Noorse westkust Deel 1

Wat vooraf ging: proloog

Zaterdag 18 juli 2015. 23.30 uur

Alles is gepakt en ik ben er klaar voor. Ik heb er ineens zó veel zin in om op reis te gaan! Tijdens de afgelopen dag was ik bezig met pakken, boodschappen doen, andere voorbereidingen treffen. Maar nu alles kant en klaar is, kan ik haast niet meer wachten! Maar dat is nu net wel de opdracht; nog even geduld oefenen… Morgenochtend wordt er nog veel regen voorspeld, dus het heeft niet veel zin om al vroeg in Medemblik te zijn. Ricco moet nog een aantal klusjes aan de boot doen en daarbij heeft hij droog weer nodig. De planning is dat hij dat morgenmiddag gaat doen. Op maandagochtend kunnen we dan eindelijk echt weg!

We hebben de weerkaarten bestudeerd en de keukenvloer ligt bezaaid met zeekaarten van Noorwegen. Het ziet er naar uit dat de wind de komende dagen zuid tot west staat en we gaan koersen op Noorwegen. We kiezen Stavanger als doel.

Maandag gaan we vertrekken. Om half twee in de middag willen we bij Den Oever de afsluitdijk door, want dan begint bij Den Oever de stroom richting Den Helder te stromen. Bij Den Helder dan de Noordzee op en dan zo’n 400 m22ijl noordwaarts. Als alles volgens planning gaat, zijn we aan het eind van de donderdag of het begin van de vrijdag in de omgeving van Stavanger!

Zondag 19 juli 2015

Als tegen de middag het hele zooitje is ingeladen in de auto kunnen we eindelijk rijden. De regen komt met bakken uit de hemel. Maar de voorspellingen stemmen een stuk vrolijker. Net voor Harderwijk ziet we een ooievaarstorenflat. Op een hoogspanningsmast zijn op 3 etages totaal zo’n 8 nesten gemaakt, de meesten ervan zijn bevolkt. Wat een bizar gezicht! Geïndustrialiseerde natuur.

Net voor Lelystad ligt aan één kant van de weg een Van-der-Valkachtig restaurant. Daar kunnen we brunchen voor 25 euro per persoon. Aan de overkant zit het schattige piepkleine pittoreske eetcafé De Bosrand. Daar serveren ze een twaalfuurtje, bestaande uit een broodje kaas, een broodje kroket en een kop koffie voor vijfenhalve euro. We kiezen voor de nostalgisch ogende gelegenheid. We stappen binnen bij wat een veredelde snackbar blijkt te zijn. We kunnen kiezen uit vijf tafeltjes met ieder vier stoelen. Voor het raam hangen vitrages met daarin een berglandschap met bomen geweven, daaronder een schelpenrand. Behalve de uitgebloeide Amaryllis, zijn alle planten in de vensterbank van plastic. De kunstplanten staan in potjes, met daarin de letters ‘home’ ‘love’ en ‘there is no place like home’ uitgesneden. Na enige tijd wachten blijkt dat het de bedoeling is dat je je bestelling zelf gaat melden bij de toonbank.

Precies als we in Medemblik aankomen stopt de regen en piept de zon tussen de wolken uit. We parkeren de auto en gaan de boot halen. Op de plek waar de boot normaal ligt kun je niet met de auto dichtbij komen. Daarom parkeren we de auto op een plek waar we gemakkelijk alles van de auto naar de boot kunnen overladen en varen de boot daar naar toe. Als we daar aankomen, blijkt dat er inmiddels een andere boot op ‘ons’ plekje is gaan liggen. Maar geen nood aan de man, er is daarachter nog ruimte genoeg om aan te leggen.
Ricco vaart de boot achteruit het gaatje binnen. Ik sta al met het touwtje klaar om dat over de meerpaal heen te werpen. Als we dichtbij zijn gooi ik het touw eromheen, maar ik trek wat ik kan, maar de boot komt niet dichter bij de kant. Het blijkt dat we vast liggen in de blubber. ‘Eén meter vijftig” zegt Ricco na een blik op de dieptemeter. Dat is een beetje weinig als je boot één meter tachtig steekt…

