Noorse westkust. Deel 2

Wat vooraf ging: deel 1

Zaterdag 25 juli 2015

De bus voert ons langs de zee richting Stavanger. Met verwondering kijk ik naar de koeien die tussen de rotsen in een soort van wei lopen. Het lijkt maar een heel dun laagje gras te zijn, waarmee de rotsen als een groen tapijt zijn belegd. Hier en daar komen de kale rotsen echter bloot.
“Kijk, een ree!” zegt Ricco, maar tegen die tijd dat ik op heb gekeken, is ie al weer verdwenen.

De rotondes zijn hier zodanig aangelegd, dat je er overheen kunt scheuren. De buschauffeur laat ons zien hoe je dat doet. Terugschakelen naar z’n twee is echt niet nodig. Maar verkeer op de rotonde heeft wel voorrang, dus het is wel oppassen geblazen. We komen langs het Does Mosvannsparken, een groot meer, midden in de voorstad van Stavanger. Hier is ook het museum voor moderne kunst. Mogelijk hebben we morgen nog tijd om dat te bezoeken. Het lijkt of we er al bijna zijn, maar schijn bedriegt. We rijden nog een heel eind door.

Eenmaal in het centrum van Stavanger aangekomen, bezoeken we eerst de VVV. We nemen verschillende folders van de omgeving mee en staan heel erg lang in de rij om te vragen waar we de maritieme kaarten voor het fjordengebied kunnen krijgen. Eindelijk aan de beurt heeft het meisje achter de balie geen idee waar het over gaat. Ze probeert via internet te zoeken en komt met een aantal scheepswerven die weliswaar in deze regio liggen, maar zeker niet in de binnenstad en bovendien zijn ze alleen van maandag tot en met vrijdag geopend.
Hier komen we niet verder mee, dus eerst maar eens een kop koffie drinken. Dat doen we in het Kulturhuset, waarin onder meer ook de bibliotheek is gevestigd. Het is een prachtig gebouw, waarin publiek en private partijen zo te zien mooi samenwerken. Zo is het café restaurant duidelijk van een private partij. De aankleding doet me denken aan een door de Eindhovense designer Piet Hein Eek ontworpen inrichting.

Het eetfestijn is in volle gang. Overal allerlei soorten voedsel van over de hele wereld, van gegrilde drumsticks op een stokje uit Brazilië tot sushi uit Japan. Van chique tot heel gewoon. Van voor kinderen tot voor volwassenen. Kinderen zijn met koksmutsen op aan het tekenen gezet, even verderop wordt een varken aan het spit gebraden.

We laten de kraampjes even voor wat ze zijn en lopen de gammele (het Noorse woord voor oude) stad in. De straten geplaveid met keien en aan de smalle straatjes witte houten huizen, allemaal verschillend en met de prachtigste houten versieringen. Deze huizen zijn duidelijk uit een tijd dat er hiervoor nog tijd en aandacht was en prefab nog tot de verre toekomst behoorde.

We lopen een glasatelier binnen en daar worden we aangesproken door een Nederlandse glaskunstenaar die tips meegeeft voor het maken van glassierraden en uitleg geeft over Tiffany. Misschien is het de moeite waard om die techniek in de vingers te krijgen. We vragen hem of hij weet waar we zeekaarten kunnen krijgen in deze omgeving. Hij weet het niet, noch zijn Noorse collega’s. Het enige dat hij zich kan bedenken is dat ze ons misschien bij het maritiem museum verder kunnen helpen. Dat had Ricco zelf ook al gedacht, dus lopen we die kant op.

Het is opvallend hoeveel Noorse borden en opschriften voor ons met een klein beetje puzzelen goed leesbaar zijn. Een kleine opsomming van wat we bijvoorbeeld tegen komen:
Fotterapeuten; pedicure
Beste smaken fra Jaeren; de beste smaken van (regio) Jaeren
Velkommen ombord; welkom aan boord
Avgang; vertrek
Ekstra søten korona; extra zoete aardbeien.
Tobaksrøkning strengt forbidt; roken van tabak streng verboden.
Universitetssjukehus; academisch ziekenhuis
Pizzabakeren; pizzeria
Brukt kringloopwinkel

In elk geval enige verwantschapen tussen het Nederlands en het Noors zijn hiermee mijns inziens wel aangetoond.

