Wat vooraf ging: deel 3
dinsdag 4 augustus 2015
Het uur varen naar Sand is zo heerlijk! Alleen het grootzeil is voldoende om gemiddeld vijf knopen te lopen. Mijn petje houdt mijn haren in bedwang, anders zouden ze met de wind alle kanten op vliegen. De wind aait langs mijn gezicht, de zonnestralen zijn heerlijk warm. Mmmmm. Wat hebben we een ontzettend goed leven!
Net na twaalven zijn we in Sand, waar ik eerst een boeren omelet maak, met een heel klein beetje hulp uit een pakje. Daarna gaan we Sand in. Het miezert een klein beetje, maar het is niet de moeite waard om een jas aan te trekken. In het gebouw van de VVV is ook een museum over de streek gevestigd, dat we meteen maar bezoeken. Het is verbluffend hoeveel ik herken van Nederlandse gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden tussen gemeenten.
91% van de inwoners van deze streek, Ryfylke, zegt trots om inwoner van deze streek te zijn. Natuur en cultureel erfgoed zijn de sterkste bronnen van deze lokale trots. Men vindt de streek geweldig om in te wonen en een gezin te stichten. Andere redenen zijn de kans op werk en de nauwe band met familie en vrienden.
Om de uitdagingen van deze tijd aan te kunnen pleit de rijksoverheid voor schaalvergroting, kleine gemeenten moeten groter en sterker worden door samenvoegingen van gemeenten. Hiertegen is veel lokale oppositie. De vraag die momenteel speelt is of de gemeenten in de regio Ryfylke samengevoegd worden tot één of twee gemeenten, of dat de acht kleine gemeenten blijven voortbestaan.
Vanuit het raam op de eerste verdieping hebben we een mooi uitzicht op de haven, waar de Pinta ligt. Het is opgehouden met miezeren, het regent nu volop. Wij nemen daarom uitgebreid de tijd om het museum te bekijken.
De eerste toeristen arriveerden hier aan het begin van de 19de eeuw. In eerste instantie was de weg door Suldal heel populair, later kwamen de zalmvissers en de wandelaars. Nu maakt de grootste groep van de toeristen gebruik van de zomerhuisjes. Er zijn in deze regio 7000 private zomerhuisjes.
Het eerste wat mensen hier in Noorwegen associëren met Ryfylke zijn schapen. Dat hadden wij ook al opgemerkt, dat er daarvan in deze omgeving een heleboel ronddartelen. In de vorige eeuw leefde bijna iedereen hier van de visserij, maar die tijd is voorbij. Er zijn nog maar een paar mensen over die visser van beroep zijn. Dat lijkt me logisch, gezien de grote hoeveelheden die er door een paar schepen worden weggevist.
De zolder van het museum is helemaal ingericht voor kinderen. Er is een prachtige sprookjeswereld gecreëerd, inclusief verkleedspullen. Alles rond het kinderboek ‘de ijsbeer’, dat Rasmus Løland in 1906 schreef. Het boek bevat totaal negen verhalen over het leven en de fantasiewereld van vier jongens, waarin het verhaal het mogelijk maakt dat kinderen hun eigen sprookje verzinnen. En dat is precies wat deze ruimte ook met kinderen wil doen.
Het regent nog steeds buiten, ook nadat we, om de tijd wat te rekken, eerst nog koffie hebben gedronken in het museum. We lopen een paar winkels in, doen een paar boodschappen en gaan terug naar de boot. Tegen zes uur is het droog. Wat doen we? Als we terugvaren naar Marvik, waar we hoe dan ook langs moeten om verderop te gaan, dan hebben we voor morgen een mooie uitvalsbasis. We besluiten gauw dat dat een goed plan is en we vertrekken vrijwel direct. Ricco vaart ons naar Marvik, ik kook ondertussen een pan spaghetti. Dan begint de regen opnieuw. En niet zo’n klein beetje! Met dat de regen met bakken uit de lucht komt, draait de wind 180 graden. Hadden we het eerste half uur de wind nog mee, nu is hij in één klap tegen en moet de motor toch aan. Ricco heeft ondertussen het vislijntje weer uitgegooid en vangt weer een makreel.