Het is niet te geloven. We hebben nog geen 300 meter gevaren en nu gaat er al iets mis… Wat moet dat worden… Ik spring op de kant en terwijl Ricco de boot met vol vermogen naar voren probeert te sturen, probeer ik de boot naar de kant te trekken. Er is geen beweging in te krijgen. ‘Hij ligt muurvast’ zegt Ricco. Hij springt ook op de kant en roept naar mij ‘Houd je hem goed vast?”. Ik kan een schaterlach niet onderdrukken.
Ik weet niet hoe, maar uiteindelijk lukt het de boot los te krijgen en we trekken hem een stukje naar voren. Daar is het weer 1.80 diep. Kantje boord, zeker omdat we de boot zo meteen ook nog eens gaan beladen. Dat zien we dan wel weer.

We laden de boot uit, zetten de spullen zo veel mogelijk al direct op de juiste plek en slaan het grootzeil aan. Ricco start de motor en wonder boven wonder, varen we in één keer weg. We gaan de brug door, zodat we in de voorhaven komen. Hier vandaar kunnen we morgen zonder enig obstakel het IJsselmeer opvaren. Er is een plekje direct achter de brug. Ricco vaart er eerst voorbij, keert daarna om en keert vlak voor de brug nog een keer, zodat we vlak voor de kant komen te liggen. Dat was een mooi staaltje stuurmanskunst van Ricco! Met het aanleggen klungelen we als een stelletje beginners. We moeten blijkbaar nog een beetje op elkaar ingespeeld raken!

Maandag 20 juli 2015

Om kwart over elf is het dan eindelijk zover; we kunnen vertrekken!
Ik hijs voor het eerst dit jaar het grootzeil. Gelukkig zit de routine er nog goed in.
Het is een prachtige dag. De zon schijnt volop en de temperatuur is heel aangenaam. Er is niet veel wind, maar dat is niet erg; we hoeven nergens op tijd te zijn.

In de verte zien we een enorme hoeveelheid zeiltjes op een kluitje. Daar is een zeilwedstrijd aan de gang.

‘Zet je de marifoon even op kanaal 1’ vraagt Ricco. Vervolgens pakt hij de microfoon en spreekt: “Meldpost IJsselmeer. De Pinta” We krijgen direct antwoord; ‘Papa Golf 6128, ik ontvang u luid en duidelijk. Atis zichtbaar’. ‘Dank u wel’ zegt Ricco gerustgesteld dat de marifoon pico bello functioneert.

En nu een peukje!
Oh shit nee, je was een half jaar geleden gestopt met roken, weet je nog wel? spreek ik mezelf toe.

We varen heerlijk rustig met het windje schuin achter ons. Dat geldt natuurlijk niet voor de boten die ons tegemoet komen. Die varen strak aan de wind. Dat is hard werken en die boten gaan flink schuin. Het is bijna niet voor te stellen, alsof zij, varend in hetzelfde water, op dezelfde plek, onder exact dezelfde weersomstandigheden, in een compleet andere wereld leven. Wij leven nu in de wereld van rust en kalmte, zij in die van spektakel en sensatie.

Om half drie komen we aan bij de sluis van Den Oever. Net voor onze neus gaan de sluisdeuren dicht. We varen een half uur rondjes voor de sluis, voordat we naar binnen kunnen voor de volgende schutting. ‘Van zoet naar zout, gaat altijd fout’ waarschuwt Ricco. We leggen de boot daarom eerst achter vast en daarna pas aan de voorzijde. Dat gaat allemaal perfect! Tien minuten nadat we naar binnen zijn gevaren gaan de deuren aan de andere zijde weer open en nog eens 10 minuten later varen we de Waddenzee op.
Ik berg de stootwillen en de aanlegtouwtjes in de bakskist. Die hebben we de eerstkomende 4 dagen en nachten, als alles volgens planning gaat, niet meer nodig.
Ik hijs het grootzeil. Hopelijk is dat ook voor ‘t laatst tijdens de komende 400 zeemijlen die we denken te gaan varen.
Voorbij Den Helder navigeren we door het Molengat richting de Noordzee. Het motregent. Gelukkig hebben we ook hier de stroom nog mee, want er staat weinig wind.
Om half zeven maak ik een lekkere maaltijdsalade, terwijl we langs de westkust van Texel varen.