Bij het zeevaartmuseum weten ze zo maar niet waar maritieme kaarten verkrijgbaar zijn, maar ze doen ontzettend veel moeite om ons te helpen. Het meisje achter de balie belt de plaatselijke boekhandel en krijgt daar te horen dat er wel zeekaarten worden verkocht, maar dat niet helemaal duidelijk is of degenen die wij nodig hebben tot de voorraad behoren. We moeten zelf maar even komen kijken. Vervolgens belt het meisje haar vader, die ook een zeiler is, om raad. Ze krijgt haar moeder aan de lijn en het meisje schakelt over in het Duits. Dat is derde taal die we haar binnen een paar minuten vloeiend horen spreken. Haar vader blijkt niet bereikbaar te zijn. We bedanken voor de moeite en gaan op zoek naar de boekhandel met de belofte dat we straks terug zullen keren om het museum te bezoeken.
Het is voor ons moeilijk voor te stellen dat het zo moeilijk is om zeekaarten te vinden in de derde stad van Noorwegen dat toch bekend staat als een zeevarende natie.
We passeren twee levensgrote trollen, die ons er aan herinneren dat trollen bij de Noorse cultuur horen.

Verscholen onder het groen zie ik een doorgang die naar een ondergrondse ruimte onder de kathedraal lijkt te leiden. Ik loop er nieuwsgierig in en Ricco volgt mij. ‘Dit is de voetgangerstoegang tot de parkeergarage’ zegt Ricco en daar heeft hij gelijk in. Maar dat is niet alles. Ik wijs naar de openstaande dubbele ontzettend dikke stalen deuren die toegang tot de garage geven. “Dit is nu wel een parkeergarage, maar ik ben ervan overtuigd dat dit ooit gebouwd is als atoomschuilkelder” zeg ik. Het doet me denken aan een jaar of 35 geleden, toen we ook al eens in Noorwegen waren en ook toen een atoomschuilkelder ontdekten en bezochten uit de tijd van de koude oorlog.

In de boekhandel worden we naar de tweede verdieping geleid. Daar staat een grote ladekast waarin de kaarten liggen die beschikbaar zijn. Best wel een enorme hoeveelheid, maar allemaal kaarten van óf ten Noorden óf ten Zuiden van het gebied dat wij willen bevaren, maar de kaarten van het gebied waar wij ons bevinden zijn blijkbaar allemaal uitverkocht. We zijn een tijd aan het zoeken en net als we het zo’n beetje hebben opgegeven, die ik aan even verderop nog een standaard staan met zeekaarten en verrek! Daar zitten nu precies de kaarten tussen die we nodig hebben!

Op straat is het festival nog steeds in volle gang, het wordt steeds drukker en luidruchtiger. Overal mensen, alle terrassen vol, muziek schatert van alle kanten, lange rijen voor de kraampjes.
Ricco koopt drie worsten van respectievelijk rendier, eland en walvisvlees.
Ik ben nieuwsgierig naar de bubbelthee; Mango-icetea met vruchtenbolletjes, die in je mond kapot knappen. Heel bijzonder.

In de haven ligt het historische stalen stoomschip Rogaland. Als we later in het scheepvaartmuseum zijn, wordt regelmatig vol trots genoemd dat de Rogaland, gebouwd in 1929 op één van de vele tientallen werven die Stavanger toen rijk was, nog steeds in de haven van Stavanger ligt.

We zitten een hele tijd op een terras te genieten van het bekijken en beoordelen van de langskomende mensen, conclusies te trekken die nergens op zijn gebaseerd, en waarvan je je af kunt vragen of ze wel kloppend zijn. Maar dat is helemaal niet belangrijk in dit geval.

We gaan terug naar het scheepvaartmuseum, dat ons leidt door de geschiedenis van Stavanger. Van de haringindustrie in vroeger jaren tot de olie-industrie nu. Maar ook de volledig ingerichte salon uit de boot die voer op de Noorwegen-Amerikalijn, het boegbeeld met de vooruitstekende arm die er bij storm gedemonteerd kon worden, de volledig ingerichte zeilmakerij om maar zo een paar voorbeelden te noemen.
Aan het einde zien we de ingerichte kantoor van de rederij zoals dat er vroeger uitzag en het prachtige volledig ingerichte huis van de reder.