De regen klatert op de boot en op Ricco neer. Het is bovendien heel erg nevelig. Rond de bergen hangt de bewolking laag in de lucht. In de mist heeft de wereld om ons heen haar kleur verloren, alles is in zwart-wit. Als het eten klaar is, eten we samen in de kuip, waarbij ik me verschuil onder het kapje. Als ik koffie gezet heb, drinken we koffie, terwijl het water op staat voor de afwas. We varen de brug in wording weer onderdoor. Het ziet er nu allemaal heel anders uit dan gisteren; grijs en grauw.
Precies als ik de afwas klaar heb, naderen we Marvik en kunnen we samen aanleggen. Het is dan 20.30 uur. De verwachting is dat de regen vannacht ophoudt. In dat geval gaan we morgen verder.
woensdag 5 augustus 2015
Ik zet een koers uit naar Helgøy. Al twee keer eerder hadden we het plan om naar dit eiland te varen. Nu moet het er maar eens van komen. Drie maal is tenslotte scheepsrecht.
We varen de Sandsfjorden uit en passeren de eilanden daarin, nu aan de noordzijde, in tegenstelling tot de heen weg, toen we zuidelijk langs voeren. Als we het eiland Foldøy gepasseerd zijn, zijn we in de Nestrandsfjorden terechtgekomen. De motor kan uit, want er is wind, maar we vallen wel van de ene wind in de andere; dan varen we voor de wind, even later halve wind, weer even later halve wind van af de andere kant en uiteindelijk moeten we aan de wind richting ons doel laveren. Dan is er ineens 14 knopen wind, dan is het zo goed als windstil, dan komen we 3 knopen per uur vooruit, dan zijn het er weer 8.
Uiteindelijk doen we over de 15 mijl zesenhalf uur. Het laatste stukje moeten we ook weer op de motor varen. In de haven maakt Ricco de twee vissen schoon die ik heb gevangen; een makreel en een pollak, een witvis en bakt ze in het rookoventje, terwijl ik er rijst met curry bij maak.
Terwijl we zitten te eten komt er een vlot met buitenboordmotor het haventje binnenvaren. Een familie erop, gezeten aan de tuintafel met parasol, waar rond omheen de tuinstoelen staan opgesteld. Ze varen richting het tankstation, gooien de tank vol en gaan weer verder. Geweldig!
We zijn terechtgekomen op het eiland Talgje in de haven Helgoysund. Heel apart, want het eiland Helgoy ligt aan de overkant van het water; dat is het tegenoverliggende eiland, waar je ook met de brug, die even verderop ligt naar toe kunt.
Het is, evenals de vorige havens een kleine haven, maar deze is het meest levendig. Op verschillende boten zijn mensen aan boord. Nu het begint te schemeren hoor je onze medehavenbewoners zacht praten en lachen. Voor de rest hangt er een serene rust. De wind is helemaal vertrokken, het water heeft al haar golven glad gestreken. De laatste zonnestralen geven de lucht een oranje gloed, die weerspiegelt in het water.
donderdag 6 augustus 2015
Het is een beetje een grauwe dag vandaag. We hadden gisteravond nog goede voornemens om vanochtend te gaan wandelen en vanmiddag verderop te gaan, maar het loopt al tegen twaalven en we zitten nog steeds in onze pyjama in de kajuit.
We moeten zo langzamerhand over de terugweg na gaan denken. Als het meezit, zijn we in vier dagen en nachten terug in Nederland, maar dan moet de wind wel de goede kant op staan. Als we nu al een beetje in de goede richting gaan varen, is de kans het grootst dat we over een dag of 10 weer aan het werk kunnen.
Nu het ook nog begint te regenen is ons besluit snel genomen; we blijven lekker zitten waar we zitten!
Het is nog geen half uur later en de plannen liggen opnieuw totaal anders. We bekeken zojuist de windverwachting voor morgen en het blijkt dat de wind morgen pal west staat. En laat nu het westen net de richting zijn die we op moeten… We hebben er eigenlijk helemaal geen zin in, maar er zit niets anders op dan vandaag richting westen te varen. Het goede nieuws is, dat de wind vandaag zich daar uitstekend voor leent. We hebben onze tijd vanmorgen weer zitten verdoen en zien daardoor niets van dit eiland helaas.