Om 21.30 uur zijn we Texel voorbij. Ik stuur om stroom te besparen met de hand, want met de wind achter werkt de windvaan niet zo goed. Met de stroom mee varen we 8,5 mijl per uur. Dat schiet lekker op zo!

Iets ten noorden van Vlieland signaleren we een zeemonster. Hoog torent hij op zijn enorme poten boven de zee uit. Waar zou hij hier naar boren? Olie? Gas?

Boven Terschelling kiezen we een noord noord westelijke koers en we steken de 1ste TSS over, de snelweg voor grote zeeschepen, die we verplicht haaks moeten oversteken. Het is dan inmiddels middernacht en mijn wacht is net begonnen. Maar Ricco gaat nog niet slapen. Hij vindt het veiliger om samen de TSS over te steken.

De wind begint toe te nemen. Er staat nu zo’n 15 – 20 knopen wind (windkracht 4 á 5 Beaufort). Ik heb toch de stuurautomaat maar aangezet, want er staan zoveel golven die de boot heen en weer slingeren dat het heel moeilijk is om koers te houden, zowel voor de windvaan als voor mijzelf. Ik vraag Ricco of er geen rif in het zeil moet, maar Ricco geeft aan dat het niet handig is om midden in de TSS een rif te gaan leggen. Het is rustig op de TSS, dus Ricco besluit toch maar te gaan slapen.

De fluoriderende algen zorgen voor lichtgevende golven. Het lichtgevende water spat rondom onze boot. Ze verlichten ons pad in deze verder stikdonkere nacht. Het is een prachtig gezicht.

We varen nog steeds zo’n 6 knopen per uur. Als dat zo doorgaat, zijn we donderdag al in Noorwegen. Maar niet te vroeg gejuicht, er kan nog zoveel gebeuren!

De stuurautomaat geeft al een aantal keren een alarmpje dat hij meer dan 20 graden afwijkt van de opgegeven koers. Maar telkens corrigeert hij zichzelf vervolgens. Tot op een bepaald moment het alarm aanhoudend piept. De stuurautomaat heeft het niet gehouden! Hij heeft m eruit gegooid. Ik pak snel de helmstok en geef sturing aan het stuurloos geworden schip. Geen idee hoe dat alarm uit moet, dus die blijft piepen. Ricco wordt daardoor wakker en staat onmiddellijk naast me en vraagt wat er aan de hand is. Ik leg hem de situatie uit en we komen tot de conclusie dat een rif in het zeil nu echt nodig is.
‘Ga maar aan de wind varen’ commandeert Ricco mij. Ondertussen kruipt hij naar voren om het rif in het zeil te leggen. ‘Maak je wel je lijflijn vast!” roep ik hem achterna. Daar ligt hij, bij de mast, op een stampend schip waar de golven over de boeg heen slaan en dus ook over Ricco. Ik ben niet bang, maar wel een beetje angstig. Ik zou niet weten wat te beginnen als er met Ricco iets mis zou gaan, realiseer ik me. Druipend komt hij uiteindelijk terug in de kuip. Hij is mijn held!

Dinsdag 21 juli 2015

Om half acht word ik wakker. Ik heb geslapen in een draaiende wasmachine en dat voel ik aan heel mijn lijf. Alles is stijf. Bovendien ben ik hartstikke misselijk. Ricco voorziet mij van een zeeziektetabletje en een glas water. Ik hoop dat ik die binnen kan houden. De zee is ruw en alles hotst en botst. Ricco ziet er zo verschrikkelijk moe uit. Om 08.00 uur ligt hij op bed.