We zijn het kabaal van de mensenmassa al weer een beetje zat en lopen rustig in de richting van de bushalte. Langs de kathedraal en het park rondom het meer dat wel een beetje aan onze Haagse Hofvijver doet denken. Aan deze kant van het park staan de oude houten villa’s uit vroeger tijden, aan de andere kant ineens, voor het eerst vandaag, de confrontatie met de hoge moderne gebouwen.

Aan de rand van het park staat een beeld van een hertachtig dier in een verwrongen houding. Het blijkt te zijn opdragen aan mensen met Noors bloed die hebben bijgedragen aan de opbouw van Amerika. De tekst is al even absurd als het afgebeelde beest.

Als we bij de bushalte voor de terugtocht naar de haven staan te wachten, zie ik via mijn NOS-app dat een heftige storm over Nederland heen komt. Zelf zo heftig dat Rijkswaterstaat adviseert om niet de weg op te gaan. Morgen verwachten we die wind in iets afgezwakte vorm hier. We kunnen dus morgen mogelijk aan het einde van de dag, als de storm dan is overgewaaid, vertrekken richting het fjordengebied. We zijn nu in elk geval in het bezit van de juiste kaarten.

Maandag 27 juli 2015
Nadat we ons gisteren een dag verscholen hebben in de boot, is het deze ochtend tijd om verder te trekken. We varen op de motor, met –sumiere- wind tegen, twee uur lang richting het noorden langs de kust, tussen de eilandjes door. Dan aan stuurboord een vuurtorentje met een verzameling huisjes erbij. Helemaal wit, inclusief de daken, alsof ze zo uit een gipsmal gekomen zijn. Daar gaan we een beetje stuurboord uit. We varen langs de haast eindeloze kust van Stavanger, die zich het binnenland in buigt en slingert. Stavanger strekt zich wijd uit met een welhaast oneindig aantal huizen. Hoogbouw, daar hebben ze hier amper nog van gehoord.

Er is een klein beetje wind. Met de Genua hebben we 1,5 tot 2 knopen per uur voortgang.

We varen langs het enorme kraanschip Thialf van het offshorebedrijf Heerema. Het lijkt een Nederlands schip, maar hij vaart onder de Panamese vlag. Het bakbeest meet 201 meter bij 88 meter en is bijna 50 meter hoog, zonder de opbouw en de kranen mee te rekenen. Er kunnen 735 man mee aan boord en er is een helikopterdek aanwezig, om maar eens een paar wetenwaardigheden te noemen die op internet over het schip te vinden zijn. Het schip heeft 2 enorme kranen aan boord, 12 ankers en bovendien een dynamisch systeem waardoor hij altijd op dezelfde plek blijft liggen. Het is een imponerend gevaarte.

Overal bedrijvigheid, overal herrie. Een constante stroom van grommende motoren die urenlang duurt. Kabaal van vrachtboten die aan de wal liggen te wachten, van graafmachines en van fabrieken, van suppleyers op weg naar de booreilanden, van opstijgende en landende vliegtuigen, van helikopters die af en aan vliegen.
Soms is het, afgezien van een langsvarende motorboot, heel even wat rustiger. Dan hoor je het kabbelen van het water, het geblaat van schapen die grazen in de wei die vol met rotsblokken ligt. Het is soms onduidelijk wat eilanden zijn en wat het vaste land is. De buitenhuizen met botenhuizen ervoor langs de kant van het water. Een krijsende meeuw, even verder beantwoord door klaaglijk schreeuwen van een andere. Op een paal spiedt een aalscholver het water af. Daar gaat Aafkes tiental; 10 jonge eenden, waarschijnlijk net op eigen benen, die in een rijtje naar de overkant zwemmen.
Een kleine veerboot, waarvan wij vermoeden dat hij als een lijnbus van plaats naar plaats en van eiland naar eiland hopt. Een iets groter model, waar ook auto’s op kunnen worden meegenomen, vaart even verderop.
We varen als het ware om Stavanger heen. Overal laagbouw tot we de cirkel half hebben gerond. Dan ontwaren we ineens een aantal flats. En er zijn er nog meer in aanbouw, gezien de enorme bouwkranen die de skyline van Stavanger mede bepalen.
Ik hoop zo dat het zo een stuk rustiger wordt, dat het constante gebrom van allerlei motoren en machines zal afnemen.
Net na vieren varen we dan eindelijk het fjord in, de Gandsfjorden. En nog is het einde van Stavanger niet in zicht. Het water is hier direct onmetelijk diep (althans voor onze dieptemeter). De kaart geeft een diepte van 250 meter aan. Dat is 10 keer zo diep als de Noordzee. Aan de linkerkant van het fjord wordt het gebergte al wat hoger. De grijze kale kolossen met onderin een groene band. Hoe hoger, hoe minder groen en hoe meer grijs. Aan de rechterkant zien we, laag gelegen, de buitenwijken van Stavanger, met de spoorlijn die langs het fjord loopt.

