het drukken op de knopjes een alarm ingesteld, maar geen idee wat ik gedaan heb, laat staan hoe je hem weer uit zet. Ricco pakt het instructieboekje er bij en komt er zo achter hoe het alarm weer uitgezet kan worden.
‘Heb je de navigatieverlichting omgezet?’ ‘Oh nee, vergeten!’ Ricco zet de verlichting aan die hoort bij het varen op de motor en doet het 3 kleurenlicht uit. Ik check de lampjes en zie dat het groene lampje aan stuurboord niet brand. Als ik dit Ricco meld gaat hij, gewapend met schroevendraaier en een nieuw gloeilampje aan de slag om het probleem te verhelpen. “Stuur maar Noord” zegt Ricco, “misschien is er wat verder de zee op meer wind.” Om één uur kan Ricco dan eindelijk de kooi weer in.

Een half uur later is er weer wind. Ik zet het grootzeil wat wijder voor halve wind. Het zeil vangt inderdaad wind. Ik zet de motor in zijn vrij en rol de Genua uit. We hebben vier knopen voortgang, dus de motor kan uit! Ik zet de motor uit en zet het knopje van de navigatieverlichting om naar het 3 kleurenlicht. “Heb je de verlichting omgezet?” hoor ik een stem uit de kooi komen. Als ik bevestigend heb geantwoord hoor ik “maar het stoomlicht brand toch nog?” O ja, shit, die ben ik vergeten uit te zetten. Ik herstel het gauw.
Het is goed opletten hier, voor de invaart van Le Havre. Ik moet verschillende toegangsroutes oversteken. Als we er net voorbij zijn en vóór ons alleen nog maar een stikdonkere nacht te zien is, zit mijn wacht er op en neemt Ricco het stokje over.
Als ik weer wakker wordt is het al ochtend en varen we ter hoogte van Fecamp, voor de wind, plat voor het lapje. Het grootzeil over stuurboord, de Genua uitgeboomd over bakboord. Het gaat niet hard, maar we komen vooruit. Wel balen dat ik niets kan dan wachten, want de boom eruit halen vindt Ricco een klus, die alleen aan hem is voorbehouden.

 

Wat hoor ik nou? Motorgebrul, maar behalve een andere zeilboot een heel eind verderop is het wateroppervlak leeg. Het geluid wordt harder en harder. Er is iets wat ons nadert, maar wat? Ik kijk in de lucht en dan zie ik hem; een ontzettend laag vliegende helikopter. Met zijn huidige koers zou hij vlak achter ons langs vliegen. Maar dat doet hij niet, hij verlegt zijn koers en vliegt langs aan de stuurboordzijde en vliegt anderhalf rondje om ons heen. Hij vliegt zo laag dat ik de piloot in zijn oranje overall goed kan zien zitten. Hij kijkt strak voor zich uit en lijkt ons geen blik waardig te keuren. Wat zou hij willen? Vervoert hij toeristen die hij spektakel wil laten zien? Of is het douane die een inspectie uitvoert? We zullen het nooit weten, want nu hervat hij zijn oorspronkelijke koers.

Tegen elf uur is de wind weer aangetrokken en kunnen we de koers verleggen, zodat we halve wind gaan varen. Ricco is al weer uitgeslapen, dus de boom kan er het laatste uurtje van mijn wacht uit! We zitten nog steeds precies op schema, wat bewijst dat rekenen met 100 mijl per 24 uur zo goed als altijd werkt.
Tijdens Ricco’s wacht val ik in slaap in de kuip in de zon. Badend in het zweet word ik wakker. Om af te koelen ga ik op het dak van de buiskap zitten, heerlijk in de koele wind. De voortgang gaat tergend langzaam. Waarom zet Ricco de halfwinder niet op? ‘Omdat de wind af en toe een uitschieter heeft naar 10 knopen’ zo verklaart hij. Wat een onzin! Misschien is mijn ergernis te wijten aan slaapgebrek. Ik houd dus netjes mijn mond. Ik ga in de kajuit zitten lezen en als ik merk dat ik boven mijn boek zit te knikkenbollen besluit ik het laatste uur voor het begin van de volgende wacht te gaan slapen.
Tegen vier uur maakt Ricco mij wakker. “Het is maar de vraag of we het op tijd halen, het gaat niet snel” is de mededeling. De wind is weer gekrompen en komt nu weer van achteren. “Had dan straks ook de halfwinder er op gezet” denk ik bij mezelf.

Als ik aan dek kom wordt mijn ergernis nog groter als ik zie dat de boom er weer in staat. Potverdorie. Kan ik wéér vier uur niks anders dan een beetje zitten en rondkijken, terwijl er hier niks te zien is, op dit superrustige stukje Kanaal.
‘Wat is er?’ vraagt Ricco. “Ik baal er van dat die boom er weer in zit en dat dit, net als de vorige, weer een saaie wacht voorspeld” zeg ik. “Daar kan ik toch niks aan doen?” antwoord Ricco. “Nee, dat zeg ik toch ook niet? Ik baal er gewoon van. Dat is alles” zegt ik bits. “Oh, is dat alles” reageert Ricco laconiek. Ik kan een glimlach niet onderdrukken en dat is maar goed ook. Aan dek blijkt bovendien ook dat ik niet helemaal gelijk heb dat ik niets kan doen. Door de windvaan met sturen een beetje te helpen koersen we veel preciezer en vangen we ook wat meer wind.