Ricco zet een koers uit naar Avaldsnes, een plaats aan de westkust, waar de geschiedenis van Noorwegen, lees: de Vikingen, is ontstaan. Er is daar waarschijnlijk geen echte haven, maar de pilot geeft een alternatief. We zien wel wat dat voor moet stellen. Nu eerst maar douchen!
Als we uit de douche komen schijnt de zon. Nog even boodschappen halen en dan lunchen, het is tenslotte al na tweeën. Dan vraagt onze buurman of Ricco foto’s heeft van de boot die hij aan het bouwen is, dus Ricco gaat nu eerst met de i-pad, waarop de foto’s van de bouw staan, naar de buren.
Het is al na drieën als we ons dan eindelijk écht klaar gaan maken voor vertrek.
We gaan niet, zoals oorspronkelijk het plan, onder de brug door van 14 meter doorvaarhoogte, die de eilanden Talgje en Helgoysund verbindt. Ricco heeft het nagevraagd aan een lokale schipper met een mast die ongeveer even hoog is als die van onze Pinta. De ingevlogen deskundige geeft aan dat het half uur omvaren waarschijnlijk goedkoper is. Want ja, onze mast is 12 meter, maar is dat gemeten vanaf de dekopbouw? En hoeveel afstand komt er dan tot de waterlijn nog bij? En hoeveel centimeter hebben we boven in de mast nog extra nodig voor de antenne en de windvaan? Inderdaad, het is goedkoper om de gok maar niet te wagen.
We varen daarom het eiland rond om de brug te vermijden. Op de motor, tot vlak voordat de wind weer met ons mee gaat, dan hijst Ricco als we nog net in de wind liggen het grootzeil. Als we het eiland helemaal hebben gerond kunnen we voor-de-wind melkmeisje varen. Ricco zet de boom er in. Het gaat niet hard, maar gestaag. Ondertussen wordt het in de verte steeds grijzer en de luchtvochtigheid lijkt met de minuut te stijgen. Dan valt de wind weg en moet de motor aan.
Potverdorie, het zal toch niet waar zijn dat we weg zijn gegaan om de wind morgen niet tegen te hebben en dat we nu alsnog op de motor moeten varen!
Het begint eerst een beetje te druppelen, maar al gauw is er al echt sprake van regen. Terwijl we onze regenpakken aantrekken, zie ik op de snelheidsmeter in de kajuit dat onze snelheid oploopt en ik vraag Ricco of de motor zo niet oververhit raakt. Maar dat blijkt de oorzaak te zijn dat er weer wind is. De motor gaat uit en we zeilen weer en we gaan hard! Bijna 7 knopen! De regen klettert op ons neer. Het stortregent nu, maar we houden de moed er in.
Een half uurtje later is de wind opnieuw als sneeuw voor de zon verdwenen, En opnieuw zijn we gedwongen de motor aan te zetten.
Onze emoties worden op de proef gesteld. Gaan we nota bene tegen onze zin in eerder dan gepland verderop vanwege de wind en dan blijkt dat de wind weigert zijn medewerking te verlenen!
Ik krijg weer een sprankje hoop als ik naar de horizon kijk in de richting waarheen we gaan. Daar ziet de lucht er aanmerkelijk lichter uit.
Tien minuten later is het, en de regen is gestopt en er is weer wind. We gaan maar met iets over de drie knopen per uur vooruit, maar wat kan het schelen; we zeilen weer! Voor de wind varen we terwijl we richting het westen varen. Dat wil zeggen dat de wind uit het oosten komt, terwijl zuidenwind was voorspeld. De windrichting is in deze contreien ook heel moeilijk te voorspellen. De wind heeft hier, zoals op zee of op vlak land, geen vrij spel. In het ene slootje staat de wind zo, passeer je een eiland dan staat hij weer helemaal anders om dat je dan ineens in de luwte ligt, er is geen peil op te trekken.