Dit is niet één van de spectaculairste fjorden, maar we hebben gelezen dat er in Sandnes, zo’n 3 kilometer verderop, aan het einde van deze fjord, het een en ander te bezichtigen is, wat een bezoek de moeite waard maakt. Het plan is om daar morgen rond te gaan kijken en vervolgens verderop te gaan. Dan komen we bij de spectaculairdere fjorden.

Even verderop zien we een dorpje onder aan de voet van de bergen. De huizen, die vanaf hier piepklein lijken, zijn allemaal wit met rode daken. Voor het dorpje een hele troep meeuwen bij elkaar in en boven het fjord. Regelmatig zie je ze naar beneden duiken. Er zit hier vast een heleboel vis.
Een volgend dorpje lijkt twee compleet nieuwe wijken tegen de helling te hebben gebouwd. Allemaal dezelfde soort huizen, één wijk met gele en één wijk met blauwe huizen.

Aan de andere kant lijkt het einde van Stavanger nu eindelijk in zicht. En direct daarna zien we Sandnes al dichterbij komen. Het is best een aardige grote stad, zo te zien, veel meer dan het kleine dorpje dat ik verwachtte.

Na 8,5 uur hebben we eindelijk de 20 mijl gevaren die we vandaag op de rol hadden staan. Op een slakkegangetje zijn we helemaal aan het einde van de fjord gekomen, waar de haven ligt. We worden verwelkomd door een enorme hoeveelheid krijsende meeuwen en welgeteld 21 jonge zwanen.
Dan zie ik dat al die zwanen geringd zijn, om beide poten. Waarom is dat? Wat zouden ze over die zwanen willen weten? En is het eigenlijk gewoon dat zwanen ook in zout water leven? Kijk, daar heb je zwaan 42R en daar U322!

De supermarkt is op een steenworp afstand en dat maakt de verleiding groot om in plaats van te koken een paar franse kaasjes, salade en stokbrood te halen. Tussen de haven en de supermarkt zijn ze druk aan het werk om een heel aantal grote tribunes te bouwen. Het blijkt dat ze hier komend weekend de beste skiers van Noorwegen verwachten, die op wieltjes hun kunsten op de weg zullen vertonen. Er worden dan zo’n 50.000 bezoekers verwacht.

Tijdens het eten horen we een aantal keren een enorme plons achter ons. Dat, in combinatie met de enorme aantallen meeuwen die boven het water rondcirkelen, doet mij vermoeden dat er aardig wat vissen onder dit wateroppervlak moeten zitten. Ik kijk in het water en tot mijn verbazing zie ik zonder overdrijving enorme scholen van honderduizenden kleine visjes zwemmen. Af en toe zwemt er een wat grotere tussendoor. “Moet je komen kijken Ricco!”
Ricco heeft ergens nog een oude verroeste hengel staan en die pakt hij er direct bij. Het is zo’n uitschuifbaar geval, waardoor het ding wel zo’n vijf meter lang kan worden. Het touw kan met een haspel worden afgedraaid en opgedraaid. Aan het einde van het touw zit een verroeste haak. “Ik moet ook nog ergens een doos met lokaas hebben” zegt Ricco en hij duikt in de bakskist. Warempel! Daar tovert hij de doos zomaar tevoorschijn. Ricco heeft echter geen idee waar de verschillende spulletjes voor dienen en hoe hij ze moet gebruiken, dus hij kiest er uiteindelijk voor een stukje brood aan het verroeste haakje te spiesen. Het haakje gaat diverse keren over boord. De stukjes brood verdwijnen onder water, het haakje blijft leeg. Bij de laatste poging komt het touwtje zelfs zonder brood én zonder haakje weer boven water. Mogelijk zwemt er nu dus een vis met een verroest haakje in z’n bek. Ik hoop maar dat hij er niet te veel last van heeft.