Het is moeilijk om je ogen open te houden tegen het felle ochtendzonlicht en de glinsterende golven. We varen voor de Deens-Duitse kust, maar daar zie je helemaal niets van. Alles om ons heen is water; woest en ledig.

Als ik om 10.00 uur onze positie in de kaart zet zie ik dat we net de grens oversteken van de Nederlandse wateren naar de Duitse.
De eerste twee uur van mijn wacht zag ik nog eens per uur een schip voorbij komen. Nu zie ik helemaal niets meer. Behalve dan die schuumkoppen, maar dan wel alcoholvrij.
Tegen elven gaat het batterijalarm. Dat betekent dat de motor aan moet om stroom te draaien.

Om kwart over elf zitten de eerste 24 uur er op. We hebben het gepresteerd om 140 mijl te varen in die tijdspanne. Dat is 40% meer dan gebruikelijk. Als we dit volhouden zijn we inderdaad al op donderdag in Noorwegen in plaats van vrijdag.

Tot in de avond blijft de zee ‘knobbelig’ zoals Ricco dat noemt. Veel golfslag, waardoor je de hele dag heen en weer geslingerd wordt. Als je maar buiten in de kuip zit, heb je daar niet zo heel veel last van. Maar als je je binnen ergens naar toe wilt bewegen, moet je halsbrekende toeren uithalen. Koken is in deze situatie ook vrij lastig en dat lukt dan ook niet zonder heel veel gemopper en gescheld. Op de uien bijvoorbeeld, die maar niet stil willen blijven liggen, terwijl je ze met één hand probeert in kleine stukjes te hakken.

Als Ricco mij tegen middernacht komt wekken voor mijn wacht ben ik nauwelijks wakker te krijgen. “Wil je nog een uurtje extra slapen?” vraagt hij. Ik draai me nog een keertje om en kan voor ik opnieuw in slaap val nog net bedenken dat ik de allerliefste man van de hele wereld heb.

Een uur later sta ik toch wel min of meer uitgerust op. “het zal wel een rustig nachtje worden” voorspeld Ricco. Ricco vertelt dat de motor twee uurtjes aan moet om stroom te draaien. We zakken alweer onder de 11 volt, oftewel in Ricco’s woorden ‘we hebben bijna geen prik meer’.

Ricco draait de sleutel van de motor om, maar die geeft geen sjoechem. Startaccu leeg? Het motorluik wordt open getrokken, de zaklantaarn tevoorschijn gehaald. Er wordt hier en daar gerommeld. Een nieuwe poging om te starten. Nu hoor je wel iets geluid, maar hij slaat niet aan.
Ik krijg allerlei schrikbeelden voor me. Straks zitten we hier midden op zee zonder elektriciteit. En dan? Komen we dan ooit nog weer aan de wal?

“Krijgt ‘ie wel brandstof” hoor ik Ricco mompelen. “Dat is een ander probleem hè, dat is dus een tweede probleem”.
Weer wordt er gerommeld en gemorreld en weer gaat de sleutel om. En dan heeft het motortje er ineens weer zin in en draait als een zonnetje.
“Wat was dat nou?” vraag ik Ricco. ‘Ik heb m weer aan getoverd door verwensingen uit te spreken” antwoord Ricco vaag.. Het is een geheim dat Ricco waarschijnlijk altijd bij zich zal dragen.
Nu ligt Ricco dan eindelijk te slapen. Het kan niet anders dan dat hij daar heel erg aan toe was.

Ik heb me binnen in de salon op de bank achter mijn computer genesteld. Het is zo rustig buiten dat het niet nodig is om die vier uren achtereen aan dek te zijn. Elke tien minuten kijk ik buiten even. Constateer dat er nergens andere boten zijn te bekennen, dat we nog steeds op de goede koers lopen en voldoende voortgang boeken.