Ricco heeft het vistuigje weer uitgegooid. Hij heeft er even niet op gelet, wanneer plotseling een aantal meeuwen achter onze boot aan vliegen. Waar komen die nu opeens vandaan? Eén duikt naar beneden en even lijkt het alsof hij zelf aan één van de haken is blijven steken. Dat is gelukkig niet het geval, want als Ricco het tuigje binnen begint te trekken, vliegt de vogel toch weer op. Drie makrelen in één keer gevangen! Aan elk van de drie uitgegooide haakjes ziet er één. De middelste heeft een lelijke snee op zijn rug, waar de meeuw geprobeerd heeft hem mee te pakken. Het vistuigje kan voor vandaag wel worden opgeborgen, meer vissen krijgen we niet op vandaag.
Nu we weer dichter bij de Noordzee komen, hebben we ineens een heleboel deining. Daardoor klapperen de zeilen bij deze aan-de-windse-koers enorm. Ricco is dan ook blij als we weer een wat noordelijke koers gaan varen met een ruimere wind. Dat geeft ook direct meer snelheid.
De blauwe heuvels veranderen langzaam naar groen, nu de lucht weer opklaart. We varen onder de brug door die de eilanden Ognøya en Austre Bokn verbind. De doorvaarhoogte van deze brug is 21 meter. Dus daar kunnen we zonder een enkel risico te lopen onderdoor varen.
Over de brug en de weg ernaar toe rijden heel veel auto’s en vrachtwagens. Wat een herrie maken die dingen! En dan besef ik dat ik de afgelopen 14 dagen amper auto’s heb gezien en gehoord.
We navigeren en sturen tussen de tientallen kleine rotseilanden door. De wind is weer ontzettend gevarieerd, zowel qua richting als sterkte. Dan varen we met 3 knopen, dan met bijna 7, even later weer een poosje 0,8 en dan weer 4,8. Het laatste stuk voor Kopervik, waar we uiteindelijk op aan koersen, gaat supersnel. Voor de wind varen we bijna zeven knopen. Een mijl voor we bakboord uit moeten naar de haven voel ik aan het roer dat de wind nog harder aantrekt en we varen een hele donkere lucht tegemoet. ‘Ricco, volgens mij moet de boom er uit. En wel nu meteen!’
Ricco aarzelt geen seconde. Ik laat de schoot vieren en Ricco rolt de Genua in. Daarna loopt hij naar het voordek om de boom eruit te halen.
Dan moet ik bakboord uit richting de haven. We gaan, zelfs zonder Genua, nog steeds meer dan 6 zeemijlen per uur. Vlak voor de haven leg ik de boot in de wind en Ricco laat het grootzeil zakken. We varen de haven in, op zoek naar een plekje. Er zijn een paar boxen, maar die lijken vol te liggen. Andere plekken zijn langs de kade. Dan zien we een man op de steiger staan die ons wenkt. “Daar achter is nog één plekje vrij” zegt hij in het Nederlands en hij wijst richting de boxen.
Warempel! Dat hadden we niet gezien. Een mooi plekje. Om 10 voor 10 liggen we aangelegd in de haven van Kopervik. Even weer wennen aan de bewoonde wereld, met verkeer dat met veel lawaai langs de haven raast.
Vrijdag 8 augustus 2015
Gisteren heb ik maar overgeslagen. Bijna de hele dag heb ik geslapen omdat ik me niet lekker voelde. Ricco heeft meer dan één boek uitgelezen en is uiteindelijk in de loop van de avond gaan ontdekken waar we terecht waren gekomen. Kopervik bleek een beetje een verlopen stadje, waar niet zo veel te beleven viel. Daar heb ik dus niets aan gemist.
Nu, weer zo fris als een hoentje, is het tijd om verderop te trekken. We gaan naar Skudeneshavn, helemaal op het zuidelijkste puntje van dit eiland Karmøy, dat door de Noren wordt beschouwd als de geboorteplaats van Noorwegen, het thuisland van de Vikingen en waarop we nu ongeveer halverwege liggen.
Ricco heeft Skudeneshavn uitgekozen als een mooie uitvalsbasis om naar Nederland terug te varen. De komende dagen zijn er steeds zuiderwinden. We kunnen in Skudeneshavn afwachten wanneer de zuidenwinden verdwijnen en er een zogenaamd gunstig ‘wetherwindow’ komt, waarin de wind zodanig is dat we in één keer naar Nederland kunnen varen. We kunnen ook proberen nog een paar tussenstappen te maken. We moeten de wind afwachten voor we dat besluit kunnen nemen. Zolang we wachten op de juiste wind kunnen in elk geval vanuit Skudeneshavn met de bus de rest van het eiland, inclusief het nog te bezoeken Avaldsnes, verkennen.
