Deel 2. Storm!

Wat vooraf ging

Als ik aan het einde van de middag wil gaan koken verleggen we onze koers een beetje naar het noorden. Zo varen we iets minder hoog aan de wind, zodat de boot minder schuin ligt. Dat geeft wat ontspanning en maakt koken en eten gemakkelijker. Maar dan begint de wind te draaien naar WNW. We varen nu te veel naar het Noorden. Om niet te veel van onze lijn af te wijken gaan we overstag. Een uur later doen we dat opnieuw. We moeten kruisen, maar we kunnen deze laatste koers wat langer volhouden omdat we redelijk parallel aan de uitgezette lijn kunnen blijven. De wind gaat steeds harder waaien en de golven worden steeds hoger. Ik maak Ricco wakker, zodat hij een rif in het zeil kan zetten.

Daarna begint Ricco’s wacht en ik kan een paar uurtjes slapen. In de kajuit doe ik mijn jas en zwemvest uit. Dan mijn schoenen. We varen zó schuin dat ik, hoewel ik op de bank zit met mijn rug tegen de zitting van de bank, mijn voeten horizontaal voor me staan en ik in feite liggend mijn schoenen uittrekken. Bij elk klap op de golven stuiter ik de lucht in en kom met een plof weer op de bank terecht. Ik strompel naar de wc, me vastgrijpend aan de handvaten, die ik inmiddels blindelings weet te vinden. Op de wc zet ik me klem met mijn voeten tegen de schuin opstaande rand. Met één hand trek ik mijn broek weer ophoog en wurm de knoop door het knoopsgat. Als ik mezelf naar de kooi heb geslingerd zie ik dat één van de kleine kastdeurtjes boven het bed is opengaan. Me klemzettend met mijn voeten en één hand aan de bedrand, klap ik de klep dicht, maar die komt met dezelfde vaart weer terug. Ik denk dat ik door die rare houding waarin ik verkeer niet genoeg kracht kan zetten. Ik klim op het bed en onderneem een nieuwe poging. Ik klap de klep weer naar boven en nog krijg ik het deurtje niet terug in zijn sponning. Bij de derde poging komt er een grote golf. Ik hoor de klap waarmee de boot op het water wordt gesmeten. Op datzelfde moment maakt ik een achterwaartse salto, klap met mijn hoofd tegen de kastjes aan de andere kant van het gangpad. En dan lig ik met mijn rug op de grond. Ik voel me verdwaasd en blijf even liggen. Ricco steekt zijn hoofd door de kajuitopening. “Gaat ’t goed?” vraagt hij. “Ik ben van ’t bed gekukeld” zeg ik en ik hijs mezelf weer overeind. “Je kunt beter op de bank in de kajuit gaan liggen”, adviseert Ricco.

Ik sta op en begin aan de tocht van zo’n drie meter. Ik grinnik hardop. Wat is een mens een raar wezen. Dit doen we voor ons plezier! Afzien is het en toch is het leuk. Wat doen we onszelf aan!

Later die nacht maakt Ricco mij wakker omdat hij de Genua binnen wil halen. Die staat nog maar half uitgerold, omdat Ricco eerder vandaag al had ontdekt dat een naad van het zeil los was geraakt. Maar de wind wordt nu zo sterk dat het zeil helemaal weggedraaid moet worden. We moeten het doen met de stormfok. Ik ben ik in één keer klaar wakker uit mijn diepe slaap. Ik kruip uit mijn slaapzak en stap met mijn voeten in de zeilbroek. Ik zet me af tegen de tafelrand om te zorgen dat m’n bips even los komt van de bank, zo kan ik de broek in een snelle beweging omhoog trekken. Dat lukt, maar tegelijk stuiteren we weer met een klap van een hoge golf naar beneden. Ik klap naar achteren en het lukt me met moeite om op de bank te blijven. Ik hijs mezelf weer overeind en met veel gehannes heb ik even later ook mijn jas en zwemvest aan. Ik grijp me vast aan het handvat van de kaartentafel en wurm mezelf het trapje op naar de kuip. Ik voel me een vrouw van 80 die stijf en stram is. Ik lijn mezelf aan in de kuip. De golven beuken op ons schip, gooien ons in de lucht om vervolgens met een klap op de volgende golf terecht te komen. We duiken een gat in en worden weer omhoog gestuwd naar de top van de golf. Ik laat de schoot van de Genua vieren en Ricco draait de rolfok in. Het loopt soepeltjes en binnen de kortst mogelijke tijd is de Genua ingerold. ‘Daar had ik je niet voor wakker hoeven te maken” zegt Ricco. Een meevaller, want het lijkt alsof de Genua nog meer averij heeft opgelopen en dan is het de vraag of het inrollen zo makkelijk gaat.