Het is een kleine wereld, hier op de Pinta. Geen internet, geen telefoon, geen Facebookberichtjes, geen whatsappjes en geen Radio 1. Compleet afgesloten van de rest van de wereld. Het lijkt daarmee alsof er geen rest van de wereld meer bestaat. Alleen met z’n tweetjes op zee, voor zover je kijken kunt niets of niemand te zien. Het is heel fijn, een paar dagen zo met z’n tweetjes in ons eigen coconnetje. De rest van de wereld kan wel vergaan zonder dat wij er ook maar iets van merken.
Laat ik maar eens even een kopje thee gaan zetten!

Ik laat Ricco een uurtje extra slapen, zo hoeft hij niet zelf het nadeel te ondervinden van het feit dat hij mij een uur langer liet slapen. Ik slaap zelf de volgende wacht wel een uurtje minder.

Woensdag 22 juli 2015

Wat een vlak zeetje! Ik steek mijn kop buiten om even te kijken hoe het er vandaag bij staat. Een vlakke zee, weinig wind -zo’n vijf knopen- en nog best koud met 16 graden. De zon schijnt en we komen toch nog 4 mijl per uur vooruit. Dat laatste dankzij de halfwinder die Ricco heeft gehesen.

Eerst even een bak koffie om een beetje wakker te worden en dat pakken we het ‘Scheepsjournaal’ van Cees Nooteboom erbij. Lekker een ochtendje lezen.

Twee meeuwen vliegen rondjes om de boot en vervolgens om elkaar. Dan scheren ze weg, vlak over het water, klaar om een duik te nemen wanneer ze een visje ontwaren. Ik kijk in het water, dat blauw en helder is. Ik zie geen vissen, alleen een stukje zeewier dat voorbij drijft.

Er is steeds minder wind. We komen amper 2 mijl per uur vooruit. Het kleine beetje wind dat er wel is draait ook nog en komt nu vanuit een noordwestelijke richting. De halfwinder, die juist bedoeld is voor halve wind, gaat er daarom af en ik rol de Genua weer uit.

Als we tegen half 12 toch de motor aan moeten zetten om twee uren stroom te draaien zetten we de motor ook maar in bedrijf. Ik draai de Genua naar binnen, want die staat anders toch alleen maar te klapperen. Het grootzeil kan, in het midden gezet, gewoon blijven staan. En nu maar hopen dat de wind over twee uur weer wat is aangetrokken.

Als ik om 15.00 uur wakker word is er nog steeds geen wind en we varen op de motor in westelijke richting. In westelijke richting? Wat is dat? We zijn op weg naar het noorden!
Ricco doet zijn verhaal: Zo‘n half uur terug passeerde ons een vrachtschip dat een geluidssignaal gaf: 2 x kort, 1 x lang. Ricco zoekt op wat dat betekent: ‘U nadert gevaar’. Verbaasd vraagt Ricco zich af wat er aan de hand kan zijn. Vanuit de gedachte dat ze hem misschien op hebben geroepen controleert hij de VHF. Die staat op kanaal 4, terwijl hij op kanaal 16 hoort te staan. Snel zet Ricco de marifoon weer op kanaal 16 en inderdaad wordt hij vrijwel direct opgeroepen. Hij krijgt de opdracht om 270 graden te gaan varen vanwege een onderzoeksschip dat eraan komt. Blijkbaar sleept die iets heel erg langs achter zich aan, want de eerste zeven zeemijlen achter het schip is verboden gebied. Een ander schip dat het onderzoeksschip begeleidt vaart naast ons met ons mee om te voorkomen dat we op onze oorspronkelijke koers zullen terugkeren. Pas wanneer de zeven mijl voorbij zijn, krijgen we de boodschap dat we weer terug mogen keren op onze eigen oorspronkelijke koers.

Zodra we weer noord varen voel ik duidelijk wind. De metertjes geven aan dat het nog niet de moeite is, maar ik wil het toch proberen. We zetten de zeilen weer uit, maar het effect is dat we niet vooruit komen. Ik haal het spul weer binnen en geef een ruk aan de gashendel. Wat heb ik toch een verschrikkelijk bloedhekel aan die pokkeherrie. Ik word er totaal chagrijnig van.