Dinsdag 28 juli 2015

Sandnes is een stad zonder een specifiek eigen karakter. Een ratjetoe van van alles wat. Maar met het evenement van het komende weekend, zal Sandnes vast op de kaart worden gezet. Kosten nog moeite worden gespaard. Er worden enorme tribunes gebouwd. Een groot deel van de stad is nu al afgezet om het parcours op te bouwen. Er worden bruggen gebouwd van betonplaten die met spanbanden en enorme lijmklemmen bij elkaar worden gehouden en vervolgens is de hele constructie geasfalteerd, waardoor de hindernissen naadloos aansluiten op de weg waarop ze gefabriceerd zijn. Een aantal skiërs is het parcours al aan het verkennen. Je moet uitkijken hier, anders rijden ze je zo van het trottoir! In de winkelstraat zien we weinig van de vaste ketens die in Nederland het straatbeeld van de meeste steden bepalen. Opvallend veel boekhandels. Zouden die lange donkere winteravonden daadwerkelijk aanzetten tot lezen? Het marktplein, dat slechts wordt bezet door één groentekraan, is overdekt met een glazen overkapping. Het ziet er uit als een tuinbouwkas op hoge poten. Als versiering hangen er een heel aantal fietsen onder. Een soort van functioneel kunstwerk.

Bij de bank hangt een poster met de tekst ‘… tusen ting a tenke..’ Weer zo’n ‘aha’ als je weet wat het betekent: ‘duizend dingen om aan te denken’.

Voor het treinstation is het busstation. Het staat helemaal vol met groene bussen, met allemaal verschillende bestemmingen. Dan plotseling, het is 11.20 uur, is het blijkbaar vertrektijd voor alle bussen, want ze vertrekken in optocht en in een mum is het hele plein leeg.

Op advies van de mevrouw van de VVV zijn we naar het techniekmuseum getogen, de ‘wetenschapsfabriek met planetarium’ met de naam Vitenfabrikken. Op de straat voor het museum is een tuin aangelegd, waar van allerlei eetbaars groeit. Van broccoli tot appels, en van aardbeien tot peterselie.

In het museum is het personeel, dat helpt bij het bedienen van allerlei apparaten als je er zelf niet uitkomt, gekleed in grote rode stofjassen, met op de rug het woord ‘fabrieksarbeider’.
Spelenderwijs maak je kennis met techniek en dat is niet alleen leuk voor kinderen. B.v. de toon zingen waarbij een glas breekt of met je gedachten een balletje besturen.
Tegenover elkaar zitten met reepjes spiegel tussen je in waarin je een gecombineerd gezicht ziet van jullie beiden. Zo verandert Margit in de vrouw met de baard en heeft Ricco lang haar en een kale kin.
Ik leer dat mijn gewicht in goud een waarde heeft van 23.519.866 kronen, oftewel zo’n tweeënhalfmiljoen euro.
Er is ook nog een hele afdeling over de maakindustrie van Sandnes; vooral wol, textiel en fietsen. Grappig is hoe ze laten zien hoe Dave Cole op onafhankelijkheidsdag in 2005 de Amerikaanse vlag breide met behulp van twee John Deere shovels en met twee lantaarnpalen als breinaalden.
De volgende afdeling gaat over allerlei vormen van energieopwekking. Daar leer ik onder meer de eerste wet van de thermodynamica; ‘Energie can not be created or destroyed; it can only be changed from one form to another. Best een eye-opener, hoewel ook wel weer heel vanzelfsprekend.
De afdeling daarboven gaat over water; hoeveel water hebben we nodig, hoeveel meer water gebruiken we, hoeveel poep produceren we ieder jaarlijks, hoe krijgen we ons water weer schoon.
Dan gaan we naar het planetarium of te wel een 3D-filmzaal, waarin je in een stoel ligt en de film op het ronde koepelplafond boven je hoofd geprojecteerd wordt.