Het loopt inmiddels tegen half vier en ik besluit om voor dat halve uurtje niet meer naar bed te gaan. Ricco voelt zich niet zo lekker en hij duikt letterlijk op de bank. Tegen half acht gaat de wind nog harder waaien. De stuurautomaat werkt zich in het zweet om aan de wind te blijven varen. Ik help ’t apparaat een handje en moet daarbij flink tegendruk geven met de helmstok. Zouden we nog een extra rif moeten zetten? Eigenlijk wil ik Ricco niet wakker maken, maar we moeten nu in elk geval overstag gaan, omdat de wind zodanig draait dat we steeds noordelijker varen en verder van onze uitgezette koers afraken. Ik roep Ricco en die staat, of beter gezegd hangt, onmiddellijk naast zijn bed. “Kan ik eerst nog even naar de wc?” vraagt hij. “Ja, doe maar” antwoord ik hem. Ricco wankelt richting de wc. Bij het gangetje tussen de salon het toilet stuit Ricco op een deur die het gangpad blokkeert. Het gevaarte is tijdens het varen blijkbaar uit z’n voegen gerukt. “Kijk nou dan” zegt Ricco, terwijl hij de deur zodanig manoeuvreert zodat ‘ie, zo goed en zo kwaad als het kan, minder een sta in de weg is.

Nadat we overstag zijn gegaan, zetten we de feiten op een rijtje. We komen tot de conclusie dat Edinbourgh geen haalbare kaart is met deze windrichting, deze windsterkte, de hoge golven en het slaaptekort dat we dan zouden oplopen. Ook het feit dat Ricco zich niet zo fit voelt telt bij onze overwegingen mee. We bekijken de kaart en komen tot de conclusie dat naar de kust varen de beste optie is. We besluiten om maar Whitby te varen.

We staan op de uitkijk en zoeken naar de kardinaal die de ingang naar de haven van Whitby moet aangeven. We zoeken voor de kust, waar we het plaatsje zien liggen dat Whitby moet zijn. Dan zie ik achter ons een klein streepje in de zee. Daar staat de kardinaal! Hoe hebben we die over het hoofd kunnen zien? We varen op de kardinaal af en vanaf daar richting de pieren. Er staat veel stroom, het is niet gemakkelijk om goed tussen de beide pieren te komen. Maar uiteindelijk varen we Whitby binnen. Ons overvalt aan één kant de rust van het water, de afwezigheid van het kabaal van golven en wind. Daarentegen is het een enorme drukte op de kade. Stromen mensen flaneren daar. Het lijkt wel alsof we in geen eeuwen mensen hebben gezien en aan het idee moeten wennen dat we de hele wereld niet alleen met z’n tweetjes voor onszelf hebben.

Hoe moet dat voelen als je de oceaan hebt overgestoken en drie, vier weken geen mensen hebt gezien?

Om tien voor drie liggen we die middag voor de draaibrug van Whitby, die op afroep twee uur voor tot twee uur na hoog water op elk heel en op elk half uur open gaat.
Honderd meter voorbij de brug is de jachthaven; de havenmeester staat ons al op te wachten. Hij wijst ons een plekje aan. Om kwart over drie liggen we aan de wal. Het is inmiddels dinsdag 16 juli. We hebben er 3 dagen en 2 nachten over gedaan om hier te komen.

Nadat we heerlijk hebben gedoucht lopen we Whitby in voor een eerste inspectie. Waar zijn we terecht gekomen?
We vullen onze portemonnee met Engelse ponden.dscn4466
De haven is gunstig gelegen. Nabij het stadscentrum. De VVV en het station en de supermarkt op steenworp afstand. Whitby is een toeristisch plaatsje, dat haar geschiedenis goed uitbuit om toeristen te vermaken. Bij onze eerste ronde door het stadje lopen we een eindje over de kade, langs de swingbridge en verder langs de rivier richting zee. We duiken vervolgens de kleine steegjes in en je krijgt het idee dat je een aantal eeuwen terug de geschiedenis induikt, in de tijd dat straatjes alleen nog maar voor voetgangers toegankelijk hoefden te zijn. Tussen de gevels van de huizen aan weerskanten van de straatjes zit hooguit twee meter. Na onze wandeling constateren we dat we ons hier zeker een paar dagen goed kunnen vermaken.

Na een heerlijke hele nacht slapen maken we voor onszelf een programma van wat we in Whitby allemaal willen zien Dan hebben we inmiddels al boodschappen gedaan en zijn met een berg folders van de VVV teruggekomen. Ook meteen ansichtkaarten gekocht, zodat de kaartjes onze familie en vrienden zullen bereiken voordat we zelf al weer terug zijn.

Vervolg