Als er om half vijf weer voldoende wind is slaat mijn stemming radicaal ten positieve om. Zelfs de regen die ermee gepaard gaat kan mij niet deren. We hebben weer een mooi windje van zo’n 10 knopen west, dus we varen een mooie koers noord met halve wind. We zetten de windvaan erbij zodat we niet zelf hoeven te sturen en we lopen ruim 5 knopen. En dan is de regen ook alweer achter de rug. Als we zo doorgaan dan zijn we aan het begin van mijn volgende hondenwacht (van 00.00 – 04.00 uur) het noordelijkste puntje van Denemarken gepasseerd en steken we de monding van het Skagerak over. Aan het einde van die wacht zijn we dan mogelijk al ter hoogte van de Noorse Zuidkust.

Net na negenen ga ik de kooi in. Nog even een paar uurtjes slaap pakken voor de hondenwacht van start gaat. Van slapen komt echter weinig. De westenwind gaat plotseling noord staan. Ricco gaat overstag. Ik lig weer in de wasmachine. Alles kraakt en piept. Dan is het ineens muisstil. De wind is weg. Even later hoor ik dat de motor gestart wordt. Maar een kleine drie kwartier later gaat de motor weer uit. Ik sta op en zie dat Rico net de zeilen weer gesteld heeft voor een aandewindse koers. We varen wel 30 graden de verkeerde kant uit, want de wind komt nog uit het Noorden. De wind wordt snel harder en loopt op naar 15 – 20 knopen. Voor Ricco naar bed gaat zet hij eerst nog een rif in het zeil.
In de loop van mijn wacht neemt de wind af en wordt hij weer iets westelijker. Ik kan steeds een paar graadjes noordelijker varen, totdat ik rond twee uur weer op de 0 graden zit. Nog een paar graadjes eraf, om weer wat dichter bij de uitgezette koerslijn te komen moet straks vast ook wel lukken.

Donderdag 23 juli 2015
Om negen uur in de ochtend zijn we dan eindelijk zo ver dat we ter hoogte van het zuidelijkste puntje van Noorwegen varen.
Als Ricco tegen half 12 uit bed komt, bak ik een paar eieren en zet een pot echte koffie.
“Ik heb goed en slecht nieuws” meld ik aan Ricco “Als ik het me niet verbeeld hebben we land in zicht en de dieptemeter is kapot”.
Ricco bevestigt dat ik me het niet verbeeld, dat we inderdaad in de verte de Noorse zuidkust ontwaren. Van het slechte nieuws is hij alles behalve ondersteboven; “Weet je waarom de dieptemeter het niet doet? Het is hier zó diep dat hij het niet kan meten”.

De paar uur die ik vanmiddag nog geslapen heb, konden niet voorkomen dat ik enorm chagrijnig ben geworden. Ik ben moe, alles doet me zeer, ik wil mijn benen strekken en heb ruimte nodig. De zee is hier enorm knobbelig als gevolg van de enorme hoogteverschillen onder water. Als je niet op bed ligt is onze krappe kuip de enige plek waar je een beetje fatsoenlijk zijn kunt. Alles klapt en rammelt en alsof dat nog geen herrie genoeg geeft, moet ook die stomme motor weer aan om stroom te draaien.

We naderen ons doel. Om even over vijf uur hebben we er al 400 mijl opzitten. We navigeren nu langs de kust ons doel nadert; de havenplaats Tananger, vlak bij Stavanger.

Om 21.00 uur leggen in de haven van Tananger aan. Een piepklein super rustig haventje, met rondom witte huizen en appartementsgebouwen. Achter ons een wit hotel dat tevens dienst doet als havenkantoor.
Onder de aankomstborrel maken we de balans op: we hebben 416 mijl gevaren in 82 uur; 4 dagen en 3 nachten achtereen. De salon van de boot is bevangen van de sfeer ‘we did it!’