We zakken de Gandsfjorden weer af. Op de motor deze keer, want de wind is tegen en bovendien waait het amper. In een uur zijn we weer in Stavanger, waar we rechtsaf slaan, de Riskafjorden in. We laten het eiland Usken aan bakboord liggen. Er is weer een beetje wind, dus de motor kan uit en we laveren op ons dooie akkertje door het fjord tot we rechtsaf het Høgsfjorden in kunnen varen.
Wat is het geweldig hier he?
Nou, maar van mij had het wel ietsje warmer gemogen.
Je moet altijd wat te wensen blijven hebben, nietwaar en je moet tevreden zijn met wat je wél hebt.
Zijn dat nou wat je wijsheden noemt???

We weten dat het ontstaan van een fjord iets te maken heeft met de ijstijd en met gletchers. Maar hoe kan het dat die fjorden geen V-vorm hebben, maar overal bijna even diep zijn? Even googelen hebt ons aan het antwoord.
Een fjord is een trogdal dat gedeeltelijk opgevuld is met zeewater. Een trogdal of U-dal is een daltype met een U-vorm en een platte bodem met aan beide zijden steile wanden. Een U-dal ontstaat doordat een rivier of een gletsjer de bodem erodeert. Normaal is er sprake van een verticale en een horizontale erosie, hierdoor ontstaat een V-dal. Bij een trogdal is echter het gesteente op de bodem te hard waardoor de verticale erosie nauwelijks nog plaatsvindt. De horizontale erosie gaat echter wel gewoon door. Zo ontstaat de U-vorm. Ook kan een U-dal ontstaan doordat een gletsjer grote stukken land meeneemt of afschuurt.

In het Høgsfjorden hebben we de wind weer van opzij en hoeven we niet meer te laveren. Rechts zijn de bergen groen door de bebossing, links kaal en rotsachtig. Het wordt hier steeds onherbergzamer. Je ziet hier geen dorpjes meer, maar wel hier en daar een verdwaald huis of een eenzame boerderij.
De wind neemt weer af en uiteindelijk komen we echt niet meer vooruit. Het laatste stukje varen we op de motor, tot we rechtsaf de Lysefjord in kunnen varen. Aan het begin van de Lysefjord zit aan stuurboord het dorpje Bergevik Brygga (Forsand). Als we dichter bij het dorp komen zien we dat die kleine schattige huisjes in werkelijkheid hele grote luxe riante villa’s zijn.

In het kleine haventje van Bergevik Brygga leggen we aan, want het loopt al tegen tien uur en het begint zo te schemeren. Morgen gaan we verder de Lysefjord op.

Woensdag 29 juli 2015

Zachtjes tikt de regen op het dek. Tikketikketikketikke is het onophoudelijke geluid. De verwachting is dat het vandaag zo zal blijven. We komen samen tot de conclusie dat het zonde is om met regen en weinig wind één van de mooiste fjorden van Noorwegen op te motoren. We besluiten om een dagje te cocoonen op de boot.

Ricco kijkt op de thermometer. Het is hier binnen 15 graden. Ricco constateert dat het best knap van ons is dat we daarover nog niet geklaagd hebben. Vervolgens zet hij wel de kachel aan en vertrekt de regen in om bij het havenkantoor af te rekenen en de wificode te vragen.

Als hij terugkomt met een pak yoghurt en de wificode kijkt hij opnieuw op de thermometer. ’Het is hier 35 graden!” zegt hij. Ik kijk hem ongelooflijk aan en besef dan dringt het tot mij door dat het nu best warm is. Er verschijnt een smile van oor tot oor op Ricco’s gezicht; ‘het is hier nu 19 graden’ zegt hij. Daar was ik weer mooi ingetrapt.