De wind is vandaag weer zeer variabel en bovendien heel zwak. We proberen de koers vast te houden door telkens de zeilen te stellen voor de wind die we over ons heen krijgen. Zo varen we eerst 3 knopen met een halve wind van stuurboord. Dan valt de wind weg. 0 knopen wind, 0 voortgang. We wachten het even af en warempel, daar is weer 1 of 2 knopen wind! Alleen is hij nu ruim en van bakboord. Dan zakt de wind weer helemaal weg en komt van stuurboord voor en moeten we aan de wind gaan varen. Zo klungelen we door. We komen stapvoets verder, maar met het zonnetje erbij is het geen straf om op het water te moeten zijn. In totaal zijn we zo in vier uur 7 mijl verderop gekomen. We zijn er best trots op dat we de verleiding kunnen weerstaan om de motor aan te zetten. Andere zeilboten zien we dat wel doen.
Ineens is er meer wind en hoewel de richting waaruit de wind komt nog steeds wat varieert, kiezen we er nu voor om niet de koers als uitgangspunt te nemen, maar de richting van de wind. We kruisen nu dus aan de wind. We zwalken wel een beetje van links naar rechts, maar het schiet wel op, de laatste 5 mijl varen we in iets meer dan een uur.
Voor de haven van Skudeneshavn is het weer bezaaid met kale rotseilandjes. We laten het jachthaventje links liggen en varen op het zeil het stadje binnen. Het gaat heel rustig en kalm, de wind zwakt steeds verder af en zorgt dat de boot precies het goede tempo vaart. Als de wind zo goed als weg is, starten we de motor om aan de kade aan te kunnen leggen. Als we de boot aan de wal hebben liggen, komen een aantal Noren een praatje maken. Eén van hen is in Vlaardingen geboren, omdat haar Noorse ouders daar toen woonden in verband met het werk van haar vader. Ze wonen nu in Oslo en zijn voor het eerst in het westen van Noorwegen. Eerdere vakanties spendeerden ze in het buitenland. We liggen in het oude (gamle) Skudeneshavn. Na het eten lopen we het vriendelijke stadje in. Even verderop is ook een binnenhaventje, zien we nu.
Op het marktpleintje heeft de visboer zijn kraam uitgestald, maar bij gebrek aan klandizie leest hij de krant op een bankje voor de pizzeria. Meeuwen zwemmen in de avondzon het haventje rond.
We bewonderen al die verschillende huizen, er is er geen één hetzelfde. Groot, klein, alles door elkaar, maar zo goed als allemaal van hout en bijna allemaal wit gekalkt.
We beoordelen Skudeneshavn vooralsnog voorzichtig met een hele ruime voldoende!
Zondag 9 augustus 2015
Zo, eerst maar eens naar de VVV hier, om na te vragen hoe we met de bus in Avaldsnes komen, om te weten te komen waar we leuk kunnen wandelen en of ze verder nog tips hebben over zaken die we hier op Karmøy vooral niet mogen missen. Bij de VVV blijkt dat het eiland Karmøy zich uitstekend leent voor het wachten op het juiste weatherwindow.
Omdat het een beetje grauw weer is, gaan we eerst maar naar het Skudeneshavnmuseum. We komen binnen door de, zeker voor het bouwjaar 1840, brede en hoge winkeldeur van het pand en direct bevinden we ons halverwege de 19de eeuw. We zijn in een ware winkel van Sinkel terecht gekomen, met glaswerk, serviesgoed, olielampen, 19de eeuwse keukenapparatuur van pollepels tot strijkijzers, snoepgoed, levensmiddelen in blik, hofnarsigaren enzovoort, enzovoort. Dit is in werkelijkheid ook de allereerste winkel die zich ooit vestigde in het oude Skudeneshavn, zo wordt ons verteld.