Vrijdag 24 juli 2015

Wat een lange nachtrust een mens goed kan doen! We zitten heerlijk samen in de kuip aan onze ochtendkoffie. “Zaterdagavond geen barbecue” zegt Ricco. Ik denk dat hij ergens heeft gelezen dat een hier ergens geplande barbecue niet doorgaat. Maar het blijkt zijn conclusie te zijn naar aanleiding van het weerbericht, dat hier voor zaterdagavond en –nacht regen voorspelt. Het is hier nu nog redelijk weer, hoewel met 17 graden wat aan de koude kant. Morgen gaan daar nog een paar graadjes vanaf.

‘Laten we maar eens in beweging komen’ stelt Ricco voor. Het water is hier super helder. Je kunt de wortels van de waterplanten volgen tot op de bodem. De blauwe lucht met daarin de stapelwolken spiegelen in het spiegelgladde water van de haven. We lopen het haventerrein af, de Oldemannsbakken in. Verderop is een wandelpad dat omhoog richting zee loopt. Het duurt maar even of we hebben uitzicht op zee. Het is prachtig hier. Een enorme bloemenpracht groeit hier op de rotsige bodem die een natuurlijke bescherming vormt tegen de zee. Wow wat is het hier mooi. Ik word hier blij en gelukkig van. Ik krijg hier energie van. Loop op wolkjes van rotsblok naar rotsblok. We nemen het pad nog verder omhoog achter de bomenrij langs en komen bij het volgende vergezicht over zee. Een aantal kleine binnenmeertjes, rotsen met prachtige structuren. Even verder een aantal dode bomen tussen het lange gras. En alsof het een voorteken is dan een oude bunker met daarop een hakenkruis geschilderd en rechts daarboven in grote letters met een rechthoek omlijnd ‘RAMBO’. Het is een kleine oprisping in het landschap, want dan volgt het heideveld en opnieuw uitzicht op zee. We lopen een zijpaadje in, maar daar mogen we niet verder volgens het bord met ‘Adgang Forbudt. Entrance prohibited. Lov av 18. august 1914. Fursvaret’. Dat laatste woord blijkt te betekenen dat het een militair terrein betreft.

We vinden een ander breed pad dat ons weer terug leidt naar Tananger. Ondertussen wordt het steeds warmer. De zon schijnt volop. Overal alleen maar houten huizen van grote villa’s tot kleine schattige poppenhuisjes. Waarom noemen we poppenhuisjes eigenlijk schattig, vraag ik me ondertussen af. De huizen zijn niet alleen maar wit geschilderd, zoals rondom de haven, maar ook grijs, okergeel, rood, bruin, blauw.
We gaan op zoek naar een soort van centrum. We vinden de pinautomaat, maar een winkel waar ze zeekaarten van deze omgeving verkopen is er in Tananger niet te vinden.

Hoeveel is een Noorse kroon eigenlijk waard? We vragen het de mevrouw van de winkel van Sinkel en ze vertelt dat er 8 Noorse kronen in een euro gaan. Later zoeken we het op en dan blijkt dat een Noorse kroon nog maar 0,11 eurocent waard is. Dat betekent dat we voor € 11,00 per nacht in de haven liggen. Een koopje vinden wij. In Nederland, Frankrijk of Engeland is het meestal drie keer zo duur.
Dezelfde mevrouw vertelt, met enige spijt in haar stem omdat ze zelf niet gaan kan, dat er vandaag en morgen een heel leuk festival aan de gang is in Stavanger met lekker eten en muziek. Een echte aanrader volgens haar.

Nu we nog geen goede zeekaarten van de fjorden beschikbaar hebben besluiten we om nog een nachtje langer in Tananger te blijven. Morgen gaan we in plaats van met de boot met de bus naar Stavanger om te zien of we ze daar kunnen bemachtigen. Kunnen we meteen het festival bezoeken.

Het vervolg: deel 2