Het is droog! De lucht wordt zelfs hier en daar al lichter We besluiten alsnog te vertrekken. Vliegensvlug ruimen we alles op en zijn we klaar voor vertrek.
We varen op de 50 meter hoge brug over het Lysefjord af, waar we zo onderdoor gaan. Er varen nog twee zeilboten op hun fok op de brug af, maar bij gebrek aan wind zijn zij genoodzaakt de zeilen te strijken en net als wij op de motor het fjord in te varen. Dat is wel jammer, want ik denk dat je deze fjord nog intenser ervaart wanneer het volkomen stil is. Desondanks maakt een gevoel van opwinding zich van mij meester. Aan weerszijden van het fjord reiken de grijze kolossen steeds hoger naar de hemel.
Even voorbij de brug liggen er midden in het fjord twee eilanden, die we links gaan passeren. Er staat een klein vuurtorentje op het kleinste linkse eiland; een klein achtkantig wit huisje met een rood dakje erop.

Langs de linkeroever loopt een autoweg die het fjord volgt, totdat de weg plotseling lijkt op te houden en de auto’s in het zwarte gaatje in de berg verdwijnen, alsof de berg de dinky-toys naar binnen zuigt. Daarna lijken ze voor altijd verdwenen.

Als we de eilanden gepasseerd zijn, wordt het fjord in de verte een stuk smaller. Aan de linkeroever rijzen de rotsformaties loodrecht uit het fjord omhoog. We zien de enorme scheuren in de rotsen omhoog schieten van de waterlijn tot boven in de top. Rauw gebeeldhouwde vlakken, even verder weer zo glad alsof de muur zojuist met een megaschuurmachine is bewerkt.
We varen onder de Preikestolen door, de uitstekende rotspunt waar ik 34 jaar geleden bovenop stond. Wat is hij klein vanaf hier! Je moet weten dat hij daar zit, anders zou je er zo voorbij varen zonder hem te zien. Bovenop zie je hele kleine ieniemienie puntjes. Dat moeten mensen zijn. De rotspunt lijkt vanaf hier écht op een preekstoel.

Ricco stuurt de Pinta het fjord schuin over, want daar is een mooie grote waterval.
Verder het fjord in, worden de rotsformaties meer afgerond aan de toppen. De bergen liggen daar als enorme grote megabeesten. Alsof grote grijze reuzewalrussen daar liggen te slapen aan de oever van de rivier. Heel rustig en vriendelijk en tegelijkertijd toch ook op de een of andere manier dreigend.

Verder gaan we het fjord in tot we aan de rechteroever een paar huizen zien liggen met een steiger ervoor. Het is het plaatsje Flørli. Het dorpje is vooral bekend door de in 1920 gebouwde oude waterkrachtcentrale. De oude pijpen lopen omhoog naar een 740 meter hoog gelegen bergmeer. Langs de pijpen loopt een trap met 4444 treden.
Het is een prachtig plekje dus we zetten de borden met het warme eten snel aan de kant en gaan aanleggen. Als we net goed en wel aan de kade liggen begint het te regenen. Maar niet lang. Als de afwas gedaan is, is het al weer droog en we besluiten aan de wal te gaan kijken waar we terecht gekomen zijn.

Hier is dus ’s werelds langste houten trap met 4444 treden die naar het bergmeer leidt. Wij beginnen na 44 treden al te hijgen. We doen er nog een keer 44 en dan nog één keer. Dan vinden we dat we hoog genoeg zijn voor een mooi uitzicht over het haventje, waarin alleen onze boot ligt. 4444 treden! Dat is niet 3 x 44 treden, maar 101 x 44 treden lopen. Dat is echt giga! Deze trap is ooit aangelegd tbv de centrale en ik las ergens dat in die tijd mannen met twee zakken cement op hun rug naar boven liepen.

Als we de 132 treden weer zijn afgedaald kopen we een ijsje in het winkeltje annex café dat bij het Bed en Breakfast hoort en samen met het museum in de oude centrale is gevestigd. Misschien kunnen we hier ook het havengeld betalen? ‘Liggen jullie in de haven?’ spreekt de jongen achter de kassa ons in het Nederlands aan. Het blijkt dat je hier gratis in de haven ligt. Dat is dan weer mooi meegenomen. Morgenochtend wordt er regen voorspeld, dus neem ik me voor om morgenochtend het museum te gaan bezoeken. Als de regen dan over is, kunnen we weer gaan varen.

Vervolg: deel 3