Ik maak mijn eerste foto, maar direct word ik op mijn vingers getikt; foto’s maken is in dit museum niet toegestaan. Het museum is alleen te bezoeken inclusief een rondleiding en aangezien wij de enige bezoekers zijn op dit moment krijgen we een privé-gids.
Op een drafje rennen we achter onze gids aan die ons in luttele minuten door de winkel, de tandartswerkplaats, de timmerwerkplaats, de kapper en de smidse loodst, ieder uitgebreid opgesteld in een aparte ruimte. We hebben amper de tijd om rond te kijken. Zodra hij zijn verhaaltje over desbetreffend vertrek heeft verteld, maant hij ons naar het volgende vertrek. Als we hem vragen vanwaar de haast, zegt hij instructie te hebben maximaal 20 minuten aan een rondleiding te besteden. ‘En we zijn pas op de helft’ zegt hij verontschuldigend. Het is echt ontzettend komisch, het werkt op onze lachspieren. We rennen vervolgens naar de tweede verdieping, waar het voormalige douanekantoor is te bezichtigen en vervolgens van vertrek naar vertrek, zijnde het woonhuis van de voormalige winkeleigenaar. Ondertussen vertelt de jonge gids ons zoveel mogelijk over wat zich in de afgelopen eeuwen heeft afgespeeld in Skudeshavn. Een stukje vertelt hij in de ouderslaapkamer, een volgend deel in de kinderslaapkamer, vervolgens worden we naar de logeerkamer en naar de kamer van de meid geleid en naar de werkzolder van het personeel. We gaan de trap weer af naar beneden, bezichtigen een moment de eetkamer, mogen dan een blik in de tuin werpen en vervolgens komen we via de ‘mooie kamer’ weer in de winkel terecht. Terug in de winkel neemt de gids wel uitgebreid de tijd om onze verdere vragen te beantwoorden, maar binnen een half uur staan we echt weer buiten. En dat terwijl er verder helemaal geen bezoekers waren. In een lachstuip lopen we het verder door gamle Skundeneshavn. We komen langs wat door moet gaan voor het kleinste cafeetje van de wereld en drinken even verderop koffie met heerlijke cheesetaart en met uitzicht op de ingang van de haven bij de Takelurfabriken, waar allerlei huisvlijt te koop wordt aangeboden.
Nog verder lopen we, door voor ons weer nieuwe kleine straatjes van het oude Skudeneshavn, dat ons nog niet verveeld. We zien links de ‘dame in het park’, voorover hangend als een boegbeeld aan een rotswand vast gebout, over de haven uitkijken. We lopen zelf nog iets verder, waar we een goed overzicht hebben over de haveningang. De zee is best aardig onrustig en we zien vanaf hier dat ook de buitenhaven goede beschutting geeft. We keren terug naar de ‘dame in het park’ en lopen onder haar langs het park in. Het is een prachtig park! Met rotsige paden die stijgen en dalen, met dennenbomen die wonderwel geworteld zijn op de rotsige bodem. Het is bijna sprookjesachtig. Een vriendelijk bos, de bomen, schots en scheef gegroeid, vormen een poort waar we onderdoor lopen.
Daar is de maansteen! Een vreemde grote eivormige steen, anders dan alle andere stenen hier, met een doorsnede van ongeveer een meter. In de lokale overleveringen heeft de steen altijd ‘de maansteen’ geheten, omdat men dacht dat het een meteoriet was. Ik vind de naam maansteen ook toepasselijk, omdat de steen alles behalve glad is van de buitenkant, alsof hij vol zit met kraters, zoals de maan die heeft gekregen door haar talloze inslagen. Een aantal jaren geleden heeft een archeoloog de steen onderzocht en geconcludeerd dat de steen minstens 800 miljoen jaar oud is. De steen komt overeen met gesteente in het oosten van Noorwegen. Meest waarschijnlijk is dat de IJstijd de steen zo’n 10.000 jaar geleden in Skudeneshavn heeft gebracht.
Het pad voert ons verder omhoog van uitkijkpunt naar uitkijkpunt, de laatste als een soort van balkon, met een prachtig uitzicht over de haveningang, daar ver beneden ons.