Wat is dat daar voor de boeg? Een vlaggetje bij een fuik? Nee, het is een slapende Jan van Gent. De vogel komt steeds dichter bij tot hij naast de boot drijft. ‘Geef me even snel mijn camera’ roep ik naar Ricco. Klik klik. Klik klik. Dan wordt de vogel wakker en vliegt weg.
Nu ik weet hoe je zo’n beest al van verre herkent zie ik er ineens nog veel meer. Wat zijn het toch prachtige vogels, zo’n mooi getekende kop en met dat geel en met dat blauw! Ik weet niet of de foto’s wat voorstellen, maar alleen het maken er van geeft al zoveel plezier!
Als het eten op is en mijn wacht er op zit, blijkt dat we het afgelopen uur nauwelijks één mijl vooruit zijn gekomen. We halen de boom er uit, draaien de Genua in en zetten de motor aan. Dat laatste was toch net nodig om stroom te draaien.
Als ik om tien uur nog even twee uurtjes ga slapen, hoor ik dat Ricco de motor uitzet en weer gaat zeilen, maar als hij mij om middernacht wakker maakt is de motor al weer aan.

Maandag 28 juli 2014
Er is geen wind meer en het beetje wind dat er is, komt precies uit de richting waarin wij moeten. De noorderwind is eerder gekomen dan verwacht en gehoopt. We overleggen wat we doen. De stroom gaat zo al wel mee staan, maar we zijn nog lang niet bij Boulogne sur mer. Zonder wind en stroom komen we de Cap Grisnez niet voorbij. Ons plan om op Belgie aan de koersen moet we bijstellen. Er zit niets anders op dan op Boulogne sur mer te koersen. Ricco gaat slapen en ik zet een koers uit naar Boulogne sur mer. Ik laat het motortje voorzichtig lopen, door het water maken we maar 2,8 tot 3 knopen, maar daarbij worden we geholpen door de stroom, zodat we toch bijna 5 mijl per uur vooruit komen. Boulogne komt in zicht. Door de stroom wijst de punt van de boot 30 graden stuurboord van de plek waar we daadwerkelijk op aan sturen. Het verrekt hier weer van de kleine vissersbootjes, herkenbaar aan een piepklein lampje, vlak boven het water. Het verschil met overdag is wel dat ze nu in het donker maken dat ze wegkomen als wij naderen en niet precies in je vaarwater blijven liggen. Een vis is hier zijn leven echt niet veilig! Ik overweeg om de marifoon te pakken en een waarschuwing voor de vissen uit te doen: ‘Alle visssen, alle vissen, alle vissen. Dit is de Pinta met een waarschuwing voor alle vissen. Kom NIET in de buurt van Boulogne sur mer. Je bent daar je leven niet zeker! Einde van dit bericht’.

Een kwartier voor we bij de ingang van de haven zijn, roep ik Ricco, die ik beloofd heb hem wakker te maken zodra we naar binnen gaan varen. Ondertussen komt de ingang van de haven steeds dichterbij. Ik zie wel het rode licht dat ik bij het invaren aan bakboord moet houden, maar waar zit dat groene licht? Ik geef een brul naar binnen: “Ricco, kom je er uit, je moet even met me meekijken bij het binnenvaren” Dat hoef ik geen derde keer te zeggen, vrijwel onmiddellijk stapt Ricco zijn bed uit. Het blijkt dat er helemaal geen groen licht is. Ik moet tussen het rode licht en het witte licht van de vuurtoren op de kademuur naar binnen varen. Ik ken de weg hier redelijk, omdat we hier een paar weken geleden nog geweest zijn. Toch ziet het er midden in de nacht heel anders uit. Ik leg de boot in het kommetje van de kademuren in de wind, zodat Ricco het grootzeil naar beneden kan halen. Ik zet de motor iets terug, nog net in bedrijf. Ik maak de schoten los, zodat Ricco het zeil neer kan laten. Dan besef ik dat ik het geluid van de motor niet meer hoor. ‘Ricco! De motor is afgeslagen!” De stoom van de oververhitting komt uit de motor. “Kun je hem herstarten?” Nee, dat lukt niet. Ricco hijst het zeil weer omhoog en komt naar de kuip. “Zeil die kant maar op” zegt Ricco. Met de schoot in de hand kan ik met het kleine beetje wind dat er is, het zeil nog net vol krijgen en een voortgang van 1 knoop bewerkstelligen. Ondertussen trekt Ricco de motorkap open, probeert de motor met de slinger aan te slingeren. “Heb je een hand vrij om, terwijl ik slinger, de motor met de sleutel te starten?” Dat lukt, maar de motor gaat er niet van lopen. “Ik weet genoeg” hoor ik hem dan zeggen. Ik weet niet precies wat hij doet, maar heel even later hoor ik het geluid van de motor. Nooit gedacht dat ik ooit nog eens blij zou zijn met dat geluid! Ik leg de boot opnieuw in de wind en Ricco laat het zeil weer zakken, hangt de willetjes op en legt de lijntjes klaar, terwijl ik de boot heel erg langzaam de haven in stuur.

Om half zes ’s ochtends zitten we samen aan de whisky in de kuip, terwijl het langzaam licht wordt om ons hee. We hebben ons doel niet bereikt, maar hebben toch een soort van overwinningsgevoel; we hebben het samen maar weer mooi gefikst!