We besluiten straks uit eten te gaan, we hebben al een restaurant uitgezocht, maar we vinden het nog wat vroeg. Als we ons net na zevenen gestreken en gesteven naar de uitgezochte eetgelegenheid begeven, blijken we te laat. De boel is al gesloten. Alleen de pizzeria is nog open. We bestellen de pizza’s en peuzelen ze met ons eigen glaasje wijn heerlijk op, op de boot
Maandag 10 augustus 2015
Om het maximale uit deze laatste dag aan de wal in Noorwegen te halen hebben we zowaar de wekker gezet. Om drie over negen gaat de bus en, hoewel ik al wel toilet heb gemaakt, sta ik om vijf voor negen nog in mijn pyjama. Ineens gaat alles vliegensvlug. Ik schiet mijn kleren aan, grijp mijn fototas en Ricco stopt mij mijn telefoon toe. We klauteren de kajuit uit. De bushalte is net om de hoek, dus daar zijn we zo.
He? Er is hier geen bushalte te bekennen. O jee…. Wat nu? We lopen de hoofdstraat verder af en nog steeds komen we geen bushalte tegen. De tijd begint nu echt te dringen. Ricco schiet een winkel in om het te vragen. Even verderop is een school, daar moeten we zijn. Maar voor we de school hebben kunnen bereiken zien we de bus al achter ons aankomen. Ricco zwaait en zwaait en wij zetten het op een rennen. Dat helpt! De buschauffeur stopt voor ons de 150 meter vóór de bushalte en laat ons binnen. We kopen een dagkaart, zodat we ieder voor 10 euro vandaag zo veel en ver kunnen reizen als we willen. We reizen met de expresbus het hele eiland over van zuid naar noord, helemaal tot het eindpunt van deze buslijn, zo’n 50 kilometer verderop in Haugasund. We passeren verschillende dorpjes. Veel kappers en veel kerken overal.
Haugasund ligt net niet meer op het eiland Karmøy, maar net aan de andere kant van de brug op het vaste land. We lopen vanaf het busstation in de richting van waar wij het centrum vermoeden. We passeren de wat een publieke volkstuin lijkt. De verschillende groenten groeien in bakken, die in verschillende hoogtes op pallets staan. Vlak bij de ingang zijn stoelen, banken en tafels van pallethout gemaakt. Het ziet er allemaal heel gezellig uit. Even verder een heel aantal huizen die leeg staan en er wat verwaarloosd uitzien. Is hier eigenlijk wel iets als een centrum? We komen bij een trap die we afdalen naar de kade, waaraan een aantal prachtige jachten liggen. We vinden hier ook een watersportwinkel, waar we nieuwe lampjes halen die we nog nodig hebben. Na wat dwalen vinden we de VVV. Met de informatie komen we een en ander van de geschiedenis van Noorwegen te weten. We lopen een deel van de historische route. Er is hier een monument, dat in 1872 is opgericht vanwege het toen duizendjarig bestaan van Noorwegen. In 872 verenigde koning Harald Fairhair zijn koninkrijken en daarmee was Noorwegen een feit. Maar niet iedereen was het er mee eens dat de 18de juni werd gevierd als een feestdag. Zo vond één van de leiders van de kapel in Haugesond dat Harald Fairhair, een heiden en een zondaar, zoveel eer niet toekwam. Er werd zelfs een protestbijeenkomst gehouden in de kerk en een heel aantal mensen bleef die dag met de gordijnen dicht binnen zitten. Maar 20.000 anderen kwamen er van heinde en verre wel op af om het te vieren.
We lopen door het kleine parkje, dat het dorp te danken heeft aan het faillissement (in 1878) van de vroegere eigenaar met in het park de muziekkoepel die er in 1923 geplaatst werd, naar het Haugesund kunstmuseum. Ik loop enthousiast binnen tegen een vragend kijkende mevrouw achter de receptie aan. Mijn enthousiasme wordt direct gedempt; het museum blijkt gesloten voor publiek. We zien dat ze de werken met man en macht van de muur aan het halen zijn. Volgende week vindt hier namelijk het filmfestival plaats. Bovendien worden we er op gewezen dat het augustus is en dat de vakantie dus voorbij is. We lopen langs de Skare-kerk, waartegenover het oudste kerkhof van de stad ligt, met de vroegste graven uit 1734. We volgen het bordje ‘Havnabergutsikten’ en kijken uit over de jachthaven. Aan de overkant, aan de andere kant van de brug, zien we het openluchtmuseum liggen. Dat is ons volgende doel. Het is gelegen op het kleine eiland Haseløy, dat ook nog bij Haugesund hoort.
We lopen de brug over en arriveren aan de andere zijde bij het Dokkenmuseum. Ook hier verbaasde gezichten van het personeel dat de boel aan het opruimen is. Alles is gesloten. Vakantie in Noorwegen duurt nog tot en met de eerste week van augustus en daarna is het over. We mogen wel op het terrein rondkijken, maar alle huisjes zijn gesloten. We proberen naar binnen te gluren, maar het is daar zo aarde donker dat we er amper iets kunnen onderscheiden.
Zou het museum in Avaldsnes dan ook gesloten zijn? De jongen van het Dokkenmuseum is zo vriendelijk om dat even voor ons op te zoeken en dan blijkt dat het museum in Avaldsnes vandaag nog tot 16.00 uur is geopend. Dan moeten we nog opschieten ook! Hoe laat vertrekt de bus naar Avaldsnes? Mmm. Die is net twee minuten geleden vertrokken, dus de volgende gaat weer over een uur. Dan eerst maar lunchen!
Vanaf de bushalte in het centrum van Avaldsnes moeten we nog ongeveer een kilometer lopen naar het museum ‘Nordvegen Historiesenter’. Ondertussen lezen we op een bord dat de archeologische onderzoeken hier nog steeds gaande zijn.
Om geen inbreuk te plegen op het landschap hier, is het museum helemaal ondergronds aangelegd, waardoor we het in feite bereiken via het dak, waarvandaan een trap naar beneden naar de ingang leidt. Het uur dat we nog hebben tot sluitingstijd is precies voldoende om het museum te bezichtigen.
Avaldsnes was de koninklijke residentie van koning Harald Fairhair en van andere koningen die bekend zijn uit de Noorse sagen. De strategische ligging (al het scheepsverkeer nam de route tussen het vaste land en de eilanden voor de kust richting het noorden) was de hoofdreden waarom Avaldsnes meer dan 3000 jaar zo machtig was.
Het ging er ruig aan toe in die tijden. Harald Fairhair had zijn zinnen gezet om een meisje, dat hem echter alleen wilde trouwen wanneer hij minstens zo machtig zou zijn als de koning van het Deense koninkrijk. Harald zwoor dat hij zijn haar niet zou knippen tot hij dat voor elkaar had en trok ten strijde. Na veel bloedvergieten kon hij uiteindelijk zijn grote liefde trouwen.
Ons volgende doel is het terrein met de Vikingboerderijen, op het eilandje Bukkøy, voor de kust van Avaldsnes, zo’n 3 kilometer wandelen verderop. In feite is de ‘Vikinggard’ een onderzoeksproject waardoor men wil leren en doorgeven hoe de Vikingen hun huizen bouwden, welke materialen en gereedschappen zij gebruikten en hoe ze gebruik maakten van hun natuurlijke omgeving.
Het is een mooie wandeling en we bewonderen op het eiland de verschillende gebouwen; onder meer het boothuis, het lange vikinghuis en het ronde huis.
Ook hier komt de wreedheid om de hoek kijken in het verhaal dat koning Olav, die een nakoming van koning Harald Fairhair is en die het christendom introduceerde. Om het geloof in de oude goden uit te bannen heeft hij op deze plek een aantal tovenaars van de heidense godsdiensten laten verdrinken.
We wandelen via het bos terug naar de brug die ons weer naar het eiland Karmøy leidt en lopen via de Olavkerk, ooit opgericht door de eerder genoemde koning Olav, terug naar het dorp. Tegen de Olavskerk staat een scheefgezakte pilaar. Het verhaal gaat dat op het moment dat de pilaar de kerk raakt, het einde der tijden aangebroken is.
In het dorp nemen we de bus terug naar Skundeneshavn. We gaan ons klaarmaken voor de grote oversteek, die morgen een aanvang neemt. We bereiden ons voor op het afscheid van Noorwegen en op drie á vier dagen op zee.